ECLI:NL:GHSGR:2008:BG9935

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
10 december 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
105.012.982.01
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • A. van Nievelt
  • J. Bouritius
  • M. Hulsebosch
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bijdrage in de kosten van levensonderhoud jongmeerderjarige; behoefte en draagkracht; ingangsdatum nihilstelling

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de man tegen een beschikking van de rechtbank Middelburg, waarin is bepaald dat hij met ingang van 16 oktober 2006 niet langer gehouden is bij te dragen in de kosten van levensonderhoud en studie van de jongmeerderjarige. De man stelt dat hij onvoldoende draagkracht heeft om de eerder vastgestelde bijdrage te blijven voldoen, en dat de jongmeerderjarige rekening had moeten houden met een mogelijke nihilstelling van de bijdrage. De vrouw en de jongmeerderjarige hebben het beroep bestreden en verzoeken de bestreden beschikking te bekrachtigen.

Tijdens de behandeling van de zaak heeft de man zijn grief toegelicht, waarbij hij stelt dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat de jongmeerderjarige niet hoefde te begrijpen dat een gebrek aan draagkracht aan de zijde van de man tot wijziging van de verschuldigde bijdrage zou kunnen leiden. Het hof overweegt dat de nihilstelling van de bijdrage uitsluitend is gebaseerd op het gebrek aan draagkracht van de man. De man heeft weliswaar aangegeven dat hij de jongmeerderjarige op de hoogte heeft gesteld van zijn intentie om de bijdrage te wijzigen, maar het hof oordeelt dat de jongmeerderjarige niet had hoeven begrijpen dat dit ook zou leiden tot een wijziging van de bijdrage op een eerder tijdstip dan 1 juli 2007.

Het hof bekrachtigt de bestreden beschikking, waarbij is bepaald dat hetgeen over de periode van 16 oktober 2006 tot 1 juni 2007 ter zake is betaald of verhaald niet behoeft te worden terugbetaald. De beslissing is genomen door het hof op 10 december 2008, waarbij de betrokken rechters de beschikking hebben gegeven en de griffier de uitspraak heeft vastgelegd.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-GRAVENHAGE
Familiesector
Uitspraak : 10 december 2008
Zaaknummer : 105.012.982.01
Rekestnummer : 553-M-08
Rekestnr. rechtbank : FA RK 07-477
[de man],
wonende te [woonplaats],
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: de man,
advocaat mr. W.C. Dieleman,
tegen
[de vrouw],
wonende te [woonplaats],
verweerster in hoger beroep,
hierna te noemen: de vrouw,
en
[de jongmeerderjarige],
wonende te [woonplaats],
verweerder in hoger beroep,
hierna te noemen: de jongmeerderjarige,
advocaat mr. H. Goedegebure.
PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP
De man is op 8 april 2008 in hoger beroep gekomen van een beschikking van 9 januari 2008 van de rechtbank Middelburg.
De vrouw en de jongmeerderjarige hebben op 1 september 2008 een verweerschrift ingediend.
Van de zijde van de man zijn bij het hof op 21 juli 2008 aanvullende stukken ingekomen.
Op 21 november 2008 is de zaak mondeling behandeld. Verschenen zijn: de man, bijgestaan door zijn advocaat, en de vrouw en de jongmeerderjarige, bijgestaan door hun advocaat. Partijen en hun raadslieden hebben het woord gevoerd.
Ter terechtzitting heeft de man de inhoud van het appelschrift aldus toegelicht dat dit uitsluitend de grief bevat dat de rechtbank ten onrechte als volgt heeft geoordeeld:
“Nu de man evenwel eerst thans stelt dat hij sedert 16 oktober 2006 wegens zijn huwelijk met mevrouw [X] onvoldoende draagkracht heeft om de bij beschikking van deze rechtbank van 30 maart 2005 vastgestelde bijdrage ten behoeve van [Y] te (blijven) voldoen, zal de rechtbank, mede gelet op het consumptieve karakter van de bijdrage, bepalen dat [Y] het over deze periode van 16 oktober 2006 tot 1 juni 2007 door de man betaalde niet behoeft terug te betalen.”
Verder heeft de man gesteld dat al hetgeen overigens door formulering en/of strekking eveneens als grief zou kunnen worden aangemerkt, is ingetrokken.
Daarop is van de zijde van de vrouw en de jongmeerderjarige verklaard dat met die uitleg van het appelschrift ingestemd kan worden en dat aldus duidelijk is waartegen het appel zich keert.
HET PROCESVERLOOP IN EERSTE AANLEG EN VASTSTAANDE FEITEN
Voor het procesverloop en de beslissing in eerste aanleg verwijst het hof naar de bestreden beschikking.
Bij de bestreden beschikking is, voor zover hier van belang en uitvoerbaar bij voorraad, de beschikking van 30 maart 2005 van de rechtbank Middelburg gewijzigd in die zin dat is bepaald dat de man met ingang van 16 oktober 2006 niet langer gehouden is bij te dragen in de kosten van levensonderhoud en studie van de jongmeerderjarige, onder verdere bepaling dat hetgeen over de periode van 16 oktober 2006 tot 1 juni 2007 ter zake is betaald of verhaald niet behoeft te worden terugbetaald.
Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten, voor zover daar in hoger beroep geen grief tegen is gericht.
BEOORDELING VAN HET HOGER BEROEP
1. De man verzoekt thans de bestreden beschikking te vernietigen voor zover daarin is bepaald dat hetgeen over de periode 16 oktober 2006 tot 1 juni 2007 als bijdrage in de kosten van levensonderhoud en studie van de jongmeerderjarige door de man is betaald, niet behoeft te worden terugbetaald. De man voert hiertoe aan dat hij rond de achttiende verjaardag van de jongmeerderjarige aan hem heeft gevraagd om inkomensgegevens, en ook via zijn advocaat aan de vrouw heeft laten weten dat hij voornemens was om ten aanzien van de bijdrage voor de vrouw en de kinderen een wijzigingsverzoek in te dienen bij de rechtbank. Volgens de man had de jongmeerderjarige er derhalve rekening mee kunnen houden dat hij het eventueel door de man aan hem teveel betaalde bedrag zou moeten terugbetalen.
2. De vrouw en de jongmeerderjarige bestrijden het beroep en verzoeken de bestreden beschikking te bekrachtigen en het verzoek van de man geheel niet-ontvankelijk te verklaren dan wel af te wijzen als zijnde ongegrond dan wel in onvoldoende mate onderbouwd.
Zij hebben de stellingen van de man gemotiveerd betwist.
3. Het hof overweegt als volgt.
De man gaat er met zijn grief aan voorbij dat de nihilstelling van de bijdrage voor de jongmeerderjarige in de kosten van levensonderhoud en studie met ingang van een eerder tijdstip dan 1 juli 2007 door de rechtbank uitsluitend is gebaseerd op het gebrek aan draagkracht aan de zijde van de man. De man stelt weliswaar bij de jongmeerderjarige reeds ten tijde van diens achttiende verjaardag zijn streven om, desnoods via de rechter, tot nihilstelling te komen te hebben aangekondigd, maar hij heeft daarbij slechts verwezen naar gebrek aan behoefte aan de zijde van de jongmeerderjarige in verband met de veronderstelling dat diens inkomen voor de kosten van levensonderhoud inmiddels toereikend zouden zijn. Nu de jongmeerderjarige daaruit naar het oordeel van het hof niet heeft hoeven begrijpen dat ook een gebrek aan draagkracht aan de zijde van de man tot wijziging van de verschuldigde bijdrage zou kunnen leiden, kan niet worden geoordeeld dat de jongmeerderjarige met de onderhavige nihilstelling rekening heeft hoeven houden op een vroeger tijdstip dan 1 juli 2007. De grief faalt derhalve.
4. Op grond van het voorgaande zal het hof de bestreden beschikking bekrachtigen.
BESLISSING OP HET HOGER BEROEP
Het hof:
bekrachtigt de bestreden beschikking voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen.
Deze beschikking is gegeven door mrs. van Nievelt, Bouritius en Hulsebosch, bijgestaan door mr. Vergeer-van Zeggeren als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 10 december 2008.