ECLI:NL:GHSGR:2008:BG8974

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
30 december 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
2200214907
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • B.A. Stoker-Klein
  • G.J.W. van Oven
  • J.W. Klein Wolterink
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Criminele organisatie en witwassen in verband met vastgoedtransacties in Spanje

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 30 december 2008 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de verdachte, die eerder door de rechtbank was veroordeeld voor deelname aan een criminele organisatie en witwassen. De verdachte was betrokken bij vastgoedtransacties in Spanje, waarbij hij handtekeningen zette voor [B] en [A], en fungeerde als tussenpersoon. De verdachte heeft verklaard dat hij in Spanje werkte voor [B], die onroerend goed kocht en een Spaanse B.V. oprichtte. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte opzettelijk heeft deelgenomen aan een criminele organisatie die zich bezighield met heling en witwassen van criminele gelden, en dat hij zijn hoedanigheid als advocaat heeft misbruikt om deze activiteiten te faciliteren. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 15 maanden, met aftrek van voorarrest. Het hof heeft de ernst van de feiten en de rol van de verdachte in de organisatie zwaar laten meewegen in de strafmaat. De verdachte heeft geen blijk gegeven van inzicht in de laakbaarheid van zijn handelen, wat het hof als een verzwarende omstandigheid heeft aangemerkt. De uitspraak is gedaan na een zorgvuldige afweging van de bewijsstukken en verklaringen van getuigen, die de betrokkenheid van de verdachte bij de criminele activiteiten bevestigden.

Uitspraak

Rolnummer: 22-002149-07
Parketnummer: 09-754127-05
Datum uitspraak: 30 december 2008
TEGENSPRAAK
Gerechtshof te 's-Gravenhage
meervoudige kamer voor strafzaken
Arrest
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank te 's-Gravenhage van 29 maart 2007 in de strafzaak tegen de verdachte:
[de verdachte],
geboren op te ,
adres
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzittingen in hoger beroep van dit hof van 1 juli 2008 en 16 december 2008.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd hetgeen vermeld staat in de inleidende dagvaarding, waarvan een kopie in dit arrest is gevoegd.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het onder 1, 2 primair en 3 tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, waarvan acht maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, met aftrek van voorarrest.
Namens de verdachte en door de officier van justitie is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Bewezenverklaring
Het hof acht, op grond van de feiten en omstandigheden als vervat in de na te melden gebezigde bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang beschouwd, wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1,
2 primair en 3 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
(zie de hierna ingevoegde bijlage die van dit arrest deel uitmaakt)
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
De hierna te melden bewijsmiddelen worden ook in hun onderdelen slechts gebruikt ten bewijze van het feit/de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud kennelijk betrekking hebben.
Voor zover geschriften worden gebruikt, worden deze slechts gebruikt in samenhang met de inhoud van andere bewijsmiddelen, die op hetzelfde feit of dezelfde feiten betrekking hebben.
Bewijsmiddelen
Het hof bezigt de volgende wettige bewijsmiddelen:
1. De verklaring van de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep d.d. 1 juli 2008(1)
-zakelijk weergegeven-:
Ik heb [A] voor het eerst ontmoet in september 2001 in Spanje, hij was destijds de directeur van een Spaanse B.V. In de periode tussen september 2001 en november 2001 zag ik [A] vaak in Nederland en in Spanje. Ik heb in een hele korte periode behoorlijk intensief contact onderhouden met [A].
[B] had een stuk grond gekocht in Spanje waar hij wilde investeren; ik heb voor [B] contact gehad met een architect en daar ben ik ook langsgeweest.
Ik heb [C] in Spanje ontmoet en alles moest via mij lopen. Ik bedoel hiermee dat bijvoorbeeld wanneer [A] iets moest tekenen, dat via mij liep.
[D] zei tegen mij wanneer [A] iets moest tekenen en ik gaf dit door aan [A].
In Spanje moest ik voor zowel [B] als [A] de indruk wekken dat ik hun advocaat was. Wanneer er dan iets getekend moest worden, in verband met het oprichten van de Spaanse B.V.’s, kreeg ik dit door van [D] en ik gaf dat door aan [A] dan wel aan [B].
Voor de oprichting van die “zuster-B.V.” van Ellison World Wide in Spanje, moest er geld van buiten de Europese Unie komen.
De vliegreis naar Indonesië vond plaats in november 2001. [A] en ik zouden samen reizen. Ik heb tegen [E] gezegd dat ‘[A] iemand moest kunnen bellen als er iets mis zou gaan’ en heb haar vaste nummer aan [A] gegeven.
Ik ging naar Indonesië om een rekening aldaar te openen.
In juli 2003 ben ik door de politie gehoord. Het ging om de inbraak in mijn toenmalige woning te [O.].
Ik bewaarde een groot geldbedrag in mijn woning in een ruimte onder de koelkast.
2. De verklaring van [de verdachte] d.d. 21 maart 2006(2) -zakelijk weergegeven-:
Ik ben in september 2001 naar Spanje gegaan.
Ik ben een aantal keren naar Spanje afgereisd op kosten van [B]. Omdat hij plannen had om daar een bedrijf op te starten en een BV op te richten vroeg hij mij of ik daarin een adviserende rol kon vervullen. [B] had twee Spaanse advocaten en ik moest ervoor zorgen dat de informatie die zij mij gaven aan [B] werd verteld. De naam [B] moest uit de stukken blijven omdat hij, gelet op zijn strafblad in Nederland, in Spanje geen B.V.’s kon oprichten.
Om de aandelen van de buitenlandse B.V. in te kunnen brengen in de oprichting van de Spaanse B.V. moest er geld van buiten de EU op een bankrekening van de Spaanse B.V. worden gestort. Uiteindelijk is het geld vanuit India dan wel vanuit het buitenland overgemaakt. Ik denk wel dat er geld is overgemaakt. Dat baseer ik op het feit dat [A] de oprichtingsakte van die Spaanse B.V. heeft ondertekend.
3. Het proces-verbaal zaakdossier Spanje, onderwerp witwassen; deelneming aan een criminele organisatie(3)
-zakelijk weergegeven-:
Onderzoeksgegevens uit het onderzoek Wissel en SFO-Wissel.
Uit onderzoek is bekend geworden dat [B] in Zuid-Spanje onroerend goed heeft gekocht in de periode 2001-2002.
[B] heeft drie percelen grond gekocht voor een totaalbedrag van € 1.180.000,- en een appartement te Estapona voor € 963.000,-. Dit is een gezamenlijke uitgave van € 2.143.000,-. Overigens is de inrichting van het appartement à ruim € 48.000,- en audio-apparatuur voor ruim € 96.000,- ook door [B] contant betaald.
4. De verklaring van [A] d.d. 29 juni 2005(4) -zakelijk weergegeven-:
Het perceel grond in Spanje heb ik gekocht in opdracht van [B]. Ik heb alleen een handtekening geplaatst. Ik heb de bankrekening in Spanje geopend voor [B] en [D] was hierop gemachtigde. Ik heb 1 keer mijn handtekening geplaatst in het bijzijn van […] (het hof begrijpt: [F]); volgens mij was dat in verband met een buitenlands bedrijf, Ellison. Ik heb overal handtekeningen geplaatst voor [B] in ruil voor reisjes.
5. De verklaring van [G] d.d. 2 februari 2005(5) -zakelijk weergegeven-:
[F] wilde een nieuwe firma oprichten omdat [B] stukken grond wilde kopen. [F] was al cliënt van mijn advocatenkantoor met betrekking tot een ander bedrijf waar [A] ook deel van uitmaakte, genaamd Ellison World Wide (EWW).
[B] was op 20 juli 2001 bij een bijeenkomst met zijn Nederlandse advocaat [de verdachte]. [B] benadrukte dat hij wilde investeren in stukken grond en dat alles via zijn advocaat officieel moest worden geregeld; hij wilde nergens als eigenaar geregistreerd staan. Bij verdere besprekingen hieromtrent, op 10 september 2001 en 4 oktober 2001, was steeds zijn advocaat [de verdachte] aanwezig. Er is een paar keer door [B] of EWW geld overgemaakt voor de oprichting van de nieuwe firma, Ellison Investments Spain SA (EIS SA). Toen de firma EIS SA eenmaal was opgericht werd [D] tot directeur benoemd.
De oprichting van deze nieuwe firma liep vertraging op omdat zij verplicht waren een overboeking te doen vanuit het buitenland.
6. Geschriften, zijnde faxberichten en e-mailberichten terzake de oprichting van de Spaanse B.V. Ellison Investments Spain S.A., in de periode van september 2001 tot en met april 2002(6) -zakelijk weergegeven-:
- Faxbericht d.d. 19 september 2001, van [G] aan [de verdachte] van [...],
subject: Ellison Investments Spain, S.A.
Onder meer inhoudende –zakelijk weergegeven-:
Because of the lack of foreign funds from Ellison Worldwide Ltd. and the absence of mr. [A], we cannot meet the September 20/21 target for the set-up of the Spanish Company. We have set September 27/28 as dates for the incorporation of Ellison Investments Spain, S.A.
- Faxbericht d.d. 22 november 2001, van [G] aan [de verdachte] van [...], subject: Ellison Investments Spain, S.A. (EISpain). Onder meer inhoudende –zakelijk weergegeven-:
It is our understanding that there remains a certain amount deposited by mr. [A], which could now be used as an initial contribution of Ellison Worldwide Ltd in the incorporation of referred Spanish Company.
We would advice to immediately proceed with the incorporation of EIS. Both [C] and myself are concerned that further delays and developments may jeopardize the interests of your client.
- E-mailbericht d.d. 18 januari 2002, van [...] ([G]) aan [de verdachte], CC aan [C], subject: Ellison Investments Spain, S.A. Onder meer inhoudende –zakelijk weergegeven-:
[C] tells me of your plan for the morning of January 28 to bring the additional 32,000 Euros for the contribution of EWLtd in the incorporation of the Spanish company. Please not (het hof begrijpt: note) that such additional funds have also to be justified as a foreign contribution from EWLtd.
- E-mailbericht d.d. 21 januari 2002, van [de verdachte] aan [D]. Onder meer inhoudende –zakelijk weergegeven-:
My arrival is delayed because [A] could not come.
- E-mailbericht d.d. 22 januari 2002, van [C] aan [...] en [de verdachte], subject: Re: Ellison Investments Spain, S.A. Onder meer inhoudende –zakelijk weergegeven-:
Further to [G]’s comments, our telephone conversation last week and our legal advice to you during the last months, I talked to [...] and he confirmed once more that Cajamar will not certify the foreign origin of the money deposited in [A]’s account unless that money is transferred from abroad. That means you should transfer immediately the 32,000 Euros –on behalf of Ellison Worldwide Limited- to Cajamar.
- E-mailbericht d.d. 30 januari 2002, van [de verdachte] aan [...] ([G]), subject: Re: Ellison Investments Spain, S.A. you proposed incorporation next Tuesday February 5. Onder meer inhoudende –zakelijk weergegeven-:
We have postponed our visit to Spain again untill it is certain that the money is transferred from India. A copie from the transfervoucher should be send to [...] from Caja Mar.
- E-mailbericht d.d. 31 januari 2002, van [...] ([G]) aan [de verdachte] en [C], onderwerp: Ellison Investments Spain, S.A. you proposed incorporation next Tuesday February 5. Onder meer inhoudende –zakelijk weergegeven-:
Without notice from you, please confirm today that you have arranged 32.000 euros swift in name of Ellison Worldwide Ltd for the incorporation of the company and that Caja Mar will certify the foreign investment.
[C] and/or myself need your input today to file the necessary prior foreign investment en courier documents from Madrid to Marbella.
- E-mailbericht d.d. 2 februari 2002, van [de verdachte] aan [D]. Onder meer inhoudende –zakelijk weergegeven-:
I would like you to go to the architect and ask him if he can make a document that can be signed by [A] in order to present the plan for the house to the town hall, than you have to send this as soon as possible to me, my address is:
[de verdachte]
[…]
I also would like to know how much has been payed, what happened with this money and how much the total project, included the estimated building sum for the project is going to cost.
I will let [A] sign the docement (het hof begrijpt: document) and send it back to Spain so the plan can be presented to the town hall.
- E-mail-bericht d.d. 5 februari 2002, van [C] aan [de verdachte] en [...], subject: RE: Ellison Investments Spain, S.A. Onder meer inhoudende –zakelijk weergegeven-:
[de verdachte], we have been discussing about the incorporation of a company during more than half a year.
It is very simple: wether we continue incorporating immediately the company, wether we forget about the company and [A] will appear as the owner of everything. Your client has to take a decision NOW.
- E-mailbericht d.d. 14 maart 2002, van [D] (het hof begrijpt: [...]) aan [de verdachte], onderwerp: balance. Onder meer inhoudende –zakelijk weergegeven-:
I was talking with our friend and we are going to do a balance of all the Money that he use until now. I’m taking information about all the people, arquitect, lawyers etc. Please send me information about how much money [...] gives to you for everything and with a little commentary about each spending and expense.
- E-mailbericht d.d. 15 april 2002, van [de verdachte] aan [D]. Onder meer inhoudende
–zakelijk weergegeven-:
Our friend does not agree with the price for the third plot, he suggests to buy for 42500, this is the maximum, can you discuss it with Flamingo’s.
7. De verklaring van [H] d.d. 7 september 2005(7) -zakelijk weergegeven-:
[de verdachte] vroeg mij het telefoonnummer van mijn neef [J] in Indonesië. [de verdachte] zei dat hij naar Indonesië zou gaan en dat [J] daar een bankrekening voor hem moest openen. [de verdachte] zei dat er geld naar Indonesië moest en dan naar Spanje, zodat het moeilijker zou zijn om te achterhalen waar het geld vandaan kwam. [de verdachte] is in de maand november naar [J] gegaan en er zou ook iemand anders heengaan. Die werd echter gepakt op Schiphol met geld in zijn bezit. [de verdachte] was al in Indonesië en hij had ook contant geld meegenomen. [J] vertelde mij dat [de verdachte] in voorbereiding al twee kamers had gehuurd bij het Tunjungan hotel in Surabaja. Het geld zou vanuit Indonesië doorgestuurd moeten worden naar Spanje of Mexico om fabrieken of woningen daar te financieren. (pagina 161 vierde alinea e.v., pagina 162, eerste tekstblok)
8. De verklaring van [A] d.d. 2 februari 2004(8) -zakelijk weergegeven-:
Ik ben in november 2001 op Schiphol aangehouden met ongeveer 300.000,- gulden aan Nederlands en Duits geld. Ik had dat geld in twee enveloppen van [B] gekregen. [B] zei mij dat ik op Surabaja in Indonesië zou worden opgehaald, dat die persoon mij naar een hotel zou brengen en dat ik die persoon dat geld moest geven. (pagina 296, tweede tekstblok en pagina 297, eerste alinea)
9. Het proces-verbaal van bevindingen van de Koninklijke Marechaussee, Schiphol, d.d.
30 november 2001(9) –zakelijk weergegeven-:
Op 30 november 2001 bevonden wij ons op de luchthaven Schiphol, gemeente Haarlemmermeer. Een man passeerde de security-check. Uit het paspoort bleek de man [A] te heten, geboren [...]. Hij had een vliegticket naar Surabaya via Jakarta, Indonesië.
Het viel mij op dat de man, op weg naar de visitatieruimte, moeilijk op schoenen liep en dat zijn schoenen niet helemaal dichtgestrikt waren met een veter. Bij de visitatie werd in zijn rechterschoen een hoeveelheid Nederlandse bankbiljetten in een witte envelop aangetroffen. In de linkerschoen werd op dezelfde wijze een hoeveelheid Duitse bankbiljetten aangetroffen.
De man vertelde dat hij dit geld voor een vriend naar Jakarta moest brengen en daar overdragen aan deze Nederlandse vriend en dat het geld niet van hem was. Als die vriend niet kwam opdagen moest hij [J] bellen. Er werd bij hem eveneens een papier aangetroffen met daarop onder andere de naam [J] en de naam van een hotel.
10. Een geschrift, zijnde het bij [A] (bij zijn aanhouding op Schiphol) aangetroffen handgeschreven briefje10 –zakelijk weergegeven-:
[J] (neef) [telefoonnummer]
Hotel Tunjungan [telefoonnummer]
11. De verklaring van de verdachte d.d. 13 januari 2006(11) -zakelijk weergegeven-:
Het handgeschreven briefje dat [A] bij zich, had ik geschreven. [J] is mijn neef.
Ik zou [A] ophalen op het vliegveld in Indonesië en hij wist dat ik hem zou ophalen.
Ik boekte mijn tickets naar Indonesië onder meer bij Royal Africa in Den Haag.
12. Het proces-verbaal kennisgeving van inbeslagneming algemeen d.d. 30 november 2001(12)
-zakelijk weergegeven-:
Op 30 november 2001 te Schiphol hebben wij onder [A], geboren [...], het volgende inbeslaggenomen:
1. Papiergeld, aantal 133
2. Papiergeld, aantal 145
13. Het proces-verbaal statusoverzicht inbeslaggenomen voorwerpen, behorend bij het
proces-verbaal kennisgeving van inbeslagneming d.d. 30 november 2001(13) –zakelijk weergegeven-:
Op datum en tijdstip genoemd in de kennisgeving van inbeslagneming zijn de volgende goederen inbeslaggenomen:
1. papiergeld, type gulden, waarde Fl. 133.000,00
2. papiergeld, type marken, 145 biljetten van 1000 Duitse Marken
14. De verklaring van [getuige 1] d.d. 9 september 2005(14) –zakelijk weergegeven-:
Ik ben medewerker bij Royal Africa Travel BV te Den Haag. Aan de hand van de reserveringskaart kan ik in ons archief zien dat dit ticket voor [A] op 23 november 2001 is geboekt, tegelijk met een ticket naar dezelfde bestemmingen, Amsterdam-Jakarta-Surabaya en vice versa, op naam van de heer [de verdachte]. Bij de reserveringskaart zit ook een kwitantie van betaling van de twee tickets, waaruit blijkt dat in totaal op 29 november 2001
fl 5.500,- contant is betaald voor beide tickets in ons kantoor. Uit de reserveringskaart blijkt eveneens dat de tickets beide zijn opgehaald op 29 november 2001.
de vlucht van [A] vertrok op 30 november 2001. De vlucht van [de verdachte] vertrok op 29 november 2001.
15. De verklaring van [E] d.d. 22 juli 2004(15) –zakelijk weergegeven-:
Sinds juni 2001 ken ik [de verdachte]. Gedurende de relatie zag ik van [de verdachte] bepaalde dingen die een wazige indruk op mij maakten. Deze dingen hadden te maken met de contacten die [de verdachte] onderhield met een man genaamd [...] (het hof begrijpt: [B]).
Met betrekking tot de activiteiten die [de verdachte] voor [B] deed kan ik het beste beginnen met een reis naar Spanje. In september 2001 vroeg [de verdachte] aan mij of ik met hem mee wilde gaan naar Marbella te Spanje. Het vreemde aan deze reis was dat ik niet met [de verdachte] samen mocht reizen. Ik moest apart van hem reizen. Ik werd opgevangen door een Spaanse man genaamd [D], die mij naar een hotel bracht. In dat hotel ontmoette ik een Hollandse man met de voornaam [A]. [de verdachte] vertelde mij dat [A] door [de verdachte] en [B] alleen werd gebruikt voor het zetten van handtekeningen, onder andere bij het openen van rekeningen bij banken. In onze tijd in Spanje is [de verdachte] een aantal malen alleen weggeweest. [de verdachte] vertelde mij dat dat was omdat hij naar [B] moest om zaken met hem te bespreken.
[D] reed ons naar een huis waar een kantoor in gevestigd was en daar deed [de verdachte] werkzaamheden. Naast [de verdachte] werkte daar ook een Colombiaanse advocate, [F]. Naast dit bezoek van [de verdachte] en mij naar Spanje was [de verdachte] al een paar keer eerder naar Spanje geweest. Ook is [de verdachte] na ons bezoek een paar keer naar Spanje gereisd. Deze reizen van [de verdachte] naar Spanje hadden allemaal te maken met de zaken die [de verdachte] deed voor [B].
In deze periode vroeg [de verdachte] aan mij of ik geen zin had om definitief met hem naar Spanje te gaan. [de verdachte] vertelde namelijk dat hij veel werk voor [B] in Spanje deed en dat hij daarmee veel meer geld zou verdienen dat hetgeen hij op dat moment, september 2001, verdiende met zijn advocatenkantoor in [...].
Een paar maanden later kreeg ik toch wel het vermoeden dat er meer aan de hand was tussen [B] en [de verdachte]. [de verdachte] vertelde mij dat hij in het bezit van een pre-paid telefoon die alleen bestemd was voor telefonisch verkeer tussen [B] en [de verdachte].
Ik kan mij herinneren dat [de verdachte] nimmer dossiers thuis had liggen. Voor [de verdachte] was het altijd zo dat zijn werk op kantoor moest blijven en privé was privé. Behalve voor [B]. Want het dossier [B] bewaarde [de verdachte] niet op kantoor, maar in zijn woonhuis aan de [...] te [O.].
Ik zag dat [de verdachte] veel mailtjes ontving van de genoemde [D]. Daarnaast ontving [de verdachte] mailtjes van [F].
[de verdachte] is een keer naar Indonesië geweest en [A] moest met hem mee. [de verdachte] en [A] reisden apart. Ik kan mij nog herinneren dat [de verdachte] aan mij vroeg of ik het erg vond dat mijn vaste nummer aan [A] zou worden gegeven. Ik vroeg aan [de verdachte] waar dat voor diende. [de verdachte] vertelde mij dat als er iets met [A] mis zou gaan hij, [A], iemand moest kunnen bellen.
[A] belde mij en vertelde dat hij op Schiphol was aangehouden omdat hij geld bij zich had. Hij vroeg of ik [de verdachte] kon bereiken om te vertellen dat hij was aangehouden. Ik zocht via zijn broer R. contact met [de verdachte] in Indonesië.
Voorts kan ik mij herinneren dat er was ingebroken in het huis van [de verdachte] aan de [...] te [O.]. Ik weet dat [de verdachte] toen bij de politie heeft verklaard dat er geld was gestolen en dat dit geld afkomstig was van de erfenis van zijn moeder. Ik kan u zeggen dat dit niet klopt. Er is geld verdwenen uit het huis van [de verdachte] en [de verdachte] vertelde mij dat het gestolen geld van [B] was en dat hij dat voor hem moest bewaren. In de weken na dit gebeuren zag ik dat [de verdachte] steeds gekker ging doen.
Hij zei dat hij er tot over zijn oren in zat en dat het allemaal te maken had met de zaken die hij voor [B] deed.
In september 2003 had ik een ontmoeting met [de verdachte]. Hij gaf mij instructies over wat ik wel en niet mocht zeggen tegen de politie. Ik mocht van hem niet zeggen dat ik ooit in Spanje was geweest en dat het gestolen geld van [B] was. [de verdachte] zei mij dat het gestolen geld van [B] was en dat het geld afkomstig was van de hasjhandel waarvan [B] deel uitmaakte.
16. Het proces-verbaal van aangifte door [de verdachte] d.d. 10 januari 2003(16) -zakelijk weergegeven-:
Op 9 januari 2003 bewaarde ik een geldbedrag achter het rooster onder mijn koelkast in mijn woning te [O.]. Het geld lag er in stapeltjes met een elastiekje erom en was verdeeld in verschillende biljetten.
17. De verklaring van [K] (geboren: […]) afgelegd bij de raadsheer-commissaris d.d. 5 augustus 2008(17) - zakelijk weergegeven-:
Ik ken de verdachte, [de verdachte], en [B]. Ik heb gehoord dat begin 2003 een inbraak heeft plaatsgevonden in het huis van [de verdachte]. Ik heb dat achteraf van mijn zoon [...] gehoord. Mijn zoon vertelde mij dat er geld was weggehaald. Volgens mijn zoon zou dat geld van [B] zijn geweest.
18. De verklaring van [L] d.d. 11 januari 2006(18) -zakelijk weergegeven-:
Drie jaar geleden toen [de verdachte] mij belde dat er geld bij hem was gestolen, vertelde hij mij dat er geld uit zijn huis was gestolen en dat dit geld van [B] en van hem was. [de verdachte] zei dat het om veel geld ging. Een paar uur later stond [de verdachte] met twee mannen bij mij voor de deur, waaronder [B]. [B] ken ik van vroeger. (pagina 25, laatste alinea, pagina 26 eerste alinea)
19. De verklaring van [M] d.d. 13 januari 2003(19) -zakelijk weergegeven-:
Op 9 januari 2003 stond [de verdachte] bij mij voor de deur met twee onbekende mannen. Zij duwden [de verdachte] mijn woning binnen en volgden zelf ook mijn woning in, waarop zij de deur meteen dicht deden. Ik hoorde één van de onbekende mannen zeggen: “Ik wil het geld hebben dat uit het huis van [de verdachte] is verdwenen, dit geld is namelijk van ons”. Ik zei dat hij dan de politie dan maar moest bellen. De twee onbekende mannen zeiden hierop: “Nee, geen politie anders gebeuren er nare dingen”.
20. De verklaring van [H] d.d. 7 september 2005(20) -zakelijk weergegeven-:
[de verdachte] […] heeft werkzaamheden verricht voor [B]. Op de dag van de begrafenis van [de verdachte] zijn moeder, begin 2003, is er ingebroken bij [de verdachte]. [de verdachte] vertelde dat er geld was gestolen. Hij vertelde ons ook dat dat geld niet van hem was, maar dat hij dat geld in bewaring had voor iemand en dat hij het moest terugbetalen. Hij was bang dat als dit uit zou komen het hem zijn baan zou kosten.
(pagina 162, tweede tekstblok)
21. De verklaring van [getuige 2] d.d. 25 januari 2006(21) -zakelijk weergegeven-:
[de verdachte] kwam, ik dacht zo’n drie jaar geleden, naar mij toe en vroeg mij of ik wat onderzoek kon doen. Het onderzoek waarvoor hij mij vroeg had te maken met een diefstal uit de woning van [de verdachte] aan de [...] in [O.]. Er zou uit zijn woning een bedrag van 350.000 gulden gestolen zijn.
Hij heeft later ook aan mij toegegeven dat hij mijn naam van [B] had gekregen.
22. De verklaring van [N] d.d. 15 juli 2003(22) -zakelijk weergegeven-:
In 2001 heb ik [...] (het hof begrijpt: [B]) ontmoet. Hij zei dat ik op zoek moest gaan naar een grote woning met een kelder of garage, daar kon ik dan gratis wonen. Hij wilde daar dan een tuintje met wiet in die kelder of garage maken. Ik had een woning te [...] gevonden en toen ik daar ging wonen is men begonnen met het bouwen van de wietkwekerij in het souterrain. Ik kreeg iedere maand contant geld om de huur van de woning te betalen. Als ik [B] weer eens zag en ik miste geld voor de huur, dan kreeg ik dat soms van hem. Ik had alleen contact met [B] als er wat mis was.
In totaal kreeg ik niet veel commissie over de oogsten van de kwekerij in [...]. Ik vond dit erg en heb dit aangegeven. [B] zei toen dat ik nog maar een lokatie moest zoeken. Ik ben op zoek gegaan en ben bij een pand in [...] terecht gekomen. Ook voor dit pand kreeg ik contant geld om de huur en kosten van te betalen.
23. De verklaring van [N] d.d. 16 juli 2003(23) -zakelijk weergegeven-:
Ik wilde van het huis in [...] af omdat daar een kwekerij in de woonkamer werd opgezet en ik vond dat dat teveel opviel. Ik ben toen met dit probleem naar [B] of [B] gegaan en ik wilde naar een advocaat gaan. Ik zei tegen hem dat ik hiervoor een advocaat zocht en hij heeft mij toen geadviseerd om naar advocaat [de verdachte] aan de [...] te gaan. Ik moest dan zeggen dat [B] mij gestuurd had. Ik ben toen naar [de verdachte] gegaan en heb mij laten voorlichten door hem. De correspondentie omtrent de oplevering en de ontbinding van het huurcontract in [...] is ook allemaal naar advocaat [de verdachte] gestuurd.
24. De verklaring van [N] d.d. 23 juli 2003(24) -zakelijk weergegeven-:
Ik heb vanaf 1 juli 2001 tot 1 juli 2003 het pand in [...] gehuurd van [...]. U vertelt mij dat [...] heeft verklaard dat de correspondentie naar een ander adres moest. Op het laatst moest inderdaad mijn post naar [de verdachte].
Ik heb [B] gevraagd om een advocaat om problemen met de huur te voorkomen. [B] heeft mij toen naar [de verdachte] gestuurd. Ik heb met [de verdachte] gesproken. Hij is door mij ook op de hoogte gesteld dat er een weettuin in [...] was.
Uit na te noemen feiten en omstandigheden leidt het hof mede af dat het niet anders kan zijn dan dat de in de bewezenverklaring genoemde geldbedragen, geheel of gedeeltelijk, afkomstig zijn uit de hasjhandel dan wel uit enig misdrijf.
25. Het veroordelend arrest van dit gerechtshof d.d. 17 juni 2005 betreffende [B]25,
bij welk arrest deze [B] is veroordeeld voor –onder meer- (als leider) deelname aan een criminele organisatie in de zin van artikel 140 van het Wetboek van Strafrecht, in de periode van 1 juni 2000 tot en met 21 april 2003 te Leiden en andere plaatsen in Nederland, welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk het opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 lid 1 sub A en/of B en/of C van de Opiumwet gegeven verbod.
26. Het proces-verbaal belastinggegevens [B], d.d. 21 februari 200526 -zakelijk weergegeven-:
[B], geboren [...].
Rente base: [bankrekeningnummer]
Blijkens de fiscale gegeven is komen vast te staan dat noch [B], noch zijn concubine [...], per 31 december 1998 over enig spaartegoed noch over contante tegoeden beschikte.
[B] had in de jaren 2000 t/m 2002 inkomsten uit het bedrijf genaamd [...] Uitzendorganisatie.
Fiscale Spaartegoeden:
JaarDatumSaldoDatumSaldoRente20001-1-00031-12-0017.506020011-1-0117.05621-12-0134.0082920021-1-0234.00831-12-0231.4450
Fiscale inkomensgegevens:
JaarSoort inkomenTotaal GldTotaal Euro Bruto1998Bijstand Gemeente Leiden15.385 6.9811999
(1/1/1999 – 11/10/1999)Bijstand Gemeente Leiden12.7315.7771999
(12/10/1999 – 31/12/1999)onbekend2000
1/1/2000 -
31/12/2000) [...]
Uitzendorganisatie77.52335.1782000
(3/1/2000 -
30/1/2000)[...]
Uitzendorganisatie3.2751.4862001[...]
Uitzendorganisatie83.12037.7182002[...] Uitzendorganisatie88.76140.278
27. Het proces-verbaal bankgegevens [B] d.d. 22 februari 2005(27) -zakelijk weergegeven-:
Blijkens de dagafschriften heeft [B] over de periode van 1 januari 1999 tot en met 22 april 2003, voor een bedrag van € 51.198,- contant van zijn bankrekening opgenomen.
Gedurende voornoemde periode is het bedrag van
€ 51.198,- het bedrag dat [B] contant tot zijn beschikking had en wat hij legaal kon aanwenden voor het doen van zijn contante uitgaven.
Bewijsoverwegingen
Terzake feit 1
Het hof gaat voorbij aan de stelling van de verdediging dat het gestolen geld aan verdachtes moeder toebehoorde dan wel gedeeltelijk aan hem aangezien deze stelling van de verdediging uit het onderzoek ter terechtzitting niet aannemelijk is geworden en wordt weerlegd door de gebezigde bewijsmiddelen.
Terzake feit 2
Het hof acht, wat er ook zij van het door en namens de verdachte gestelde voornemen om in Indonesië een huis te kopen voor zijn vriendin aldaar, het onder 2 tenlastegelegde medeplegen van heling op grond van de gebezigde bewijsmiddelen –in onderling verband en samenhang bezien- bewezen.
Terzake feit 3
Het hof leidt uit de gebezigde bewijsmiddelen af dat gedurende een periode van omstreeks twintig maanden sprake is geweest van een gestructureerd samenwerkingsverband tussen de verdachte met [B],
[A] en anderen. De verdachte maakte deel uit van een criminele organisatie, bestaande uit onder meer voornoemde personen, die heling, witwassen en de handel in en/of productie van verdovende middelen van lijst II van de Opiumwet tot doel had. Het hof overweegt dienaangaande dat de verdachte, niet in de laatste plaats gelet op het intensieve mailcontact tussen de verdachte en [G], [C] en [D], en zijn contacten met [B], [A] en [N], een wezenlijke rol heeft gespeeld in deze organisatie, zulks door zijn hoedanigheid en kennis als advocaat aan te wenden en ook in die hoedanigheid op te treden ten gunste van deze organisatie, alsmede door het witwassen dan wel helen van twee grote geldbedragen, zoals bewezenverklaard. Overigens overweegt het hof dat voor een bewezenverklaring terzake artikel 140 van het Wetboek van Strafrecht niet is vereist dat de verdachte moet hebben samengewerkt met, althans bekend moet zijn geweest met, alle andere personen die deel uitmaken van de organisatie of dat de samenstelling van het samenwerkingsverband steeds dezelfde moet zijn geweest.
Anders dan de raadsman heeft gesteld kan gelet op de bewijsmiddelen in deze strafzaak tegen de verdachte in het midden blijven of [B] bij de investeringen van [B] in Spanje gedeeltelijk ook kon beschikken over geld van Chinese beleggers.
Voorzover de raadsman in zijn pleitnota heeft bedoeld zijn verzoek tot het horen van de [getuige 3] te herhalen, wijst het hof dat verzoek af op gronden als vermeld in het proces-verbaal van 1 juli 2008; bovendien is de getuigenverklaring van [getuige 3] niet als bewijsmiddel gebruikt.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van het onder 1 bewezenverklaarde:
De eendaadse samenloop van
opzetheling
en
witwassen.
Ten aanzien van het 2 primair bewezenverklaarde:
Medeplegen van opzetheling.
Ten aanzien van het 3 bewezenverklaarde:
Het deelnemen aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het onder 1, 2 primair en 3 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, waarvan acht maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren.
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft deel uitgemaakt van een criminele organisatie, welke organisatie tot doel had heling, witwassen van criminele gelden en de handel in en/of productie van verdovende middelen van lijst II van de Opiumwet. Zoals vorenoverwogen heeft de verdachte een wezenlijke rol gespeeld in deze organisatie. De verdachte heeft zich namelijk in dit verband op de bewezenverklaarde wijze schuldig gemaakt aan (medeplegen van) opzetheling en witwassen, zulks door een groot geldbedrag in zijn toenmalige woning voorhanden te hebben gehad en met zijn mededader te trachten een groot geldbedrag aan Nederlandse guldens en Duitse marken het land uit te brengen, terwijl hij wist dat deze geldbedragen van de hasjhandel althans van enig misdrijf afkomstig waren. De verdachte was eveneens betrokken bij het opzetten van een Spaanse rechtspersoon, welke rechtspersoon onder meer tot doel had het witwassen van criminele gelden. De verdachte heeft in dit verband zijn hoedanigheid als advocaat ingezet en aldus het vertrouwen wat men in deze beroepsgroep dient te kunnen hebben geschaad. Aldus handelende heeft de verdachte werk van de onderwereld gedurende langere tijd onmiskenbaar vergemakkelijkt. Het witwassen van criminele gelden, in casu in georganiseerd verband, vormt daarnaast een bedreiging van de legale economie en tast de integriteit van het financiële en economische verkeer aan. Verdachte heeft voorts ter terechtzitting blijk gegeven het laakbare van zijn handelingen niet in te zien. Het hof rekent de verdachte het vorenstaande zwaar aan.
Het hof heeft anderzijds rekening gehouden met de omstandigheid dat verdachte nooit eerder terzake soortgelijke feiten met justitie in aanraking is geweest en dat hij door het Hof van Discipline is geschrapt van het tableau.
Het hof is - alles overwegende, met inachtneming van de gevolgen van de op 1 juli 2008 in werking getreden nieuwe wettelijke regeling inzake voorwaardelijke invrijheidstelling - van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf van navermelde duur een passende en geboden reactie vormt.
Beslag
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de op de beslaglijst onder volgnummer 1 en 3 genoemde voorwerpen, te weten 1.00 STK Paspoort, (ongeldig) paspoort nr: X134931 en 1.00 STK Papier, gegevensblad van paspoort onv [de verdachte], zullen worden onttrokken aan het verkeer.
Terzake het onder volgnummer 2 genoemde voorwerp, te weten 1.00 STK Paspoort, onv [de verdachte], geldig t/m 29/7/09, heeft de advocaat-generaal primair gevorderd tot teruggave van het paspoort aan de Staat, en subsidiair tot teruggave aan de verdachte.
De na te melden inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, zijn vatbaar voor onttrekking aan het verkeer, nu deze bij gelegenheid van het onderzoek naar de door verdachte onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde begane misdrijven werden aangetroffen en deze voorwerpen van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met het algemeen belang.
Gelet op het vorenstaande zal het hof dan ook, ten aanzien van de inbeslaggenomen voorwerpen zoals deze onder volgnummer 1 en 3 zijn vermeld op de in kopie aan dit arrest gehechte lijst van inbeslaggenomen voorwerpen, de onttrekking aan het verkeer gelasten.
Ten aanzien van het inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerp zoals dit onder volgnummer 2 is vermeld op de in kopie aan dit arrest gehechte lijst van inbeslaggenomen voorwerpen, zal het hof de teruggave gelasten aan de verdachte.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 5(oud), 36b(oud), 36c, 47, 55, 57(oud), 63, 140(oud), 416 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart bewezen dat de verdachte het onder
1, 2 primair en 3 tenlastegelegde, zoals hierboven omschreven, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen terzake meer of anders is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezenverklaarde de hierboven vermelde strafbare feiten oplevert.
Verklaart de verdachte strafbaar ter zake van het bewezenverklaarde.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
15 (vijftien) maanden.
Bepaalt dat de tijd, die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voorzover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Verklaart onttrokken aan het verkeer de voorwerpen zoals deze vermeld zijn op de in kopie aan dit arrest gehechte lijst van inbeslaggenomen voorwerpen onder de nummers
1 en 3, te weten 1.00 STK Paspoort, (ongeldig) paspoort nr: X134931 en 1.00 STK Papier, gegevensblad van paspoort onv [de verdachte].
Gelast de teruggave van het op de beslaglijst onder 2 genummerde voorwerpen, 1.00 STK Paspoort, onv [de verdachte], geldig t/m 29/7/09, aan de verdachte.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte.
Dit arrest is gewezen door mr. B.A. Stoker-Klein,
mr. G.J.W. van Oven en mr. J.W. Klein Wolterink,
in bijzijn van de griffier mr. Y.H.G. van der Hut.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 30 december 2008.
Mr. J.W. Klein Wolterink is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
1 Zie proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep d.d.
1 juli 2008.
2 Zie Verdachtedossier, V/01/12, proces-verbaal van verhoor [de verdachte], opgesteld en ondertekend door L. K., brigadier van politie, en een andere opsporingsambtenaar, pagina 76-79.
3 Zie Zaaksdossier 1, 2, 3, zaakdossier Spanje, PL 1609/RZ-06-90084, opgesteld en ondertekend door W.J. S., brigadier van politie, d.d. 16 augustus 2006, pagina 8.
4 Zie Ambtshandelingendossier I, nummer 36, het proces-verbaal van verhoor [A], proces-verbaalnummer G/05/04, opgesteld en ondertekend door M. H., inspecteur van politie, en een andere opsporingsambtenaar, pagina 397-398.
5 Zie Ambtshandelingendossier I, nummer 34, proces-verbaal van verhoor [G], van het directoraat generaal van politie, politiebureau van Estepona (Malaga), pagina 373-381.
6 Faxberichten: zie Ambtshandelingendossier I, nummer 32, respectievelijk pagina 349 en pagina 357-358.
E-mailberichten: zie Ambtshandelingendossier II, nummer 62, pagina 747-807.
7 Zie Ambtshandelingendossier I, nummer 16, proces-verbaal van verhoor [H], opgesteld en ondertekend door M. H., inspecteur van politie, en een andere opsporingsambtenaar, pagina 161-164.
8 Zie Ambsthandelingendossier I, nummer 30, het proces-verbaal van verhoor [A], mutatienummer PL1640/02-925067, opgesteld en ondertekend door W.J. S., hoofdagent van politie, en een andere opsporingsambtenaar, pagina 295-298.
9 Zie Ambtshandelingendossier II, nummer 39, proces-verbaal van bevindingen van de Koninklijke Marechausse Schiphol, mutatienummer PL278C/01-090833, opgesteld en ondertekend door A.T.W. van E., wachtmeester 1e klasse der Kon. Marechaussee en onbezold. Douaneambtenaar, en een andere opsporingsambtenaar, pagina 486-488.
10 Zie Ambtshandelingendossier II, nummer 39, een geschrift, zijnde een handgeschreven briefje aangetroffen bij de aanhouding van [A] op Schiphol d.d. 30 november 2001, pagina 493.
11 Zie Ambtshandelingendossier I, nummer 26, proces-verbaal van verhoor [de verdachte], opgesteld en ondertekend door M. H., inspecteur van politie, en een andere opsporingsambtenaar, pagina 248-253.
12 Zie Ambtshandelingendossier II, nummer 39, proces-verbaal van kennisgeving inbeslagneming algemeen, mutatienummer PL278C/01-090833, opgesteld en ondertekend door F.R. K., wachtmeester 1e klasse der Kon. Marechausse en onbezold. douaneambt. in het Schipholteam uitvoer, en een andere opsporingsambtenaar, pagina 476-477.
13 Zie Ambtshandelingendossier II, nummer 39, proces-verbaal van kennisgeving inbeslagneming algemeen, mutatienummer PL278C/01-090833, opgesteld en ondertekend door F.R. K., wachtmeester 1e klasse der Kon. Marechausse en onbezold. douaneambt. in het Schipholteam uitvoer, en een andere opsporingsambtenaar, pagina 478-479.
14 Zie Ambtshandelingen II, nummer 41, proces-verbaal van verhoor [getuige 1], opgesteld en ondertekend door W.J. S., brigadier van politie, en een andere opsporingsambtenaar, pagina 503-504.
15 Zie Ambtshandelingendossier I, nummer 14, proces-verbaal van verhoor [E], opgesteld en ondertekend door R.L.J. M., inspecteur van politie, pagina 151-156.
16 Zie Ambtshandelingen I, nummer 06, proces-verbaal van aangifte, mutatienummer PL1610/03-007999, opgesteld en ondertekend door K. R., agent, pagina 80-81.
17 Zie het strafdossier.
18 Zie Getuigendossier, PL1609/RZ-06-90084, G/05/01, proces-verbaal van verhoor [L], mutatienummer PL1630/03-900078, opgesteld en ondertekend door J.M. K., hoofdagent van politie, en een andere opsporingsambtenaar, pagina 24-26.
19 Zie Ambtshandelingendossier I, nummer 09, proces-verbaal van verhoor [M], opgesteld en ondertekend door M.R. L., agent van politie, pagina 106-107.
20 Zie Ambtshandelingendossier I, nummer 16, proces-verbaal van verhoor [H], opgesteld en ondertekend door M. H., inspecteur van politie, en een andere opsporingsambtenaar, pagina 161-164.
21 Zie Getuigendossier, G/15/01, proces-verbaal van verhoor [getuige 2], mutatienummer PL 1630/03-900078, opgesteld en ondertekend door R.R. van der P., brigadier van politie, en een andere opsporingsambtenaar, pagina 99-100.
22 Zie Ambtshandelingendossier I, nummer 20, proces-verbaal van verhoor [N], mutatienummer PL 1610/02-925058, opgesteld en ondertekend door A.J. den B., hoofdagent van politie, en een andere opsporingsambtenaar, pagina 220-225.
23 Zie Ambtshandelingendossier I, nummer 21, proces-verbaal van verhoor [N], mutatienummer PL 1610/02-925058, opgesteld en ondertekend door A.J. den B., hoofdagent van politie, en een andere opsporingsambtenaar, pagina 226-231.
24 Zie Ambtshandelingendossier I, nummer 22, proces-verbaal van verhoor [N], opgesteld en ondertekend door E.J. van der H., hoofdagent van politie, en een andere opsporingsambtenaar, pagina 233-235.
25 Arrest: zie strafdossier.
26 Zie Ambtshandelingendossier III, nummer 64, proces-verbaalnummer FER/015, opgesteld en ondertekend door M. H., inspecteur van politie, pagina 826-827.
27 Zie Ambtshandelingendossier III, nummer 64, proces-verbaalnummer FER/016, opgesteld en ondertekend door M. H., inspecteur van politie, pagina 853-918.