ECLI:NL:GHSGR:2008:BG6964

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
15 oktober 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
105.011.499.01
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • A. van Leuven
  • M. Mos-Verstraten
  • J. van Montfoort
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onderbewindstelling van verzoekster met geestelijke gezondheidsproblemen

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 15 oktober 2008 uitspraak gedaan in hoger beroep betreffende de onderbewindstelling van de verzoekster. De verzoekster, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. M.L. Kleyn, was in hoger beroep gekomen van een beschikking van de kantonrechter in de rechtbank te 's-Gravenhage, waarin bewind was ingesteld over haar goederen. De stichting, die als belanghebbende was aangemerkt, werd vertegenwoordigd door advocaat mr. J. van Loon. De verzoekster was niet in staat om de zitting bij te wonen, maar werd gehoord in een gesloten inrichting, waar zij verbleef vanwege haar geestelijke toestand.

Het hof heeft het procesverloop in hoger beroep besproken, waarbij de verzoekster op 5 juli 2007 in hoger beroep was gekomen en de stichting op 3 december 2007 een verweerschrift had ingediend. Tijdens de mondelinge behandeling op 25 juni 2008 was de verzoekster niet verschenen, wat leidde tot een verzoek van haar advocaat om de zaak aan te houden. Het hof heeft dit verzoek ingewilligd en de zaak pro forma aangehouden.

De beoordeling van het hoger beroep richtte zich op de vraag of de onderbewindstelling van de verzoekster gerechtvaardigd was. De verzoekster stelde dat zij in staat was haar eigen financiën te beheren, terwijl de stichting betoogde dat zij lijdt aan schizofrenie van het paranoïde type en niet in staat is haar vermogensrechtelijke belangen zelf te waarnemen. Het hof heeft geconcludeerd dat de geestelijke toestand van de verzoekster het noodzakelijk maakt om het bewind in stand te houden. De bestreden beschikking werd dan ook bekrachtigd.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-GRAVENHAGE
Familiesector
Uitspraak : 15 oktober 2008
Zaaknummer : 105.011.499.01
Rekestnummer : 928-H-07
Rekestnr. rechtbank : EJ VERZ 07-80787
[verzoekster],
wonende te [woonplaats],
verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: de verzoekster,
advocaat mr. M.L. Kleyn.
Als belanghebbende is aangemerkt:
de Stichting [naam],
kantoorhoudende te [woonplaats],
hierna te noemen: de stichting,
advocaat mr. J. van Loon.
PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP
De verzoekster is op 5 juli 2007 in hoger beroep gekomen van de beschikking van de kantonrechter in de rechtbank te ’s-Gravenhage van 5 april 2007.
De stichting heeft op 3 december 2007 een verweerschrift ingediend.
Van de zijde van de verzoekster zijn bij het hof op 6 augustus 2007, 15 augustus 2007 en 20 juni 2008 aanvullende stukken ingekomen.
Van de zijde van de heer [naam], de bewindvoerder van de verzoekster in het kader van de Wet schuldsanering natuurlijke personen (hierna: Wsnp) is bij het hof op 19 juni 2008 een brief ingekomen.
Bij brief van 17 maart 2008 heeft het Openbaar Ministerie meegedeeld af te zien van de mogelijkheid te concluderen en mitsdien niet ter zitting te zullen verschijnen.
Op 25 juni 2008 is de zaak mondeling behandeld. Verschenen zijn: de advocaat van de verzoekster en namens de stichting: de advocaat en de heer [naam]. De verzoekster is, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet verschenen. De aanwezigen hebben het woord gevoerd.
De advocaat van de verzoekster heeft bij de mondelinge behandeling van 25 juni 2008 het hof verzocht de zaak aan te houden nu de verzoekster niet in de gelegenheid is geweest om ter zitting te verschijnen. Na de aanwezigen te hebben gehoord, heeft het hof ter terechtzitting beslist de zaak pro forma aan te houden ten einde de advocaat van de verzoekster in de gelegenheid te stellen een schriftelijk bewijsstuk over te leggen waaruit blijkt dat de verzoekster niet in de gelegenheid was ter zitting te verschijnen.
Van de zijde van de advocaat van de verzoekster is bij het hof op 7 juli 2008 een brief ingekomen waaraan een brief van het afdelingshoofd Zorg van Parnassia is gehecht waaruit volgt dat de verzoekster ten tijde van de mondelinge behandeling van 25 juni 2008 in de separeer van de gesloten afdeling van Parnassia verbleef.
Van de zijde van de stichting is bij het hof op 14 juli 2008 een brief ingekomen waarin de stichting het hof verzoekt het verzoek van de advocaat van de verzoekster om de verzoekster alsnog te horen, af te wijzen.
Het hof heeft beslist de verzoekster te horen. Het verhoor van de verzoekster heeft op
4 september 2008 plaatsgevonden in de gesloten afdeling van Parnassia in aanwezigheid van haar advocaat en de heer [naam] van de stichting. De aanwezigen hebben het woord gevoerd.
HET PROCESVERLOOP IN EERSTE AANLEG EN VASTSTAANDE FEITEN
Voor het procesverloop en de beslissing in eerste aanleg verwijst het hof naar de bestreden beschikking. Bij die beschikking is bewind ingesteld over alle goederen die toebehoren en zullen toebehoren aan de verzoekster. Voorts is de stichting benoemd tot bewindvoerder.
Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten, voor zover daar in hoger beroep geen grief tegen is gericht.
BEOORDELING VAN HET HOGER BEROEP
1. In geschil is de onderbewindstelling van de verzoekster.
2. De verzoekster verzoekt de bestreden beschikking te vernietigen en, opnieuw beschikkende, het inleidende verzoek tot onderbewindstelling van haar alsnog af te wijzen.
3. De stichting bestrijdt het beroep en verzoekt het hof de verzoekster niet-ontvankelijk te verklaren, althans het verzoek af te wijzen en de verzoekster te veroordelen in de kosten van het appel.
4. De verzoekster erkent dat zij door een moeilijke periode in haar leven gaat maar stelt dat zij niet lijdt aan een geestelijke stoornis waardoor zij haar vermogensrechtelijke belangen niet zelf behoorlijk zou kunnen waarnemen. Voorts merkt de verzoekster op dat de stichting voor haar niet te bereiken is, haar geen informatie geeft omtrent haar inkomsten en weigert overleg te voeren over de hoogte van het voor haar benodigde zakgeld. De verzoekster verklaart dat zij haar eigen financiën wil beheren en daartoe in staat is.
5. De stichting stelt dat de verzoekster thans niet in staat is zelf haar financiën te beheren. Uit een deskundigenverklaring van een assistent-arts volgt dat de verzoekster lijdt aan schizofrenie van het paranoïde type. Voorts stelt de stichting dat de verzoekster is toegelaten tot de Wsnp en dat een onderbewindstelling noodzakelijk is om de Wsnp naar behoren te kunnen afronden. De stelling van de verzoekster dat door de stichting geen informatie wordt verstrekt aan de verzoekster is onjuist nu de stichting regelmatig contact heeft gehad met de begeleiders van de verzoekster alsmede met haar advocaat. Voorts heeft de stichting de advocaat van de verzoekster een financieel overzicht verstuurd. De stichting stelt dat, door de verplichte afbetaling van haar schulden er niet meer zakgeld voor de verzoekster beschikbaar is dan zij thans ontvangt.
6. Het hof overweegt als volgt. Uit het verhoor van de verzoekster is het hof gebleken dat de verzoekster ten gevolge van haar geestelijke toestand niet in staat is ten volle haar vermogensrechtelijke belangen zelf behoorlijk waar te nemen. Het hof is derhalve van oordeel dat het in het belang van de verzoekster noodzakelijk is een bewind in te stellen en ingesteld te houden over de goederen die aan de verzoekster toebehoren of zullen toebehoren. Het hof zal de bestreden beschikking op grond van het voorgaande bekrachtigen.
BESLISSING OP HET HOGER BEROEP
Het hof:
bekrachtigt de bestreden beschikking.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Van Leuven, Mos-Verstraten en Van Montfoort, bijgestaan door mr. Prins als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 15 oktober 2008.