ECLI:NL:GHSGR:2008:BH2242

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
12 november 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
105.011.835-01
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • A. van den Wildenberg
  • M. Mink
  • J. van Montfoort
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontzegging van omgang tussen vader en kinderen wegens zwaarwegende belangen

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 12 november 2008 uitspraak gedaan in hoger beroep over de omgangsregeling tussen een vader en zijn drie minderjarige kinderen. De vader, die in hoger beroep ging tegen een eerdere beschikking van de rechtbank Rotterdam, verzocht om een omgangsregeling waarbij de kinderen regelmatig bij hem zouden verblijven. De moeder, die belast is met het gezag over de kinderen, verzet zich tegen deze omgangsregeling en stelt dat omgang met de vader niet in het belang van de kinderen is. Ze verwijst naar eerdere mishandelingen door de vader en de angst die de kinderen voor hem zouden hebben.

Het hof heeft de situatie zorgvuldig beoordeeld, waarbij het belang van de kinderen voorop staat. De vader heeft zijn aandeel in de ontstane situatie ontkend, wat het hof als zorgwekkend beschouwt. De moeder heeft aangegeven dat de kinderen momenteel stabiliteit en rust nodig hebben, en dat omgang met de vader hen onrust zou brengen. Het hof heeft vastgesteld dat de vader, ondanks zijn veroordeling voor mishandeling, niet in staat is om zich in te leven in de situatie van de kinderen.

Op basis van artikel 1:377a BW heeft het hof besloten om de vader het recht op omgang met de kinderen te ontzeggen. De eerdere beschikking van de rechtbank, die het verzoek van de vader tot vaststelling van een omgangsregeling had afgewezen, is in zoverre vernietigd. De beslissing van het hof is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de ontzegging van omgang onmiddellijk van kracht is. De vader heeft het verzoek om een omgangsregeling verloren, en het hof heeft het in hoger beroep meer of anders verzochte afgewezen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-GRAVENHAGE
Familiesector
Uitspraak : 12 november 2008
Zaaknummer : 105.011.835/01
Rekestnummer : 1269-R-07
Rekestnr. rechtbank : F2 RK 04-2438
[appellant],
wonende te [woonplaats],
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: de vader,
advocaat mr. M. de Winter,
tegen
[verweerder],
wonende te [woonplaats],
verweerster in hoger beroep
hierna te noemen: de moeder,
advocaat mr. R.I.R. Denz.
PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP
De vader is op 10 september 2007 in hoger beroep gekomen van de beschikking van 13 juni 2007 van de rechtbank Rotterdam.
De moeder heeft op 31 oktober 2007 een verweerschrift ingediend.
Van de zijde van de vader zijn bij het hof op 8 november 2007 aanvullende stukken ingekomen.
De raad voor de kinderbescherming, vestiging Rotterdam, hierna te noemen: de raad, heeft het hof bij brief van 19 augustus 2008 laten weten niet ter terechtzitting te zullen verschijnen.
Op 22 oktober 2008 is de zaak mondeling behandeld. Verschenen zijn: de vader en de moeder, bijgestaan door hun advocaten. De aanwezigen hebben het woord gevoerd, de advocaat van de moeder onder meer aan de hand van de bij de stukken gevoegde pleitnotitie. De hierna nader te noemen minderjarige [X] is in raadkamer gehoord.
HET PROCESVERLOOP IN EERSTE AANLEG EN VASTSTAANDE FEITEN
Voor het procesverloop en de beslissing in eerste aanleg verwijst het hof naar de bestreden beschikking en de beschikkingen van 29 maart 2005 en 8 mei 2006 van de rechtbank Rotterdam.
De vader en de moeder hebben van 1995 tot 2002 een affectie relatie gehad.
Uit deze relatie zijn geboren de thans nog minderjarige:
- [X geboren in 1996];
- [Y geboren in 1997];
- [Z geboren in 2000];
hierna gezamenlijk te noemen: de kinderen.
De moeder is belast met het gezag over de kinderen. De vader heeft de kinderen op in 2007 erkend.
Bij beschikking van 29 maart 2005 heeft de rechtbank de raad verzocht een onderzoek in te stellen naar de mogelijkheden voor een omgangsregeling tussen de vader en de kinderen en de zaak voor het overige aangehouden.
Bij opvolgende beschikking van 8 mei 2006 heeft de rechtbank een omgangsregeling bij het Rotterdams Omgangshuis bepaald en heeft de rechtbank de Rotterdamse Omgangsbegeleiding verzocht de rechtbank schriftelijk te informeren over het verloop van de begeleide omgangscontacten.
Bij de opvolgende –bestreden- beschikking heeft de rechtbank het verzoek van de vader tot vaststelling van een omgangsregeling tussen hem en de kinderen, afgewezen. Voorts heeft de rechtbank een informatieregeling bepaald.
BEOORDELING VAN HET HOGER BEROEP
1. In geschil is de omgang tussen de vader en de kinderen alsmede de vaststelling van de informatieregeling.
2. De vader verzoekt de bestreden beschikking te vernietigen en, opnieuw beschikkende, alsnog te bepalen dat de kinderen:
- één keer per veertien dagen van vrijdagavond 18.00 uur tot zondagavond 19.00 uur bij de vader verblijven;
- in de zomer van het jaar 2008 de eerste drie (aaneengesloten) weken van de zomervakantie bij de vader doorbrengen en de laatste drie weken bij de moeder, waarna dit in het jaar 2009 wisselt en zo steeds om en om;
- tijdens de herfst-, voorjaars- en meivakanties de eerste week bij de vader en de tweede week bij de moeder zullen verblijven, waarna dit het daarop volgende jaar wisselt, en zo steeds om en om;
- in het jaar 2007 de eerste week van de kerstvakantie (inclusief eerste en tweede kerstdag) bij de vader zullen verblijven en de tweede week (inclusief oud & nieuw) bij de moeder zullen verblijven, waarna dit eveneens volgens jaar wisselt, en zo steeds om en om;
- tijdens feestdagen zoals Pasen, Pinksteren, Hemelvaartdag en Koninginnedag het ene jaar bij de vader en het andere jaar bij de moeder zullen zijn; steeds afwisselend;
- op vaderdag en op de verjaardag van de vader bij hem zullen zijn, waarbij indien de vader op een doordeweekse dag jarig is, de kinderen die dag na schooltijd bij hem zullen zijn en de volgende ochtend door hem naar school zullen worden gebracht;
- op de dag van hun eigen verjaardag, met de andere kinderen, het ene jaar bij de vader en het andere jaar bij de vrouw zullen zijn voor zover ze die dag niet op school doorbrengen, dus met name 's middags na schooltijd en 's avonds, waarbij de man indien de kinderen die dag (deels) bij hem zijn, de kinderen de volgende ochtend naar school zal brengen.
Voorts te bepalen dat de moeder verplicht is de vader steeds tijdig op de hoogte te brengen van gewichtige aangelegenheden betreffende de kinderen of één van hen, hetgeen in ieder geval betrekking heeft op de woonplaats en het concrete adres van de kinderen; schoolkeuze, leerprestaties, ouderavonden, beroepskeuze; dokters- en ziekenhuisbezoek, lichamelijke of psychische aandoeningen, afwijkingen of stoornissen, en in dat kader de vader ook afschriften te doen toekomen van daarover beschikbare schriftelijke informatie zoals schoolrapporten, oproepen voor ouderavonden of andere informatie bijeenkomsten op school, rapporten van artsen of andere onderzoekers, alsmede steeds een originele set van de jaarlijkse schoolfoto's van de kinderen.
Al het voorgaande op straffe van het door de moeder verbeuren van een dwangsom van
€ 1.000,- per keer dat zij niet aan de door bepaalde omgangsregeling en/of informatieplicht voldoet.
3.De moeder bestrijdt zijn beroep en verzoekt het hof de bestreden beschikking te bekrachtigen.
4. De vader stelt dat, zolang de moeder niet meewerkt aan proefcontacten, er geen concrete aanwijzingen zijn dat omgang tussen de kinderen en de vader teveel onrust en dreiging in het leven van de kinderen zou brengen. De kinderen lijden volgens hem aan het Parental Alienation Syndrome. Het is de moeder die geen omgang tussen de vader en de kinderen wil.
5. De moeder heeft gesteld dat de omgang aan de vader ontzegd dient te worden op grond van artikel 1:377f Burgerlijk Wetboek (hierna: BW), aangezien omgang met de kinderen niet in hun belang is. De kinderen hebben volgens de moeder angst voor de vader. Hij toonde niet of nauwelijks belangstelling voor hen en las hij zit deed, middels het langzaam rijden met de auto door de straat, dan zijn de kinderen naar huis gevlucht. De vader mishandelde de moeder meestal in aanwezigheid van de kinderen. Daarnaast stelt de moeder dat zij seksueel ontremd gedrag van de vader vreest. De kinderen zijn gebaat bij rust en stabiliteit. De moeder poogt hun weerbaarheid te vergroten.
Omgangsregeling
6. Het hof overweegt dat artikel 1:377a BW van toepassing is, nu tussen partijen niet in geschil is dat de vader de biologische vader is en hij, gelet op de samenwoning van partijen tot ná de geboorte van de kinderen, in een nauwe persoonlijke betrekking tot hen staat. Inmiddels heeft de vader – na daartoe verkregen vervangende toestemming – de kinderen erkend.
7. Het hof verenigt zich, gelet op de overgelegde stukken en het verhandelde ter terechtzitting, met het oordeel van de rechtbank en de gronden waarop dat berust. De vader is bij vonnis van 28 maart 2005 van het hof veroordeeld wegens mishandeling van de moeder, bij welke mishandeling één van de kinderen aanwezig was. Blijkens de rapportage ten behoeve van het traject voor psychologische hulpverlening van het Psychologisch Adviesbureau Ooms van
17 oktober 2007 is de moeder op dit moment niet in staat omgang tussen de kinderen en de vader toe te laten.
Het hof is gebleken dat het thans invulling geven aan een omgangsregeling onrust zal veroorzaken bij de kinderen. De vader heeft ter terechtzitting -ondanks zijn veroordeling- zijn aandeel in deze situatie uitdrukkelijk ontkend hetgeen het hof van belang acht, nu de vader er daarmee blijkt van geeft zich niet te kunnen inleven in de situatie van de kinderen. Nu is de situatie van de kinderen stabiel. Het hof is onder de gegeven omstandigheden van oordeel dat zwaarwegende belangen zich verzetten tegen de omgang tussen de vader en de kinderen.
Informatieregeling
8. Het hof is van oordeel, in het licht van de bovengenoemde omstandigheden, dat het belang van de kinderen eist dat de door de vader verzochte uitgebreide informatie- en consultatieregeling achterwege blijft. Het hof verenigt zich dan ook met de door de rechtbank vastgestelde, beperkte, informatieregeling.
9. Gelet op het voorgaande zal het hof de vader op grond van artikel 1:377a BW het recht op omgang met de kinderen ontzeggen. Nu de rechtbank het verzoek van de vader tot vaststelling van een omgangsregeling heeft afgewezen, zal het hof de bestreden beschikking in zoverre vernietigen en de vader het recht op omgang met de kinderen ontzeggen.
BESLISSING OP HET HOGER BEROEP
Het hof:
vernietigt de bestreden beschikking voor zover het betreft de afwijzing van het verzoek tot vaststelling van een omgangsregeling en, in zoverre opnieuw beschikkende:
ontzegt de vader met ingang van heden het recht op omgang met de minderjarigen [[X], [Y] en [Z];
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het in hoger beroep meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. van den Wildenberg, Mink en van Montfoort, bijgestaan door mr. de Klerk als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 12 november 2008.