ECLI:NL:GHSGR:2008:BG7455

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
29 oktober 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
105.012.449.01
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • Husson
  • Labohm
  • Milar
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Partneralimentatie: behoefte, behoeftigheid en bijstandsuitkering en verhaal door gemeente

In deze zaak gaat het om een hoger beroep betreffende de partneralimentatie tussen de man en de vrouw. De man is op 2 januari 2008 in hoger beroep gekomen van een beschikking van de rechtbank Middelburg van 21 november 2007, waarin hij werd veroordeeld tot het betalen van een bijdrage in de kosten van levensonderhoud van de vrouw van € 1.950,- bruto per maand. De vrouw heeft op 15 februari 2008 een verweerschrift ingediend en beide partijen hebben aanvullende stukken ingediend. De mondelinge behandeling vond plaats op 19 september 2008.

Het hof heeft de feiten van de eerste aanleg overgenomen, waarbij de echtscheidingsbeschikking op 11 oktober 1999 is ingeschreven. De man betwist de hoogte van de alimentatie en stelt dat de vrouw in haar eigen levensonderhoud kan voorzien. De vrouw verzoekt de bestreden beschikking te bekrachtigen. Het hof heeft de behoefte van de vrouw vastgesteld op € 1.470,20, rekening houdend met de huwelijksgerelateerde behoefte en de omstandigheden van de vrouw, waaronder haar leeftijd en de tijd die zij aan haar onderneming besteedt.

Het hof concludeert dat de vrouw behoefte heeft aan een bijdrage in haar levensonderhoud, ondanks haar inspanningen om een eigen inkomen te genereren. De man heeft geen draagkrachtverweer gevoerd, waardoor het hof de partneralimentatie vaststelt op € 1.470,20 per maand, met ingang van 21 november 2007. De bestreden beschikking wordt vernietigd en de nieuwe beschikking is uitvoerbaar bij voorraad. De beslissing is gegeven door de rechters Husson, Labohm en Milar, en uitgesproken op 29 oktober 2008.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-GRAVENHAGE
Familiesector
Uitspraak : 29 oktober 2008
Zaaknummer : 105.012.449.01
Rekestnummer : 19-M-08
Rekestnr. rechtbank : FA RK 07-1268
[appellant],
wonende te [woonplaats],
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: de man,
advocaat mr. W.T.J. Schieman,
tegen
[geïntimeerde],
wonende te [woonplaats],
verweerster in hoger beroep,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat mr. F.A.M. te Braake.
PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP
De man is op 2 januari 2008 in hoger beroep gekomen van een beschikking van de rechtbank Middelburg van 21 november 2007.
De vrouw heeft op 15 februari 2008 een verweerschrift ingediend.
Van de zijde van de man zijn bij het hof op 11 september 2008 aanvullende stukken ingekomen.
Van de zijde van de vrouw zijn bij het hof op 25 augustus 2008 aanvullende stukken ingekomen.
Op 19 september 2008 is de zaak mondeling behandeld. Verschenen zijn: de man, bijgestaan door zijn advocaat, en de vrouw, bijgestaan door haar advocaat. Partijen hebben het woord gevoerd, de advocaat van de man onder meer aan de hand van de bij de stukken gevoegde pleitnotities.
HET PROCESVERLOOP IN EERSTE AANLEG EN VASTSTAANDE FEITEN
Voor het procesverloop en de beslissing in eerste aanleg verwijst het hof naar de bestreden beschikking.
Bij die beschikking is de man veroordeeld tot het betalen van een bijdrage in de kosten van levensonderhoud van de vrouw van € 1.950,- bruto per maand, met ingang van de datum van de beschikking.
De echtscheidingsbeschikking is op 11 oktober 1999 ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.
Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten, voor zover daar in hoger beroep geen grief tegen is gericht.
BEOORDELING VAN HET HOGER BEROEP
1. In geschil zijn ten aanzien van de alimentatie voor de vrouw de behoefte en de behoeftigheid van de vrouw.
2. De man verzoekt de bestreden beschikking te vernietigen en te bepalen dat de door de vrouw verzochte onderhoudsbijdrage wordt afgewezen, kosten rechtens. De man stelt in zijn grief - kort gezegd - dat de rechtbank ten onrechte een partneralimentatie van € 1.950,- per maand ten behoeve van de vrouw heeft vastgesteld. De man voert daartoe aan dat de vrouw in haar eigen levensonderhoud kan voorzien en dat het verzochte bedrag haar behoefte overschrijdt.
3. De vrouw bestrijdt zijn beroep en verzoekt de bestreden beschikking te bekrachtigen en het hoger beroep af te wijzen althans ongegrond te verklaren.
4. Het hof zal hierna eerst de behoefte van de vrouw behandelen.
Behoefte
5. Bij de beschikking van de rechtbank te Middelburg van 14 maart 2001 is de huwelijksgerelateerde behoefte van de vrouw vastgesteld op f 3.000,-, ofwel € 1.361,34 per maand. Rekening houdend met de wettelijke indexering, bedraagt die behoefte thans € 1.609,45. Uit de processtukken volgt voorts dat de vrouw feitelijk sedert 1 januari 1999 op bijstandsniveau heeft geleefd en nog steeds leeft.
6. Ter terechtzitting heeft de man gesteld dat - nu partijen reeds negen jaar uit elkaar zijn - de huwelijksgerelateerde behoefte is verbleekt en dat ten aanzien van de behoefte aansluiting kan worden gezocht bij de behoefteberekening zoals die door de man is opgesteld in productie 3 bij zijn beroepschrift.
7. Het hof overweegt als volgt. Gelet op de behoefte van de vrouw ten tijde van de echtscheiding, de periode van negen jaar dat partijen al uit elkaar zijn als gevolg waarvan de huwelijksgerelateerde behoefte afneemt door het tijdsverloop, en de door de man berekende huidige behoefte van de vrouw van € 1.470,20, is het hof met de man van oordeel dat de behoefte thans in redelijkheid op dat bedrag kan worden gesteld, nu de vrouw geen nadere concrete behoefteberekening heeft overgelegd.
8. De door de vrouw ter terechtzitting opgevoerde schulden hebben betrekking op de door haar gedane investeringen betreffende haar onderneming. Het hof kwalificeert deze schulden als ondernemingsschulden en die regarderen haar behoefte niet.
Behoeftigheid
9. De man stelt dat de vrouw niet behoeftig is aangezien zij na het uiteengaan van partijen met goed gevolg een opleiding heeft gevolgd, een eigen onderneming is gestart en zij ook gedurende het huwelijk veel werkervaring in de horeca heeft opgedaan. De vrouw weerspreekt de stelling van de man en is van mening dat - gelet op haar leeftijd van thans 54 jaar en de tijd die zij aan haar onderneming dient te besteden - niet van haar kan worden gevergd dat zij een baan aanvaardt in de horeca.
10. Het hof overweegt als volgt. Gezien de opleiding die de vrouw heeft gevolgd om haar arbeidskansen te vergroten, alsmede gezien haar initiatief een mede door de gemeente gefinancierde eenmanszaak op te richten om te trachten in eigen haar levensonderhoud te voorzien, is het hof van oordeel dat de vrouw zich voldoende heeft ingespannen om zich voldoende inkomsten tot haar levensonderhoud te verwerven. De vrouw is hierin echter niet geslaagd, zoals het hof afleidt uit de omstandigheid dat zij doorlopend een volledige bijstandsuitkering heeft genoten, alsmede uit de omstandigheid dat de omzet van haar onderneming slechts kostendekkend is. Hieruit volgt dat de vrouw behoefte heeft aan een bijdrage in haar levensonderhoud van de man.
Draagkracht
11. De man heeft gesteld geen draagkrachtverweer te voeren, zodat het hof - gelet op hetgeen hierboven omtrent de behoefte en behoeftigheid is overwogen - een partneralimentatie zal opleggen van € 1.470,20 per maand. De bestreden beschikking dient derhalve te worden vernietigd. Het hof gaat er hierbij ten slotte van uit dat de vrouw zich zal blijven inspannen om uiteindelijk volledig in haar eigen levensonderhoud te kunnen voorzien.
Ingangsdatum
12. Nu partijen zich in hoger beroep niet hebben uitgelaten over de ingangsdatum van de partneralimentatie, zal het hof deze in redelijkheid bepalen op de door de rechtbank vastgestelde datum van 21 november 2007.
13. De man heeft ter terechtzitting nog naar voren gebracht dat hij dubbel betaalt indien hij - vanwege de ingangsdatum van de partneralimentatie - naast de verhaalsbijdrage over dezelfde periode tevens partneralimentatie zou dienen te betalen. Het hof gaat er van uit dat in dat geval de gemeente de verhaalsbijdrage over die periode aan de man zal vergoeden.
14. Hetgeen verder nog naar voren is gebracht, behoeft geen nadere bespreking nu dit niet tot een ander oordeel kan leiden.
15. Mitsdien wordt als volgt beslist.
BESLISSING OP HET HOGER BEROEP
Het hof:
vernietigt de bestreden beschikking en, in zoverre opnieuw beschikkende:
bepaalt de uitkering tot levensonderhoud voor de vrouw ten laste van de man, met ingang van 21 november 2007 op € 1.470,20 per maand, wat de na heden te verschijnen termijnen betreft bij vooruitbetaling te voldoen;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het in hoger beroep meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Husson, Labohm en Milar, bijgestaan door mr. De Witte-Renkema als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 29 oktober 2008.