GERECHTSHOF ‘s-GRAVENHAGE
Familiesector
Uitspraak : 1 oktober 2008
Zaaknummer : 105.011.658/01
Rekestnummer (oud) : 1091-R-07
Rekestnr. rechtbank : J1 RK 07-44
[verzoekster],
wonende te [woonplaats],
verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat mr. M.D. Velthoven,
de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering,
kantoorhoudende te Amsterdam,
hierna te noemen: de WSS.
Als belanghebbende is aangemerkt:
[verweerder],
wonende te [woonplaats],
verder te noemen: de vader.
HET VERDERE PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP
Het hof verwijst voor het verloop van het geding naar zijn tussenbeschikking van 19 december 2007, waarvan de inhoud als hier herhaald en ingelast moet worden beschouwd. Bij die beschikking heeft het hof de behandeling van de onderhavige zaak aangehouden en de WSS verzocht door een onafhankelijke instantie een onderzoek te doen instellen naar de mogelijkheden - en zo die er zijn, tot de omvang - van een verantwoord contact tussen de ouders en [kind]. Het hof heeft iedere verdere beslissing aangehouden.
Nadien zijn de volgende stukken bij het hof ingekomen:
Van de zijde van de WSS zijn bij het hof op 23 juni 2008 een begeleidend schrijven en de rapportage van het Ambulatorium Ottho Gerhard Heldring te Zetten van 19 juni 2008 ingekomen.
Van de zijde van de moeder is bij het hof op 31 juli 2008 een aanvullend stuk, zijnde de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Rotterdam van 10 juli 2008, ingekomen.
Bij brief van 2 september 2008 heeft de Raad voor de Kinderbescherming, vestiging Rotterdam, het hof laten weten niet ter terechtzitting te zullen verschijnen.
Op 3 september 2008 is de mondelinge behandeling van de zaak voortgezet. Verschenen zijn: de moeder, bijgestaan door haar advocaat. Namens de WSS zijn verschenen: mevrouw M.S. Ramdas en mevrouw M. Apfel. Voorts zijn mevrouw [X], verder: grootmoeder moederszijde, en de vader verschenen. De aanwezigen hebben het woord gevoerd.
VERDERE BEOORDELING VAN HET HOGER BEROEP
1. De WSS heeft de ambulante instelling voor (forensische) diagnostiek, Ambulatorium Ottho Gerhard Heldring te Zetten, verder: het Ambulatorium, verzocht psychologisch onderzoek te verrichten bij [kind], met als doel zicht te krijgen op de ontwikkeling van [kind] en op basis daarvan advies uit te brengen met betrekking tot de omvang van het contact tussen [kind] en de ouders.
2. Uit het psychodiagnostische onderzoek van 19 juni 2008 van het Ambulatorium blijkt het volgende. [kind] is een temperamentvol jongetje dat een bovengemiddelde behoefte heeft aan voorspelbaarheid en een duidelijk gestructureerde opvoedingssituatie. Momenteel is er een omgangsregeling tussen [kind] en zijn ouders van eens per vier weken gedurende één uur. De huidige omgangsregeling doet een groot beroep op [kind]. Dit heeft enerzijds te maken met de draagkracht en belastbaarheid van [kind] en anderzijds met de mogelijkheden van ouders om adequaat op [kind] af te stemmen. Het is in het belang van [kind] om de hechtingsontwikkeling verder te bevorderen en een opvoedingssituatie te bieden met rust en regelmaat. Een uitbreiding van de frequentie van de omgangsregeling zou voor [kind] meer onrust en verwarring brengen. Gezien zijn belastbaarheid wordt geadviseerd op dit moment de huidige duur te handhaven.
3. De moeder heeft ter terechtzitting verklaard het niet eens te zijn met de uitkomsten van het psychodiagnostische onderzoek van het Ambulatorium. Een groot deel van de onderzoeksvragen heeft geen betrekking op de door het hof geformuleerde onderzoeksvragen naar de contactvaardigheden van de ouders. Voorts wordt tijdens het bezoekuur eerst koffie gedronken, zodat de tijd die de ouders met [kind] hebben beperkt wordt tot een half uur. Het bezoek vindt plaats onder begeleiding van de gezinsvoogd, terwijl het contact tussen de moeder en de gezinsvoogd niet goed is. Dit levert veel spanning op, hetgeen niet in het belang van [kind] is. Door het beperkte contact raakt [kind] vervreemd van zijn ouders en familie, terwijl het doel van de ondertoezichtstelling juist is de band tussen de ouders en het kind in stand te laten. De moeder wil dat [kind] bij grootmoeder moederszijde wordt geplaatst, zodat zij hem vaker kan bezoeken. Het rapport van het Ambulatorium biedt volgens de moeder ruimte voor een uitbreiding van de bezoekregeling. De kinderrechter in de rechtbank Rotterdam heeft in de beschikking van 10 juli 2008 dan ook terecht overwogen dat de mate van acceptatie van de uithuisplaatsing bij de ouders bepaald wordt door de omvang van de bezoekmomenten. Hoewel de WSS erkend heeft dat er mogelijkheden zijn om de bezoekregeling uit te breiden, is er vervolgens wederom een aanwijzing gegeven door de WSS. Gelet op deze ontwikkelingen heeft de moeder ter terechtzitting haar beroep aangevuld in die zin dat zij verzoekt de behandeling van de zaak een half jaar pro forma aan te houden. Gedurende die periode dient de WSS de bezoekregeling uit te breiden en het verloop ervan te rapporteren.
4. De WSS heeft ter terechtzitting verklaard dat een bezoekregeling van één uur per vier weken op dit moment voldoende is voor [kind]. De ouders vinden de bezoekregeling weliswaar te beperkt, maar bij het vaststellen van de bezoekregeling weegt het belang van [kind] zwaarder dan dat van de ouders. Gelet op het feit dat [kind] nog in het hechtingsproces zit, is het van belang dat het bezoekuur goed gestructureerd wordt. Vanuit dat oogpunt wordt het bezoekuur gezamenlijk ingeleid en afgesloten rond de koffietafel. Op grond van het voorgaande is de WSS van mening dat handhaving van de huidige bezoekregeling in het belang van [kind] is.
5. Het hof overweegt als volgt. Gelet op de uit het onderzoek gebleken beperkte belastbaarheid van [kind] is het hof van oordeel dat de huidige duur en frequentie van de bezoekregeling dienen te worden gehandhaafd. Het hof zal de bestreden beschikking in zoverre dan ook bekrachtigen. Het hof is daarbij van oordeel dat de wijze waarop de omgangsregeling thans wordt ingevuld aandacht behoeft. Hoewel het hof een duidelijke structuur tijdens het bezoekuur van belang acht voor [kind], is het hof ook van oordeel dat de ouders een volledig uur ter beschikking dient te staan voor het samenzijn met [kind]. Het hof acht het dan ook van belang dat de inleidende en afsluitende formaliteiten voortaan om dit uur heen plaatsvinden. Voorts zijn de ouders, zo blijkt uit de evaluaties, niet goed in staat gebleken gezamenlijk - in de zin van: gelijktijdig - invulling te geven aan het bezoekuur met [kind]. Zij vragen dan ieder, soms gelijktijdig, de aandacht van [kind], hetgeen veel onrust en prikkels voor [kind] oplevert. Het hof acht het meer in het belang van [kind] dat de vader en de moeder elk gedurende een half uur met hem samenzijn, de inleiding en afsluiting rond de koffietafel daar niet onder begrepen. Op deze wijze kunnen de ouders ieder hun eigen invulling geven aan het bezoek, waardoor zij als ouder beter tot hun recht kunnen komen en [kind] meer rust ervaart tijdens het bezoek. In de huidige omgangsregeling wordt het bezoek begeleid door de gezinsvoogd en de begeleidster van de moeder, naar het hof begrijpt: de zorgmakelaar. Tevens zijn de pleegmoeder en, eens per drie maanden, de grootouders tijdens het bezoek aanwezig. Het hof acht het niet in het belang van [kind] dat er zoveel mensen tijdens het bezoek aanwezig zijn. Het is naar het oordeel van het hof de taak van de WSS het aantal aanwezigen tijdens het bezoek op zorgvuldige wijze te beperken. Daartoe merkt het hof op dat de aanwezigheid van zowel de pleegmoeder als de gezinsvoogd veel onrust voor de ouders met zich brengt, hetgeen zijn weerslag heeft op [kind]. Gelet op het feit dat de ouders moeite hebben om zich te verplaatsen in [kind] acht het hof het daarnaast van belang dat de ouders pedagogische begeleiding krijgen tijdens het bezoek met [kind]. Zodoende kan zorg worden gedragen voor een goede invulling aan het contact tussen de ouders en [kind].
6. Voor zover de moeder persisteert in haar verzoek tot onderzoek naar plaatsing van [kind] bij de grootmoeder, is het hof van oordeel dat dit verzoek dient te worden afgewezen omdat het – gelet op de onderzoeksresultaten – niet in het belang van [kind] is thans wijziging aan te brengen in de omstandigheden waarin hij verkeert. Het hof acht het niet gewenst of nodig de zaak aan te houden.
7. Mitsdien dient als volgt te worden beslist.
BESLISSING OP HET HOGER BEROEP
bekrachtigt de bestreden beschikking voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen;
wijst af hetgeen meer of anders is verzocht.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Mos-Verstraten, Van Leuven en Hulsebosch, bijgestaan door mr. Willems als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 1 oktober 2008.