ECLI:NL:GHSGR:2008:BG6749

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
24 september 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.008.152/01
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • A. van den Wildenberg
  • M. Kamminga
  • J. van der Kuijl
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging ondertoezichtstelling van minderjarigen na positieve ontwikkelingen in gezinssituatie

In deze zaak gaat het om de beëindiging van de ondertoezichtstelling van de minderjarigen [kind 1] en [kind 2]. De ouders, verzoekers in hoger beroep, hebben in hoger beroep de beschikking van de kinderrechter aangevochten, die eerder had besloten tot ondertoezichtstelling van de kinderen. De kinderrechter had geoordeeld dat er voldoende gronden waren voor deze maatregel, gezien de problematiek binnen het gezin en de eerdere incidenten, waaronder een poging tot brandstichting door de moeder en [kind 1]. De ouders hebben echter betoogd dat de situatie inmiddels aanzienlijk is verbeterd. Ze hebben actief hulpverlening gezocht en de Multi Systeem Therapie (MST) met succes afgerond. De ouders stellen dat ze in staat zijn om voor hun kinderen te zorgen en dat de ondertoezichtstelling niet langer noodzakelijk is.

Tijdens de zitting heeft het hof de ouders, de raad voor de kinderbescherming en de gezinsvoogd gehoord. De raad heeft de stelling van de ouders bestreden en aangegeven dat er nog steeds een risico bestaat voor de ontwikkeling van de kinderen. Het hof heeft echter geconcludeerd dat de ouders voldoende vooruitgang hebben geboekt en dat de ondertoezichtstelling geen meerwaarde meer heeft. De moeder woont weer thuis en de kinderen gaan weer naar school. Het hof heeft de beslissing van de rechtbank vernietigd en de ondertoezichtstelling met ingang van 25 september 2008 opgeheven, terwijl de overige onderdelen van de beschikking zijn bekrachtigd.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-GRAVENHAGE
Familiesector
Uitspraak : 24 september 2008
Zaaknummer. : 200.008.152.01
Rekestnr. rechtbank : 07-2945
[appellant 1] en [appellant 2],
wonende te [woonplaats],
verzoekers in hoger beroep,
hierna te noemen: de ouders,
advocaat mr. M.J.R. Roethof,
tegen
de raad voor de kinderbescherming,
kantoorhoudende te ’s-Gravenhage,
hierna te noemen: de raad.
Als belanghebbende is aangemerkt:
de Stichting Bureau Jeugdzorg Zuid Holland,
kantoorhoudende te Leiden,
hierna te noemen: Jeugdzorg.
PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP
De ouders zijn op 9 mei 2008 in hoger beroep gekomen van de beschikking van 12 februari 2008 van de kinderrechter in de rechtbank te ’s-Gravenhage.
De raad heeft op 16 juli 2008 een verweerschrift ingediend.
Van de zijde van de ouders zijn bij het hof op 9 mei 2008, 13 mei 2008, 3 juni 2008 en 5 augustus 2008 aanvullende stukken ingekomen.
Op 10 september 2008 is de zaak mondeling behandeld. Verschenen zijn: de ouders, bijgestaan door hun advocaat, namens de raad de heer T.H. van de Berg en namens Jeugdzorg de gezinsvoogd [gezinsvoogd]. De hierna te noemen minderjarigen [kind 1] en [kind 2] zijn in raadkamer gehoord. De aanwezigen hebben het woord gevoerd.
HET PROCESVERLOOP IN EERSTE AANLEG EN VASTSTAANDE FEITEN
Voor het procesverloop en de beslissing in eerste aanleg verwijst het hof naar de bestreden beschikking. Bij die beschikking zijn, uitvoerbaar bij voorraad, de na te noemen minderjarigen [kind 1] en [kind 2] onder toezicht gesteld voor de periode van 12 februari 2008 tot 12 februari 2009.
Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten, voor zover daar in hoger beroep geen grief tegen is gericht.
BEOORDELING VAN HET HOGER BEROEP
1. In geschil is de ondertoezichtstelling van de minderjarigen:
[kind 1], geboren [in 1990] te Leiden, hierna: [kind 1] en [kind 2], geboren [in 1993] te Leiden, hierna: [kind 2],
hierna gezamenlijk te noemen: de kinderen.
2. De ouders verzoeken de bestreden beschikking te vernietigen en het inleidende verzoek van de raad om de kinderen voor de duur van één jaar onder toezicht te stellen alsnog af te wijzen, althans een zodanig beslissing te geven als het hof juist acht.
3. De raad bestrijdt het beroep en verzoekt de bestreden beschikking te bekrachtigen.
4. De ouders stellen dat de rechtbank ten onrechte het verzoek tot ondertoezichtstelling heeft toegewezen. De rechtbank heeft haar beslissing gebaseerd op achterhaalde feiten en omstandigheden en onvoldoende rekening gehouden met de vooruitgang die de moeder de laatste tijd heeft gemaakt. De ondertoezichtstelling is destijds uitgesproken naar aanleiding van een poging tot brandstichting van de moeder en [kind 1]. De moeder is hier inmiddels voor vrijgesproken. Wel krijgt de moeder begeleiding van de reclassering ingevolge een overtreding op de Wet Wapens en Munitie. De ouders stellen dat zij zelf in staat zijn voor de kinderen te zorgen. Het gaat thans goed met de kinderen. [kind 2] gaat naar school op het OPDC en heeft zijn ADHD onder controle. De ouders hebben zelfstandig contact gezocht met het Traumacentrum en het RIAGG voor de problematiek van [kind 2]. Beide instanties hebben [kind 2] onderzocht en geconcludeerd dat het goed gaat met [kind 2]. Voorts gaan de ouders iedere maand met [kind 2] voor controle naar het Curium. De reclasseringsbegeleiding van [kind 1] verloopt goed. [kind 1] gaat naar school en wil graag haar diploma halen zodat zij de PABO kan volgen. Het gezin heeft de Multi Systeem Therapie (hierna: MST) met succes afgerond. De ouders stellen dat er totaal geen inhoud wordt gegeven aan de ondertoezichtstelling. In maart 2008 hebben de ouders de gezinsvoogd ontmoet bij een kennismakingsgesprek. Sindsdien is er geen contact meer geweest met de gezinsvoogd. De raad stelt zich op het standpunt dat hulpverlening voor het gezin geïndiceerd is, maar onderbouwt haar standpunt volgens de ouders niet. De raad heeft tot op heden geen hulpverlening ingeschakeld. De gronden voor een ondertoezichtstelling zijn volgens de ouders niet langer aanwezig nu de kinderen zich goed ontwikkelen, de hulpverlening (in de vorm van de MST) met succes is afgerond en de thuissituatie sinds februari 2008 stabiel is.
5. De raad stelt dat de rechtbank op goede gronden heeft geoordeeld en de actuele situatie voldoende in ogenschouw heeft genomen. De kinderrechter heeft geconstateerd dat er positieve signalen zijn en heeft de ervaringen met MST in aanmerking genomen. De kinderrechter heeft desondanks een ondertoezichtstelling nodig geacht. Vrijwillige hulpverlening is in het verleden niet toereikend geweest. De MST kan niet worden gezien als vrijwillige hulpverlening aangezien deze is ingezet in het kader van de reclasseringsbegeleiding van [kind 1]. Voorts is de hulpverlening in het kader van de reclasseringsbegeleiding ontoereikend nu deze zich formeel, in een dwingend kader, alleen op [kind 1] kan richten terwijl dwingende hulpverlening voor het gehele gezin noodzakelijk is.
De raad verklaart ter terechtzitting dat er in het verleden veel problemen zijn geweest in het gezin, maar niet op de hoogte te zijn van de actuele situatie. Hoewel nu blijkt dat de MST is afgerond en de moeder stelt dat haar situatie aanzienlijk is verbeterd, is deze verbetering volgens de raad zeer recentelijk. De raad stelt dat thans nog niet met voldoende zekerheid kan worden gesteld dat er sprake is van een stabiele situatie. Hoewel een ondertoezichtstelling nu wellicht niet noodzakelijk is, kan dit volgende maand weer anders zijn. De raad acht een ondertoezichtstelling noodzakelijk om zicht te kunnen blijven houden op de ontwikkeling van de kinderen. Indien hulpverlening noodzakelijk blijkt te zijn, kan de raad de hulpverlening in gang brengen en de continuïteit ervan garanderen. De gezinsvoogd kan zo op de achtergrond een belangrijke rol spelen en als stok achter de deur fungeren.
6. Jeugdzorg heeft met de jeugdreclassering afgesproken dat de jeugdreclassering [kind 1] begeleidt en de gezinsvoogd inschakelt op het moment dat het noodzakelijk is. De gezinsvoogd heeft regelmatig contact met de jeugdreclassering. Tot op heden zijn er geen problemen geweest. De gezinsvoogd heeft derhalve nog geen actie hoeven ondernemen. Jeugdzorg stelt dat de ondertoezichtstelling nuttig kan zijn als stok achter de deur. Jeugdzorg verklaart dat [kind 1] in april 2009 klaar zal zijn met de jeugdreclassering.
7. Het hof is op grond van de stukken, het verhandelde ter terechtzitting en het minderjarigenverhoor van [kind 1] en [kind 2] van oordeel dat, hoewel de rechtbank destijds terecht heeft beslist dat de gronden voor een ondertoezichtstelling aanwezig waren, het gezin sindsdien zo veel vooruitgang heeft geboekt dat een ondertoezichtstelling thans niet langer noodzakelijk is. Het hof neemt hierbij in overweging dat de moeder sinds enige tijd weer thuis woont en ter zitting een zeer stabiele indruk heeft gemaakt. Voorts hebben de ouders voldoende aangetoond dat zij in staat zijn om adequaat te reageren op de problematiek van de kinderen. Zo hebben de ouders zelfstandig hulpverlening ingeschakeld voor [kind 2] en wordt de hulpverlening gecontinueerd middels regelmatige bezoeken aan het Curium. Daarnaast werkt [kind 1] goed mee met de jeugdreclassering. Bovendien gaan beide kinderen weer naar school en worden hierin voldoende ondersteund door de ouders. Nu de ouders naar het oordeel van het hof voldoende hebben aangetoond dat zij zelfstandig in staat zijn de kinderen een veilige en gestructureerde opvoeding te bieden en de zedelijke en geestelijke belangen van de kinderen niet langer worden bedreigd, heeft de ondertoezichtstelling naar het oordeel van het hof geen meerwaarde meer. Het hof verwerpt de stelling van de raad dat de gezinsvoogd als stok achter de deur kan dienen voor het geval er in de toekomst iets fout gaat. Een ondertoezichtstelling is alleen aangewezen indien er sprake is van een reële bedreiging van de geestelijke belangen en gezondheid van de kinderen. De enkele mogelijkheid daartoe is onvoldoende. Daarnaast ontvangen zowel de moeder als [kind 1] begeleiding van de reclassering. Er zijn derhalve voldoende middelen in het gezin aanwezig ter afwending van een eventuele bedreiging van de belangen van de kinderen. Het hof zal op grond van het voorgaande de ondertoezichtstelling met ingang van 25 september 2008 beëindigen.
8 Mitsdien dient als volgt te worden beslist.
BESLISSING OP HET HOGER BEROEP
Het hof:
vernietigt de bestreden beschikking met ingang van 25 september 2008 en, in zoverre opnieuw beschikkende:
heft de ondertoezichtstelling van de minderjarigen [kind 1] en [kind 2] met ingang van 25 september 2008 op;
bekrachtigt de bestreden beschikking voor het overige.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Van den Wildenberg, Kamminga en Van der Kuijl, bijgestaan door mr. Prins als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 24 september 2008.