ECLI:NL:GHSGR:2008:BG7021

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
15 oktober 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.006.915.01
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. van Leuven
  • A. Mos-Verstraten
  • J. van Montfoort
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake ondertoezichtstelling van minderjarige met positieve ontwikkeling

In deze zaak gaat het om de ondertoezichtstelling van de minderjarige [de minderjarige], geboren op [datum] 2007. De moeder, verzoekster in hoger beroep, heeft op 16 mei 2008 hoger beroep aangetekend tegen de beschikking van de kinderrechter van 19 februari 2008, waarin de ondertoezichtstelling van de minderjarige was vastgesteld. De moeder stelt dat de situatie van de minderjarige is verbeterd en dat zij in staat is om de opvoeding en verzorging van de minderjarige te bieden zonder ondertoezichtstelling. De raad voor de kinderbescherming heeft de ondertoezichtstelling aangevraagd op basis van zorgen over de ontwikkeling van de minderjarige en zijn zus, [naam zus]. De raad heeft in zijn verweerschrift aangegeven dat de ondertoezichtstelling noodzakelijk is, omdat de moeder niet in staat zou zijn om een stabiele opvoeding te bieden.

Tijdens de mondelinge behandeling op 24 september 2008 zijn de moeder, haar advocaat, de vertegenwoordiger van de raad en de gezinsvoogd van Jeugdzorg verschenen. De vader is niet verschenen. De moeder heeft betoogd dat de huidige situatie van de minderjarige stabiel is en dat zij samen met de gezinsvoogd kan werken aan een veilige opvoeding. De raad heeft echter betoogd dat de zorgen over de pedagogische vaardigheden van de moeder nog steeds bestaan, ondanks de positieve ontwikkeling die is waargenomen.

Het hof heeft de feiten uit de eerste aanleg overgenomen en geconcludeerd dat, hoewel de gronden voor de ondertoezichtstelling nog aanwezig zijn, de opvoeding van de minderjarige goed verloopt. Het hof heeft besloten de ondertoezichtstelling met ingang van 1 januari 2009 op te heffen, maar de bestreden beschikking voor het overige te bekrachtigen. De beslissing is genomen met inachtneming van de positieve ontwikkeling van de minderjarige en de samenwerking tussen de moeder en de gezinsvoogd.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-GRAVENHAGE
Familiesector
Uitspraak : 15 oktober 2008
Zaaknummer. : 200.006.915.01
Rekestnr. rechtbank : JE RK 07-3095
[verzoekster],
wonende te [woonplaats],
verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat mr. A. Schellekens,
tegen
de raad voor de kinderbescherming,
kantoorhoudende te ’s-Gravenhage,
hierna te noemen: de raad.
Als belanghebbenden zijn aangemerkt:
1. de heer [naam],
wonende te [woonplaats],
hierna te noemen: de vader,
2. de stichting Bureau Jeugdzorg Zuid-Holland,
kantoorhoudende te Leiden,
hierna te noemen: Jeugdzorg.
PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP
De moeder is op 16 mei 2008 in hoger beroep gekomen van de beschikking van 19 februari 2008 van de kinderrechter in de rechtbank te ’s-Gravenhage.
De raad heeft op 6 augustus 2008 een verweerschrift ingediend.
Van de zijde van de moeder zijn bij het hof op 11 juli 2008 en 13 augustus 2008 aanvullende stukken ingekomen.
Van de zijde van Jeugdzorg is bij het hof op 18 september 2008 een aanvullend stuk ingekomen.
Op 24 september 2008 is de zaak mondeling behandeld. Verschenen zijn: de moeder bijgestaan door haar advocaat, namens de raad de heer O. Enten en namens Jeugdzorg de gezinsvoogd mevrouw J. Ratterman. De vader is opgeroepen doch niet verschenen. De aanwezigen hebben het woord gevoerd, de advocaat van de moeder onder meer aan de hand van de bij de stukken gevoegde pleitnotitie.
HET PROCESVERLOOP IN EERSTE AANLEG EN VASTSTAANDE FEITEN
Voor het procesverloop en de beslissing in eerste aanleg verwijst het hof naar de bestreden beschikking. Bij die beschikking is, uitvoerbaar bij voorraad, de na te noemen minderjarige [naam] ondertoezicht gesteld van 19 februari 2008 tot 19 februari 2009.
Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten, voor zover daar in hoger beroep geen grief tegen is gericht.
BEOORDELING VAN HET HOGER BEROEP
1. In geschil is de ondertoezichtstelling van de minderjarige:
[naam], geboren op [datum] 2007 te [geboorteplaats], hierna te noemen: [de minderjarige]. De moeder is alleen belast met het ouderlijk gezag.
2. De moeder verzoekt de bestreden beschikking te vernietigen en, opnieuw beschikkende, de ondertoezichtstelling van [de minderjarige] te beëindigen.
3. De raad bestrijdt haar beroep en verzoekt het hof de bestreden beschikking te bekrachtigen.
4. De moeder stelt dat de bestreden beschikking dient te worden vernietigd omdat de rechtbank haar beslissing heeft gebaseerd op achterhaalde feiten. De raad heeft om een ondertoezichtstelling van [de minderjarige] verzocht op basis van de zorgen die de raad destijds had over de ontwikkeling van de zus van [de minderjarige], [naam zus]. Omdat de huidige situatie van [de minderjarige] anders is, bestaan er thans geen gronden voor een ondertoezichtstelling van [de minderjarige]. De moeder stelt dat zij in staat is [de minderjarige] de opvoeding en verzorging te geven die hij nodig heeft. De moeder woont sinds lange tijd alleen met de kinderen op hetzelfde adres. Er is geen sprake van wisselende partners. De thuissituatie van [de minderjarige] is stabiel. De moeder ontvangt hulpverlening van Cardea in het kader van de ondertoezichtstelling van [de zus] en daarnaast van het consultatiebureau. [De zus] is inmiddels uit huis geplaatst in verband met haar gedragsproblemen als gevolg van seksueel misbruik. De samenwerking met de hulpverleningsinstanties verloopt goed. De raad onderbouwt zijn stelling dat een ondertoezichtstelling in het onderhavige geval als ultimum remedium noodzakelijk is niet, aldus de moeder.
5. De raad stelt dat de ondertoezichtstelling van [de zus] grond gaf om ook onderzoek te doen naar de opvoeding van [de minderjarige]. De ondertoezichtstelling van [de minderjarige] is verleend omdat de moeder niet in staat is [de minderjarige] een stabiele en gestructureerde opvoeding te bieden. De raad maakt zich zorgen over de pedagogische vaardigheden van de moeder en het gezinssysteem waarin [de minderjarige] opgroeit. De moeder is vaak verhuisd en heeft wisselende partners gehad, wat heeft geleid tot een instabiele thuissituatie. De moeder ziet niet in dat haar handelen negatieve consequenties heeft voor de ontwikkeling van [de minderjarige]. Bovendien staat de moeder ambivalent tegenover de hulpverlening. Hoewel de moeder stelt dat de samenwerking met de hulpverlening goed verloopt, onderbouwt zij haar stelling niet. De raad stelt dat hulpverlening van het consultatiebureau niet voldoende is om de moeder te ondersteunen in de opvoeding en verzorging van [de minderjarige]. De raad erkent dat er sprake is van een positieve ontwikkeling maar dat moet worden afgewacht of deze positieve ontwikkeling op lange termijn voortduurt.
6. De gezinsvoogd verklaart ter terechtzitting namens Jeugdzorg dat de moeder wel beschikt over pedagogische vaardigheden maar dat zij het grote geheel niet overziet. De moeder is makkelijk beïnvloedbaar door familieleden waardoor haar pedagogische vaardigheden onder druk komen te staan. De moeder krijgt hierin begeleiding van de gezinsvoogd; de samenwerking verloopt goed. Voorts stelt de gezinsvoogd dat de situatie van [de zus] anders is dan die van [de minderjarige]. [De zus] heeft een ernstige persoonlijke problematiek waardoor zij begeleiding nodig heeft. Dit is bij [de minderjarige] niet het geval.
7. Uit de stukken en het verhandelde ter terechtzitting is het hof gebleken dat, hoewel de gronden voor een ondertoezichtstelling nu nog aanwezig zijn, de opvoeding en verzorging van [de minderjarige] zo goed verloopt dat de moeder samen met de gezinsvoogd kan toewerken naar een situatie waarbij de moeder [de minderjarige] opvoedt en verzorgt met hulpverlening in het vrijwillige kader. Het hof neemt hierbij in overweging dat de moeder de afgelopen maanden heeft gezorgd voor een veilige en stabiele thuissituatie waarin [de minderjarige] zich leeftijdsadequaat lijkt te ontwikkelen. Daarbij komt dat de moeder heeft geprofiteerd van de hulpverlening; zowel de moeder als de gezinsvoogd hebben ter terechtzitting verklaard dat de samenwerking goed verloopt. In het licht hiervan is het, naar het oordeel van het hof, voor een onbedreigde ontwikkeling van [de minderjarige], van belang dat de moeder en de gezinsvoogd de komende maanden ervoor zorgen dat de veilige en stabiele thuissituatie waarin [de minderjarige] thans opgroeit en de vrijwillige hulp in dat verband, worden bestendigd. Gelet op het voorgaande zal het hof de ondertoezichtstelling met ingang van 1 januari 2009 opheffen, zodat beslist moet worden als volgt.
8. Mitsdien dient als volgt te worden beslist.
BESLISSING OP HET HOGER BEROEP
Het hof:
vernietigt de bestreden beschikking voor zover het betreft de ondertoezichtstelling van [de minderjarige] voor de periode van 1 januari 2009 tot 19 februari 2009 en, in zoverre opnieuw beschikkende:
heft de ondertoezichtstelling van [de minderjarige] met ingang van 1 januari 2009 op;
bekrachtigt de bestreden beschikking voor het overige.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Van Leuven, Mos-Verstraten en Van Montfoort, bijgestaan door mr. Prins als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 15 oktober 2008.