ECLI:NL:GHSGR:2008:BG6246

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
22 oktober 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
105.012.826-01
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • Husson
  • Pannekoek-Dubois
  • Dusamos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van partneralimentatie in hoger beroep na verzuim van incidenteel appel

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 22 oktober 2008 uitspraak gedaan in hoger beroep betreffende de partneralimentatie. De vrouw, verzoekster in hoger beroep, had op 11 maart 2008 hoger beroep ingesteld tegen een beschikking van de rechtbank Rotterdam van 14 januari 2008, waarin de man was verplicht om aan de vrouw een bedrag van € 1.250,- per maand te betalen als levensonderhoud. De man had geen verweerschrift ingediend en was niet verschenen op de zitting, terwijl de vrouw wel was opgeroepen. Tijdens de mondelinge behandeling op 13 augustus 2008 heeft de vrouw verzocht om de bestreden beschikking te vernietigen en een lagere alimentatie van € 350,- per maand toe te kennen. De vrouw stelde dat er overeenstemming was over dit bedrag, maar dat dit pas na de beschikking van de rechtbank was bereikt. De man betwistte dit en gaf aan dat hij door schulden niet in staat was om de alimentatie te betalen.

Het hof oordeelde dat de man zijn financiële situatie niet voldoende had verduidelijkt en dat hij geen incidenteel beroep had ingesteld. Hierdoor kon het hof niet toekomen aan een lager bedrag dan door de vrouw was verzocht. Het hof heeft de bestreden beschikking vernietigd voor zover het de partneralimentatie betreft en heeft de alimentatie voor de vrouw vastgesteld op € 350,- per maand, met ingang van 29 april 2008, en verklaarde deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad. De uitspraak benadrukt het belang van het indienen van een verweerschrift en het tijdig instellen van incidenteel appel in alimentatiezaken.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-GRAVENHAGE
Familiesector
Uitspraak : 22 oktober 2008
Zaaknummer : 105.012.826.01
Rekestnummer (oud) : 397-R-08
Rekestnr. rechtbank : F1 RK 07-2305
[appellant],
wonende te [woonplaats]
verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat mr. C.W.F. Jansen,
tegen
[geïntimeerde]
wonende te [woonplaats]
verweerder in hoger beroep,
hierna te noemen: de man.
PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP
De vrouw is op 11 maart 2008 in hoger beroep gekomen van een beschikking van 14 januari 2008 van de rechtbank Rotterdam.
De man heeft geen verweerschrift ingediend.
Van de zijde van de vrouw zijn bij het hof op 6 mei 2008 aanvullende stukken ingekomen.
Op 13 augustus 2008 is de zaak mondeling behandeld. Verschenen zijn: de advocaat van de vrouw en de man. De vrouw is, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet verschenen. De aanwezigen hebben het woord gevoerd.
Nadien zijn, volgens afspraak ter zitting, de volgende stukken bij het hof ingekomen:
van de zijde van de vrouw een faxbericht van 22 september 2008 en een faxbericht van 8 oktober 2008.
HET PROCESVERLOOP IN EERSTE AANLEG EN VASTSTAANDE FEITEN
Voor het procesverloop en de beslissing in eerste aanleg verwijst het hof naar de bestreden beschikking. Bij die beschikking heeft de rechtbank onder meer tussen partijen de echtscheiding uitgesproken en uitvoerbaar bij voorraad bepaald dat de man met ingang van de dag dat de echtscheidingsbeschikking is of zal zijn ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand aan de vrouw tot haar levensonderhoud zal dienen te voldoen een bedrag van € 1.250,- per maand, telkens bij vooruitbetaling te voldoen.
De echtscheidingsbeschikking is op 29 april 2008 ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand bij de gemeente Rotterdam.
BEOORDELING VAN HET HOGER BEROEP
1. In geschil is de door de man aan de vrouw te betalen bijdrage in de kosten van haar levensonderhoud.
2. De vrouw verzoekt de bestreden beschikking voorzover het de partneralimentatie betreft te vernietigen en, opnieuw beschikkende, ten laste van de man aan de vrouw toe te kennen een uikering tot haar levensonderhoud van € 350,- per maand.
3. De vrouw stelt in haar enige grief dat de rechtbank ten onrechte de partneralimentatie heeft vastgesteld op € 1.250,- per maand. De vrouw stelt dat partijen het eens zijn geworden over de hoogte van de alimentatie, voor een bedrag van € 350,- per maand, zij het pas op het moment dat de rechtbank de beschikking had gegeven. In verband met de executieperikelen acht de vrouw het van belang dat het juiste alimentatiebedrag in een rechterlijke uitspraak wordt neergelegd.
4. De man heeft ter terechtzitting de stelling van de vrouw zoals weergegeven in haar beroepschrift weersproken. De man heeft verklaard dat er weliswaar overeenstemming tussen partijen was betreffende de hoogte van de partneralimentatie, maar dat hij thans veel schulden heeft opgebouwd, waardoor hij geen draagkracht meer heeft om een bedrag van € 350,- aan de vrouw te kunnen voldoen.
5. Op basis van de stukken en het verhandelde ter terechtzitting overweegt het hof als volgt. Het hof is voor wat betreft de draagkracht van de man van oordeel dat de man in hoger beroep zijn financiële situatie niet heeft verduidelijkt dat hij niet in staat is de door de vrouw verzochte partneralimentatie te betalen. De man heeft geen incidenteel beroep ingesteld, zodat het hof niet kan toekomen aan een lager bedrag dan door de vrouw is gevraagd. Het hof zal derhalve het verzoek van de vrouw toewijzen. De bestreden beschikking dient ten aanzien van de partneralimentatie te worden vernietigd.
BESLISSING OP HET HOGER BEROEP
Het hof:
vernietigt de bestreden beschikking voor zover het de uitkering tot levensonderhoud van de vrouw betreft en, in zoverre opnieuw beschikkende:
bepaalt de alimentatie voor de vrouw ten laste van de man, met ingang van 29 april 2008, op € 350,- per maand, wat de na heden te verschijnen termijnen betreft bij vooruitbetaling te voldoen;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Husson, Pannekoek-Dubois en Dusamos, bijgestaan door mr. Steenks als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 22 oktober 2008.