ECLI:NL:GHSGR:2008:BG5657

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
15 juli 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
BK-07/00018
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake aanslag rioolrecht gemeente Schiedam

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam, die op 7 december 2006 de afwijzing van het bezwaar tegen een aanslag in het rioolrecht door de gemeente Schiedam heeft bevestigd. De aanslag is opgelegd voor het jaar 2005 en betreft een onroerende zaak, gelegen aan de [a-straat 1] te [Q]. De belanghebbende, die in 1998 de onverdeelde eigendom van de onroerende zaak heeft verworven, betwist de rechtmatigheid van de aanslag. De Inspecteur van de gemeente Schiedam heeft het bezwaar van belanghebbende afgewezen, waarna belanghebbende in beroep ging bij de rechtbank. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, wat leidde tot het hoger beroep bij het Gerechtshof 's-Gravenhage.

Tijdens de zitting op 3 juni 2008 was de Inspecteur aanwezig, maar belanghebbende verscheen niet. Het Hof heeft vastgesteld dat belanghebbende op 1 januari van het onderhavige jaar mede-eigenaar was van de onroerende zaak, wat door de kadastrale registratie wordt bevestigd. Het Hof oordeelt dat de Inspecteur terecht belanghebbende als belastingplichtige heeft aangewezen en dat de aanslag terecht is opgelegd. Het hoger beroep wordt ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd. Er zijn geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van het Hof, en de beslissing is openbaar uitgesproken op 15 juli 2008.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-GRAVENHAGE
Sector belasting
Nummer BK-07/00018
Uitspraak van de eerste meervoudige belastingkamer d.d. 15 juli 2008
op het hoger beroep van [belanghebbende] te [Z] tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 7 december 2006, nr. RIOOLR 06/493-BRG, betreffende na te noemen aanslag.
Aanslag, bezwaar en geding in eerste aanleg
1.1 Aan belanghebbende is voor het jaar 2005 wegens het genot krachtens eigendom, bezit of beperkt recht of persoonlijk recht van de op de gemeentelijke riolering aangesloten onroerende zaak, plaatselijk bekend als [a-straat 1] te [Q], een aanslag opgelegd in het rioolrecht van de gemeente Schiedam.
1.2 Bij uitspraak op bezwaar heeft de heffingsambtenaar van de gemeente Schiedam (hierna: de Inspecteur) belanghebbendes bezwaar tegen de aanslag afgewezen.
1.3 Belanghebbende heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep bij de rechtbank ingesteld. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
Loop van het geding
2.1 Belanghebbende is van de uitspraak van de rechtbank in hoger beroep gekomen bij het Hof. In verband daarmee is door de griffier een griffierecht geheven van € 105. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
2.2 De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad ter zitting van het Hof van
3 juni 2008 om 10.00 uur, gehouden te Den Haag. Aldaar is de Inspecteur wel, doch belanghebbende niet verschenen. Belanghebbende is ruim na sluiting van het onderzoek ter zitting in het Paleis van Justitie aangekomen. Hij heeft tevoren niet met medewerkers werkzaam in het Paleis contact opgenomen om mede te delen dat hij later zou komen of om te verzoeken de mondelinge behandeling later te doen beginnen.
Verordening
De raad van de gemeente Schiedam heeft in zijn openbare vergadering van 13 december 2004 de Verordening rioolrecht 2005 vastgesteld. Blijkens de inhoud van de gedingstukken is de Verordening op de wettelijk voorgeschreven wijze bekendgemaakt.
Vaststaande feiten
Op grond van de stukken van het geding is, als tussen partijen niet in geschil, dan wel door een van hen gesteld en op zichzelf aannemelijk, in hoger beroep het volgende komen vast te staan:
3.1 Belanghebbende heeft de onverdeelde eigendom overeenkomende met de helft van de onroerende zaak in 1998 gekocht van zijn zuster. Van 16 juli 1998 tot begin 2007 stond hij als gerechtigde tot de helft van de eigendom van de onroerende zaak in het Kadaster vermeld. Belanghebbendes broer was in die periode de mede-eigenaar. In 2007 heeft belanghebbende zijn aandeel in het eigendom van de onroerende zaak verkocht.
3.2 Het Hoogheemraadschap van [B] heeft de aan belanghebbende opgelegde aanslag in de waterschapsomslag voor het jaar 2006 ambtshalve verminderd tot op nihil.
Omschrijving geschil en conclusies van partijen
4.1 Tussen partijen is uitsluitend in geschil of de onderhavige aanslag terecht aan belanghebbende is opgelegd, welke vraag door belanghebbende ontkennend en door de Inspecteur bevestigend wordt beantwoord.
4.2 Voor de standpunten van partijen en de gronden waarop zij deze doen steunen verwijst het Hof naar de gedingstukken.
Overwegingen omtrent het geschil
Belanghebbende heeft niet weersproken dat hij op 1 januari van het onderhavige jaar mede-eigenaar van de onroerende zaak was. De mede-eigendom van belanghebbende wordt bevestigd door de kadastrale registratie. Op basis van de door de rechtbank gebezigde gronden is het Hof met de rechtbank van oordeel dat de Inspecteur terecht belanghebbende als belastingplichtige heeft aangewezen. De onderhavige aanslag is derhalve terecht aan belanghebbende opgelegd. Daaraan doet niet af dat het Hoogheemraadschap van [B] de aan belanghebbende opgelegde aanslag in de waterschapsomslag voor het jaar 2006 ambtshalve heeft verminderd tot op nihil. Het hoger beroep is ongegrond.
Proceskosten
Het Hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.
Beslissing
Het Gerechtshof bevestigt de uitspraak van de rechtbank.
Deze uitspraak is vastgesteld door mrs. J.W. Savelbergh, P.J.J. Vonk en H.J. van den Steenhoven, in tegenwoordigheid van de griffier mr. L. van den Bogerd. De beslissing is op 15 juli 2008 in het openbaar uitgesproken.
aangetekend aan
partijen verzonden:
Zowel de belanghebbende als het daartoe bevoegde bestuursorgaan kan binnen zes weken na de verzenddatum van deze uitspraak beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
1. Bij het beroepschrift wordt een kopie van deze uitspraak gevoegd.
2. Het beroepschrift wordt ondertekend en bevat ten minste:
- de naam en het adres van de indiener;
- de dagtekening;
- de vermelding van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
- de gronden van het beroep in cassatie.
Het beroepschrift moet worden gezonden aan de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag.
De partij die beroep in cassatie instelt is griffierecht verschuldigd en zal daarover bericht ontvangen van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan worden verzocht de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.
3
nummer BK-07/00018
uitspraak