GERECHTSHOF ’s-GRAVENHAGE
Familiesector
Uitspraak : 10 december 2008
Zaaknummer : 105.012.148.01
Rekestnummer : 1584-R-07
Rekestnr. rechtbank : F1 RK 05-698
[de moeder],
wonende te [woonplaats],
verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat mr. J.J. Blok,
[de heer *],
wonende te [woonplaats],
hierna te noemen: de heer [*],
wonende te [woonplaats],
advocaat mr. J.J. Blok,
[de man],
wonende te [woonplaats],
verweerder in hoger beroep,
hierna te noemen: de man,
advocaat mr. A.H.J. Strak.
Als belanghebbende is aangemerkt:
mr. E.M. Richel,
kantoorhoudende te Capelle aan den IJssel,
in zijn hoedanigheid van bijzondere curator van [de minderjarige],
hierna te noemen: de bijzondere curator.
PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP
De moeder en de heer [*] zijn op 6 november 2007 in hoger beroep gekomen van de beschikking van de rechtbank Rotterdam van 7 augustus 2007.
De man heeft op 21 december 2007 een verweerschrift ingediend.
De advocaat-generaal heeft op 22 oktober 2008 schriftelijk geconcludeerd.
Van de zijde van de moeder en de heer [*] zijn bij het hof op 22 november 2007 en 13 november 2008 aanvullende stukken ingekomen.
Op 19 november 2008 is de zaak mondeling behandeld. Verschenen zijn: de moeder en de heer [*], bijgestaan door hun advocaat, en de man, bijgestaan door zijn advocaat. De bijzondere curator is, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet verschenen. Partijen hebben het woord gevoerd, mr. Blok onder meer aan de hand van een bij de stukken gevoegde pleitnotitie. De heer [*] heeft op verzoek van de voorzitter de terechtzitting verlaten, nadat het hof heeft vastgesteld dat hij niet als belanghebbende in de onderhavige procedure kan worden aangemerkt. De terechtzitting is buiten zijn aanwezigheid voortgezet.
Na afloop van de zitting is een brief van de bijzondere curator bij het hof ingekomen, waarin is vermeld dat een foutieve agendering zijnerzijds de reden is geweest van zijn afwezigheid ter zitting.
HET PROCESVERLOOP IN EERSTE AANLEG EN VASTSTAANDE FEITEN
Voor het procesverloop en de beslissing in eerste aanleg verwijst het hof naar de beschikking van 9 januari 2006 van de rechtbank Rotterdam en naar de bestreden beschikking.
Bij beschikking van 9 januari 2006 heeft de rechtbank de zaak aangehouden, in afwachting van het DNA-onderzoek.
Bij de bestreden beschikking is aan de man vervangende toestemming verleend voor erkenning van de minderjarige: [de minderjarige], geboren [in] 2004 te [geboorteplaats], hierna te noemen: de minderjarige.
Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten, voor zover daar in hoger beroep geen grief tegen is gericht.
DE ONTVANKELIJKHEID VAN HET HOGER BEROEP
1. In geschil is de aan de man verleende vervangende toestemming tot erkenning van de minderjarige.
2. De moeder en de heer [*] verzoeken de bestreden beschikking te vernietigen en opnieuw te beschikken en de man te veroordelen in de proceskosten.
3. De man bestrijdt hun beroep en verzoekt de heer [*] niet ontvankelijk te verklaren in zijn beroep en voor zover nodig met aanvulling van de gronden de bestreden beschikking te bevestigen en de verzoeken van de moeder af te wijzen.
4. De advocaat-generaal verzoekt de bestreden beschikking te bekrachtigen.
5. Het hof overweegt omtrent de vraag of de heer [*] al dan niet als belanghebbende kan worden aangemerkt als volgt. De heer [*] is gehuwd met de moeder. Hij kan slechts dan worden ontvangen in het hoger beroep, voor zover dat mede door hem is ingesteld, indien hij, gelet op de aard van deze procedure, als belanghebbende in de zin artikel 798 eerste lid van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering kan worden aangemerkt.
6. Het hof merkt de heer [*] niet aan als belanghebbende in de zin van voormeld artikel, nu het geschil tussen de man en de moeder, mede gezien de in artikel 1:204 lid 3 van het Burgerlijk Wetboek vervatte norm, niet een zaak betreft die rechtstreeks betrekking heeft op rechten of verplichtingen van de heer [*]. De omstandigheid dat de moeder de heer [*] toestemming heeft verleend om de minderjarige te erkennen - wat daar overigens ook van zij - maakt dit niet anders. Het hof zal de heer [*] derhalve niet-ontvankelijk verklaren in het hoger beroep, voor zover dat mede door hem is ingesteld. Een en ander is de heer [*] ter zitting medegedeeld.
7. Dit leidt tot de volgende beslissing.
verklaart de heer [*] niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover dat mede door hem is ingesteld;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Kamminga, Mos-Verstraten en Van der Kuijl, bijgestaan door mr. Wijtzes als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 10 december 2008.