ECLI:NL:GHSGR:2008:BK5097

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
3 september 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
105.011.534-01
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. van Leuven
  • A. van Nievelt
  • H. Hulsebosch
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging gezamenlijk gezag na echtscheiding wegens onaanvaardbaar risico voor minderjarige

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 3 september 2008 uitspraak gedaan in hoger beroep over het gezamenlijk gezag na echtscheiding. De moeder, die de Nederlandse nationaliteit heeft en burger van Oekraïne is, verzocht om beëindiging van het gezamenlijk gezag over haar minderjarige kind, dat zonder geldige verblijfstitel in Nederland verblijft. De vader, van Russische nationaliteit, weigerde al jaren mee te werken aan de totstandkoming van een verblijfsvergunning voor het kind, wat volgens het hof een onaanvaardbaar risico voor de minderjarige met zich meebracht. De vader was niet verschenen op de zitting, ondanks dat hij daartoe was opgeroepen. Het hof oordeelde dat de communicatie tussen de ouders zo slecht was dat handhaving van het gezamenlijk gezag niet in het belang van het kind kon worden geacht. Het hof vernietigde de bestreden beschikking van de rechtbank en bepaalde dat het ouderlijk gezag voortaan alleen aan de moeder toekomt. Daarnaast ontzegde het hof de vader het recht op omgang met het kind voor onbepaalde tijd, omdat omgang te veel spanningen met zich zou brengen. De verzoeken van de vader werden afgewezen, en de moeder werd niet-ontvankelijk verklaard in haar verzoek om de informatieregeling van de vader af te wijzen. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-GRAVENHAGE
Familiesector
Uitspraak : 3 september 2008
Zaaknummer : 105.011.534.01
Rekestnummer : 965-H-07
Rekestnr. rechtbank : 06-5571
[verzoekster],
wonende te [woonplaats],
verzoekster, tevens incidenteel verweerster, in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat mr. A. Steutel,
tegen
[verweerder],
zonder bekende woon- of verblijfplaats in of buiten Nederland,
verweerder, tevens incidenteel verzoeker, in hoger beroep,
hierna te noemen: de vader,
advocaat mr. B.D.D. Martens.
PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP
De moeder is op 11 juli 2007 in hoger beroep gekomen van de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank ‘s-Gravenhage van 11 april 2007.
De vader heeft op 3 december 2007 een verweerschrift, tevens houdende incidenteel appel, ingediend.
De moeder heeft op 27 december 2007 een verweerschrift op het incidenteel appel ingediend.
Van de zijde van de moeder zijn bij het hof op 1 augustus 2007 en 27 juni 2008 aanvullende stukken ingekomen.
Van de zijde van de vader zijn bij het hof op 9 juli 2008 en 16 juli 2008 aanvullende stukken ingekomen.
De Raad voor de Kinderbescherming, locatie ’s-Gravenhage, heeft het hof bij brief van 8 juli 2008 laten weten niet ter terechtzitting te zullen verschijnen.
Op 23 juli 2008 is de zaak mondeling behandeld. Verschenen zijn: de moeder, bijgestaan door haar advocaat en de advocaat van de vader. De vader is, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet verschenen. De aanwezigen hebben het woord gevoerd, de advocaat van de vader onder meer aan de hand van een bij de stukken gevoegde pleitnotitie.
De hierna te noemen minderjarige: [naam kind] is in raadkamer gehoord.
HET PROCESVERLOOP IN EERSTE AANLEG EN VASTSTAANDE FEITEN
Voor het procesverloop en de beslissing in eerste aanleg verwijst het hof naar de bestreden beschikking.
Bij die beschikking is - uitvoerbaar bij voorraad - het verzoek van de moeder met betrekking tot de wijziging van het ouderlijk gezag afgewezen. Tevens is het verzoek van de vader met betrekking tot het vaststellen van een omgangsregeling tussen de moeder en de hierna te noemen minderjarige afgewezen. Voorts is - uitvoerbaar bij voorraad - bepaald dat de moeder driemaal per jaar, te weten met Kerstmis, Pasen en de zomervakantie, de vader schriftelijk informatie zal verschaffen over de ontwikkeling en het welzijn van de minderjarige en daarbij zal voegen een kopie van het laatste schoolrapport en een goed gelijkende recente kleurenfoto van de minderjarige. Daarnaast is - uitvoerbaar bij voorraad - bepaald dat de moeder de vader voorts zal raadplegen - zo nodig door tussenkomst van derden - over te nemen beslissingen omtrent gewichtige aangelegenheden met betrekking tot de persoon en het vermogen van de minderjarige. Tenslotte is de vader niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoeken inzake de verwijzing van de moeder naar de rechtbank te Kiev, Oekraïne, de bevordering van de communicatie tussen de vader en de minderjarige en de machtiging tot voorlopig verblijf-procedure (verder: MVV-procedure).
Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten, voor zover daar in hoger beroep geen grief tegen is gericht.
BEOORDELING VAN HET PRINCIPALE EN HET INCIDENTELE HOGER BEROEP
1. In het principale appel is in geschil het ouderlijk gezag ten aanzien van de minderjarige:
[naam kind], geboren [in 1994] te [geboorteplaats], [geboorteland], verder: [kind]. Zij verblijft met de moeder in Nederland zonder geldige verblijfstitel. De moeder heeft de Nederlandse nationaliteit en is burger van Oekraïne. De vader heeft de Russische nationaliteit. De nationaliteit van [kind] is onbekend.
Voor zover het principale appel tevens gericht is tegen de informatieregeling, hetgeen zou kunnen worden afgeleid uit haar petitum alle verzoeken van de vader af te wijzen, is het hof van oordeel dat de moeder hiertegen, ook niet impliciet, geen grief heeft aangevoerd en derhalve in dat opzicht niet-ontvankelijk verklaard dient te worden.
In het incidentele appel zijn in geschil: het verzoek de moeder te verwijzen naar de rechtbank te Kiev, Oekraïne, de omgangsregeling tussen de vader en [kind] en de versterking van de informatieregeling met een dwangsom.
2. De moeder verzoekt de bestreden beschikking te vernietigen (het hof begrijpt:) voor zover het betreft de afwijzing van haar verzoek tot beëindiging van het gezamenlijk gezag en, in zoverre opnieuw beschikkende, haar oorspronkelijke verzoek (het hof begrijpt:) te bepalen dat het gezamenlijk gezag over [kind] wordt beëindigd en te bepalen dat aan de moeder het eenhoofdig gezag over [kind] toekomt, toe te wijzen en de verzoeken van de vader af te wijzen danwel hem niet-ontvankelijk te verklaren.
3. De vader bestrijdt haar beroep. In incidenteel appel verzoekt hij de moeder te verwijzen naar Dniprovskyi District Court, de rechtbank in Kiev, om aldaar haar verzoek verder te laten behandelen, dan wel een omgangsregeling tussen hem en [kind] op te leggen, inhoudende dat zij de helft van haar zomervakantie bij hem doorbrengt. Tevens verzoekt de vader om conform de beschikking van 28 juni 2006 van de rechtbank ’s-Gravenhage, rekestnummer: FA RK 02-4648, zaaknummer 1844959 te bepalen dat de moeder voor iedere keer dat zij in gebreke blijft om aan de informatieverplichtingen te voldoen waartoe de vader heeft verzocht, een dwangsom zal verbeuren van € 500,- met een maximum van € 1.000,-.
4. De moeder bestrijdt het incidenteel appel van de vader.
Verwijzingsverzoek
5. Het hof zal allereerst ingaan op het verzoek van de vader om de moeder te verwijzen naar de rechtbank in Kiev om aldaar haar verzoek verder te laten behandelen, nu dit verzoek het meest verstrekkend is. Het hof is van oordeel dat de vader zijn verzoek onvoldoende heeft onderbouwd en dit verzoek overigens geen steun vindt in de wet of verdragen. Het hof zal dit verzoek dan ook afwijzen.
Ouderlijk gezag
6. Het hof overweegt ten aanzien van het verzoek van de moeder tot beëindiging van het gezamenlijk gezag als volgt. De gezamenlijke uitoefening van het ouderlijk gezag vergt dat de vader en de moeder belangrijke beslissingen met betrekking tot [kind] in overleg met elkaar kunnen nemen en daartoe in staat zijn tot communicatie met elkaar. Op basis van de aan het hof overgelegde stukken en het verhandelde ter terechtzitting is het hof van oordeel dat de communicatie tussen de ouders dermate slecht is dat handhaving van het gezamenlijk gezag niet in het belang van [kind] kan worden geacht. Het levert voor haar een onaanvaardbare situatie op. Daartoe overweegt het hof als volgt.
7. [kind] verblijft reeds acht jaren zonder verblijfsvergunning in Nederland. De vader moet als medegezaghebbende zijn toestemming verlenen tot het verkrijgen van een verblijfsvergunning voor [kind]. De vader heeft, ondanks herhaalde verzoeken van zowel de moeder als [kind] daartoe, tot op heden geen - onvoorwaardelijke - toestemming gegeven tot het verkrijgen van een verblijfsvergunning voor [kind]. Het hof is niet gebleken van omstandigheden die nopen tot het oordeel dat de vader een te respecteren belang heeft bij zijn weigering toestemming te verlenen voor het verkrijgen van een verblijfsvergunning voor [kind]. Naar het oordeel van het hof wordt [kind] door het uitblijven van een verblijfsvergunning ernstig in de uitoefening van haar dagelijks leven belemmerd. Dit klemt des te meer nu zij, gelet op haar leeftijd, op een intensievere en meer zelfstandige wijze aan het maatschappelijke verkeer wenst deel te nemen. Het hof acht het dan ook niet in haar belang dat de huidige situatie blijft voortduren.
8. Uit de aanhoudende weigering van de vader toestemming te verlenen tot het verkrijgen van een verblijfsvergunning voor [kind] en het feit dat er gedurende acht jaar geen goed contact mogelijk is geweest tussen hem en de moeder, blijkt naar het oordeel van het hof dat de ouders niet in staat zijn gezamenlijk de ouderlijke verantwoordelijkheid te dragen. Gelet op het feit dat de huidige situatie reeds verscheidene jaren bestaat, acht het hof het niet aannemelijk dat de situatie binnen afzienbare tijd voldoende zal verbeteren. Het hof is dan ook van oordeel dat het gezamenlijk gezag in het belang van [kind] dient te worden beëindigd en het ouderlijk gezag alleen aan de moeder dient te worden toegekend. Zij is nu eenmaal al vele jaren feitelijk de zorgouder.
Omgangsregeling
9. Het hof overweegt ten aanzien van het verzoek van de vader tot het vaststellen van een omgangsregeling tussen hem en [kind] als volgt. Het recht op omgang is een fundamenteel recht voor zowel de vader als [kind], dat alleen kan worden ontzegd indien zich één of meer van de gronden genoemd in artikel 1:377a van het Burgerlijk Wetboek voordoen.
10. Hoewel [kind] reeds acht jaren geen contact meer met de vader heeft gehad en haar mening over hem derhalve slechts beperkt gestoeld kan zijn op haar eigen ervaring, heeft zij een zeer negatief beeld van hem. Haar boosheid jegens hem is onder meer gegrond op het feit dat hij tot op heden geen toestemming heeft verleend tot het verkrijgen van een verblijfsvergunning. Het hof acht het weliswaar in het belang van [kind] dat zij een reëel beeld van de vader krijgt, maar is evenwel van oordeel dat omgang met de vader thans teveel spanningen met zich zal brengen. Het hof acht het dan ook niet in het belang van [kind] om haar te verplichten tot omgang met de vader. Naar het oordeel van het hof is gebleken van dermate ernstige bezwaren van [kind] tegen het vaststellen van een omgangsregeling met de vader, dat het hof de vader het recht op omgang met [kind] voor onbepaalde tijd dient te ontzeggen. Het hof zal de bestreden beschikking in zoverre dan ook vernietigen.
Versterking van de informatieregeling met een dwangsom
11. Het hof overweegt ten aanzien van het verzoek van de vader tot het vaststellen van een dwangsom ten aanzien van de informatieregeling als volgt. De moeder heeft de stelling van de vader dat zij de informatieregeling niet zou nakomen gemotiveerd betwist. De moeder heeft ter terechtzitting verklaard dat zij de informatieregeling weliswaar niet in het belang van [kind] acht, maar dat zij zich wettelijk verplicht acht de informatieregeling na te komen. Onbestreden is dat de moeder dit voorjaar informatie aan de vader heeft verstrekt. Het hof ziet dan ook geen aanleiding het verzoek van de vader toe te wijzen.
12. Mitsdien dient als volgt te worden beslist.
BESLISSING OP HET PRINCIPALE EN INCIDENTELE HOGER BEROEP
Het hof:
vernietigt de bestreden beschikking voor zover het betreft het ouderlijk gezag en de omgangsregeling tussen de vader en [kind] en, in zoverre opnieuw beschikkende:
bepaalt dat het ouderlijk gezag over [kind] voortaan alleen aan de moeder toekomt;
verklaart - voor zover nodig - de moeder niet-ontvankelijk in haar verzoek de door de vader verzochte informatieregeling af te wijzen;
ontzegt de vader het recht op omgang met [kind] voor onbepaalde tijd;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
bekrachtigt de bestreden beschikking voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen voor het overige;
wijst het in hoger beroep meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. van Leuven, van Nievelt en Hulsebosch, bijgestaan door mr. Willems als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 3 september 2008.