ECLI:NL:GHSGR:2008:BG6124

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
26 november 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
105.011.888.01
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • Kamminga
  • Dusamos
  • Milar
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herstel van gezag van moeder afgewezen in hoger beroep

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 26 november 2008 uitspraak gedaan in hoger beroep betreffende het gezag over de minderjarige [naam], geboren op [geboortedatum] 2001. De moeder, verzoekster in hoger beroep, had eerder in eerste aanleg een verzoek ingediend om haar te herstellen in het ouderlijk gezag over de minderjarige, die momenteel bij pleegouders verblijft. Dit verzoek was in eerste aanleg afgewezen door de kantonrechter in de rechtbank Rotterdam. De moeder stelde dat zij voldoende capaciteiten had om voor de minderjarige te zorgen en dat de minderjarige zich bij haar geborgen voelde. Jeugdzorg, die het gezag over de minderjarige heeft, heeft de stellingen van de moeder betwist en verzocht om de bestreden beschikking te bekrachtigen.

Tijdens de mondelinge behandeling op 24 oktober 2008 zijn de moeder en haar advocaat verschenen, evenals vertegenwoordigers van Jeugdzorg en de pleegvader. De pleegmoeder en de raad voor de kinderbescherming waren niet verschenen. Het hof heeft overwogen dat, hoewel de moeder in hoger beroep stelde dat het recht van hoor- en wederhoor was geschonden, dit gebrek in hoger beroep was hersteld doordat zij voldoende gelegenheid had gekregen om haar stellingen naar voren te brengen.

Het hof heeft verder overwogen dat het verzoek om gezagswijziging alleen kan worden afgewezen indien er gegronde vrees bestaat dat de belangen van het kind ernstig worden verwaarloosd. Gezien de zorgen omtrent de sociaal-emotionele ontwikkeling van de minderjarige en zijn hechting aan de pleegouders, heeft het hof geconcludeerd dat er gegronde vrees bestaat dat de minderjarige de overgang naar het gezin van de moeder niet goed zal kunnen verwerken. Daarom heeft het hof de bestreden beschikking bekrachtigd en de moeder niet hersteld in het ouderlijk gezag.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-GRAVENHAGE
Familiesector
Uitspraak : 26 november 2008
Zaaknummer : 105.011.888.01
Rekestnummer : 1323-R-07
Rekestnr. rechtbank : GZ VERZ 07-930
[verzoekster],
wonende te [woonplaats],
verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat mr. M.D. van Velthoven,
tegen
Stichting Bureau Jeugdzorg Stadsregio Rotterdam,
kantoor houdende te Rotterdam,
verweerster in hoger beroep,
hierna te noemen: Jeugdzorg.
Als belanghebbenden zijn aangemerkt:
de heer [naam],
hierna te noemen: de pleegvader,
en
mevrouw [naam],
hierna te noemen: de pleegmoeder,
beiden wonende te [woonplaats],
hierna gezamenlijk te noemen: de pleegouders.
PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP
De moeder is op 19 september 2007 in hoger beroep gekomen van de beschikking van 20 juni 2007 van de kantonrechter in de rechtbank Rotterdam.
Jeugdzorg heeft op 12 oktober 2007 een verweerschrift ingediend.
Van de zijde van de moeder zijn bij het hof op 16 november 2007 aanvullende stukken ingekomen.
Van de zijde van de Jeugdzorg zijn bij het hof op 20 oktober 2008 aanvullende stukken ingekomen.
De raad voor de kinderbescherming, hierna: de raad, heeft het hof bij brief van 16 oktober 2008 laten weten niet ter terechtzitting te zullen verschijnen.
Op 24 oktober 2008 is de zaak mondeling behandeld. Verschenen zijn: de moeder, bijgestaan door haar advocaat. Namens Jeugdzorg zijn verschenen: mevrouw mr. A.C. van Seventer, advocaat van Jeugdzorg, mevrouw M.R.A. Verkerk en mevrouw S.M. Buter. Verder is de pleegvader verschenen. De raad en de pleegmoeder zijn, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet verschenen. De aanwezigen hebben het woord gevoerd.
HET PROCESVERLOOP IN EERSTE AANLEG EN VASTSTAANDE FEITEN
Voor het procesverloop en de beslissing in eerste aanleg verwijst het hof naar de bestreden beschikking. Bij die beschikking zijn de verzoeken van de moeder, primair, om haar te herstellen in het ouderlijk gezag over de na te noemen minderjarige en, subsidiair, te gelasten het kind gedurende een proeftijd van ten hoogste zes maanden bij haar te laten verblijven, afgewezen.
Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten, voor zover daar in hoger beroep geen grief tegen is gericht.
BEOORDELING VAN HET HOGER BEROEP
1. In geschil is het gezag en de voorwaardelijke terugplaatsing van de minderjarige
[naam], geboren op [geboortedatum] 2001 te [geboorteplaats], verder:
de minderjarige, die bij pleegouders verblijft. Jeugdzorg heeft het gezag over de minderjarige.
2. De moeder verzoekt de bestreden beschikking te vernietigen en, opnieuw beschikkende, uitvoerbaar bij voorraad:
primair: de moeder te herstellen in het ouderlijk gezag over de minderjarige, thans verblijvende bij de pleegouders;
subsidiair: het verzoek gedurende een termijn van ten hoogste zes maanden aan te houden en te gelasten dat de minderjarige, in afwachting van deze definitieve primair verzochte beslissing, gedurende een door het hof te bepalen proeftijd van ten hoogste zes maanden bij de moeder zal verblijven.
3. Jeugdzorg bestrijdt haar beroep en verzoekt het hof de bestreden beschikking te bekrachtigen en mitsdien het verzoek in hoger beroep, strekkende tot vernietiging van de bestreden beschikking, af te wijzen.
4. De moeder betoogt vooreerst – kort weergegeven – dat de kantonrechter het recht van hoor- en wederhoor heeft geschonden. Daarnaast stelt de moeder dat uit het laatste rapport van Jeugdzorg blijkt dat zij voldoende capaciteiten heeft om de minderjarige datgene te bieden wat hij nodig heeft en dat de minderjarige zich bij haar geborgen voelt en aan haar is gehecht. De moeder stelt dat zij zelf voor de minderjarige kan zorgen, zij heeft een goede baan en goede huisvesting, en heeft geen bezwaar tegen een eventuele ondertoezichtstelling, mocht dit noodzakelijk zijn.
Jeugdzorg bestrijdt de stellingen van de moeder.
5. Het hof overweegt als volgt. Indien en voor zover er al van uit moet worden gegaan dat sprake is van schending van het beginsel van hoor- en wederhoor in eerste aanleg, zoals de moeder in hoger beroep betoogt, dan is dit gebrek in hoger beroep hersteld nu de moeder ter terechtzitting bij het hof alsnog voldoende gelegenheid heeft gehad om haar stellingen naar voren te brengen.
6. Wat betreft het verzoek van de moeder om met het gezag te worden belast, overweegt het hof als volgt. Het verzoek om gezagswijziging wordt slechts afgewezen indien gegronde vrees bestaat dat door de gezagswijziging de belangen van het kind ernstig worden verwaarloosd. Dit kan ook zijn gelegen in de vrees dat de minderjarige de overgang naar een ander gezin niet goed zal kunnen verwerken. Zoals blijkt uit het door Jeugdzorg overgelegde verslag van het psychologisch onderzoek van de minderjarige van 7 en 10 september 2007 van het Centrum voor Pleegzorg bestaan er grote zorgen omtrent de sociaal-emotionele ontwikkeling van de minderjarige, is er tevens sprake van een aandachts- en concentratieproblematiek, mogelijke psychische problemen en hechtingsproblematiek. Gelet op de geschetste problematiek van de minderjarige en nu uit de stukken en het verhandelde ter terechtzitting is gebleken dat de minderjarige erg gehecht is aan zijn pleegouders, hetgeen ook ter terechtzitting door de moeder is erkend, bestaat er naar het oordeel van het hof gegronde vrees dat de minderjarige een overgang van zijn pleegoudergezin naar het gezin van de moeder, thans niet goed zal kunnen verwerken. De minderjarige heeft rust nodig en duidelijkheid omtrent zijn situatie, hetgeen op dit moment, naar het oordeel van het hof, bereikt kan worden door de minderjarige bij zijn pleegouders geplaatst te houden en de huidige gezagssituatie te handhaven. Het hof zal de bestreden beschikking ten aanzien van het gezag dan ook bekrachtigen.
7. Gezien het voorgaande zal het hof de bestreden beschikking bekrachtigen.
BESLISSING OP HET HOGER BEROEP
Het hof:
bekrachtigt de bestreden beschikking.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Kamminga, Dusamos en Milar, bijgestaan door mr. Vergeer-van Zeggeren als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 26 november 2008.