ECLI:NL:GHSGR:2008:BJ5028

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
17 december 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
105.012.675/01
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • Mink
  • Van den Wildenberg
  • Fockema Andreae-Hartsuiker
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot onderbewindstelling van goederen van betrokkene

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 17 december 2008 uitspraak gedaan in hoger beroep betreffende de afwijzing van een verzoek tot onderbewindstelling van de goederen van de betrokkene. De betrokkene, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. E.H.A. Schute, had in hoger beroep de beschikking van de kantonrechter in de rechtbank te Middelburg van 8 november 2007 aangevochten, waarbij op verzoek van zijn dochter en zoon een bewind was ingesteld over zijn goederen. De dochter en zoon waren benoemd tot bewindvoerders.

De betrokkene stelde dat hij, ondanks een fysieke beperking, in staat was zijn financiële belangen te behartigen en dat er geen sprake was van een alcoholprobleem, zoals door zijn kinderen werd gesuggereerd. Hij voerde aan dat zijn moeder, voor wie hij eerder de financiële belangen behartigde, inmiddels onder bewind was gesteld, waardoor het argument voor zijn onderbewindstelling niet meer geldig was. De dochter en zoon gaven aan dat hun verzoek tot onderbewindstelling voortkwam uit zorgen over de vermogensrechtelijke belangen van hun grootmoeder en beschuldigden de betrokkene van misbruik van een volmacht.

Het hof oordeelde dat er geen bewijs was dat de betrokkene niet in staat was zijn vermogensrechtelijke belangen te behartigen, noch dat zijn geestelijke gesteldheid een belemmering vormde. De argumenten van de dochter en zoon over misbruik van de volmacht en een mogelijk alcoholprobleem werden niet als voldoende geacht om de onderbewindstelling te rechtvaardigen. Het hof vernietigde daarom de bestreden beschikking en wees het inleidende verzoek tot onderbewindstelling af, met als gevolg dat de taak van de bewindvoerders eindigde op 18 december 2008.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-GRAVENHAGE
Familiesector
Uitspraak : 17 december 2008
Zaaknummer : 105.012.675.01
Rekestnummer : 246-M-08
Rekestnr. rechtbank : EJ VERZ 07-2681
[appellant],
wonende te [woonplaats],
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: de betrokkene,
advocaat mr. E.H.A. Schute.
Als belanghebbenden zijn aangemerkt:
1. [belanghebbende I],
wonende te [woonplaats],
hierna te noemen: de dochter,
2. [belanghebbende II],
wonende te [woonplaats],
hierna te noemen: de zoon.
PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP
De betrokkene is op 7 februari 2008 in hoger beroep gekomen van de beschikking van de kantonrechter in de rechtbank te Middelburg van 8 november 2007.
De dochter en de zoon hebben geen verweerschrift ingediend.
Van de zijde van de betrokkene zijn bij het hof op 21 maart 2008 aanvullende stukken ingekomen.
Op 12 november 2008 is de zaak mondeling behandeld. Verschenen zijn: de betrokkene, bijgestaan door zijn advocaat, alsmede de dochter en de zoon. De verschenen personen hebben het woord gevoerd.
HET PROCESVERLOOP IN EERSTE AANLEG EN VASTSTAANDE FEITEN
Voor het procesverloop en de beslissing in eerste aanleg verwijst het hof naar de bestreden beschikking.
Bij die beschikking is op verzoek van de dochter en de zoon een bewind ingesteld over de goederen die toebehoren of zullen toebehoren aan de betrokkene. Voorts zijn de dochter en de zoon benoemd tot bewindvoerders.
Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten, voor zover daar in hoger beroep geen grief tegen is gericht.
BEOORDELING VAN HET HOGER BEROEP
1. In geschil is de instelling van een bewind over de goederen die toebehoren of zullen toebehoren aan de betrokkene.
2. De betrokkene verzoekt om de bestreden beschikking te vernietigen en om het oorspronkelijke verzoek alsnog af te wijzen.
3. De betrokkene stelt dat hij - ondanks een fysieke beperking - zeer wel in staat is zijn financiële belangen te behartigen. Volgens de betrokkene is hij psychisch gezond en is er geen sprake van een alcoholprobleem, zoals de dochter en de zoon stellen. De betrokkene voert voorts aan dat hij niet over vermogen beschikt en slechts een gering inkomen geniet. Ten slotte stelt de betrokkene dat zijn moeder, van wie hij de financiële belangen voordien behartigde, inmiddels onder bewind is gesteld met benoeming van de dochter en de zoon tot bewindvoerders, zodat het argument dat de betrokkene niet in staat is de financiële belangen van zijn moeder te behartigen, is komen te vervallen. Gelet op het vorenstaande is de betrokkene van mening dat er geen grond voor een onderbewindstelling aanwezig is.
4. De dochter en de zoon van de betrokkene hebben ter terechtzitting verklaard dat de voornaamste reden voor het onderhavige verzoek tot onderbewindstelling is gelegen in hun wens de vermogensrechtelijke belangen van hun grootmoeder veilig te stellen. Zij zijn van mening dat de betrokkene op onjuiste wijze gebruik heeft gemaakt van de door zijn moeder aan hem verstrekte volmacht. De dochter en zoon hebben ter terechtzitting verklaard in dezen juridisch advies te hebben ingewonnen. Op grond van dit advies hebben zij naast de onderbewindstelling van de goederen van hun grootmoeder tevens de onderbewindstelling van de goederen van de betrokkene verzocht. Overigens zijn zij onverkort van mening dat de betrokkene met een alcoholprobleem kampt.
5 Het hof overweegt als volgt. Een bewind kan worden ingesteld indien een meerderjarige als gevolg van zijn lichamelijke of geestelijke toestand tijdelijk of duurzaam niet in staat is ten volle zijn vermogensrechtelijke belangen zelf behoorlijk waar te nemen. In casu is het hof niet gebleken dat de betrokkene in verband met zijn lichamelijke toestand niet in staat is zijn vermogensrechtelijke belangen te behartigen. De dochter en de zoon hebben hieromtrent ook geen stellingen aangevoerd. Gelet op de stukken en hetgeen ter terechtzitting onder meer door de betrokkene zelf naar voren is gebracht, is het hof voorts van oordeel dat de geestelijke gesteldheid van de betrokkene geen belemmering vormt voor het behartigen van zijn vermogensrechtelijke belangen, zodat daarin eveneens geen grond voor een onderbewindstelling van zijn goederen is gelegen. Hetgeen de dochter en de zoon omtrent het gestelde misbruik van de volmacht en een eventueel alcoholprobleem naar voren hebben gebracht, kan daaraan niet afdoen.
6. Gelet op het vorenstaande, dient de bestreden beschikking te worden vernietigd en het inleidende verzoek alsnog te worden afgewezen. Dit brengt met zich dat de taak van de bewindvoerders eindigt daags na de datum van deze uitspraak, ofwel op 18 december 2008.
7. Mitsdien wordt als volgt beslist.
BESLISSING OP HET HOGER BEROEP
Het hof:
vernietigt de bestreden beschikking en, in zoverre opnieuw beschikkende:
wijst het inleidende verzoek alsnog af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Mink, Van den Wildenberg en Fockema Andreae-Hartsuiker, bijgestaan door mr. De Witte-Renkema als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 17 december 2008.