ECLI:NL:GHSGR:2009:320

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
17 februari 2009
Publicatiedatum
26 april 2013
Zaaknummer
105.006.239-01
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding van huurovereenkomst en huurachterstand in hoger beroep

In deze zaak gaat het om de ontbinding van een huurovereenkomst tussen [appellant] en Stichting Woonstad Rotterdam, voorheen Stichting De Nieuwe Unie. [appellant] is in hoger beroep gekomen van een vonnis van de rechtbank Rotterdam, waarin de huurovereenkomst werd ontbonden en ontruiming werd gelast. De zaak is ontstaan uit een huurachterstand van € 759,67 over de maanden december 2006 tot en met februari 2007. De Nieuwe Unie heeft de eis in hoger beroep vermeerderd met dit bedrag, wat door [appellant] niet werd betwist, maar hij voerde aan dat de vermeerdering van eis in strijd was met de goede procesorde.

Het hof oordeelt dat de vermeerdering van eis niet in strijd is met de goede procesorde, aangezien de huurachterstand al bekend was in de eerste aanleg. Het hof stelt vast dat [appellant] sinds 1 december 1987 een woning huurt van de Nieuwe Unie en dat hij op 27 juni 2005 is aangehouden op verdenking van drugshandel vanuit zijn woning. Dit leidde tot een veroordeling tot een gevangenisstraf van 24 maanden. De Nieuwe Unie heeft in haar eis ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde gevorderd, wat door de kantonrechter is toegewezen.

De eerste grief van [appellant] tegen het oordeel van de kantonrechter dat hij zich niet als een goed huurder heeft gedragen, faalt. Het hof oordeelt dat de betwisting van [appellant] onvoldoende onderbouwd is. De ontbinding van de huurovereenkomst is gerechtvaardigd op basis van de huurachterstand en het handelen in strijd met de huurovereenkomst. De tweede grief, die betrekking heeft op het principe van hoor en wederhoor, wordt eveneens verworpen. Het hof concludeert dat de belangen van [appellant] voldoende zijn meegewogen in de procedure.

Het hof bekrachtigt het bestreden vonnis en veroordeelt [appellant] tot betaling van het achterstallige huurbedrag, vermeerderd met wettelijke rente. Tevens wordt [appellant] veroordeeld in de proceskosten van de Nieuwe Unie in hoger beroep. Dit arrest is gewezen op 17 februari 2009.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-GRAVENHAGE

Sector handel
Zaaknummer : 105.006.239/01
Rolnummer (oud) : 07/374
Rolnummer rechtbank : 714779/evd

arrest van de negende civiele kamer d.d. 17 februari 2009

inzake

[appellant] ,

wonende te [woonplaats] ,
appellant,
hierna te noemen: [appellant] ,
advocaat: mr. L.M. Bruins te ‘s-Gravenhage,
tegen

STICHTING WOONSTAD ROTTERDAM,

voorheen STICHTING DE NIEUWE UNIE,
gevestigd te Rotterdam,
geïntimeerde,
hierna te noemen: De Nieuwe Unie,
advocaat: mr. E. Grabandt te ‘s-Gravenhage.

Het geding

Bij exploot van 22 maart 2007 is [appellant] in hoger beroep gekomen van het op 29 december 2006 door de rechtbank Rotterdam, sector kanton, locatie Rotterdam, tussen partijen in conventie en in reconventie gewezen vonnis. Bij memorie van grieven met één productie heeft [appellant] twee grieven tegen het bestreden vonnis aangevoerd. De Nieuwe Unie heeft bij memorie van antwoord met één productie de grieven bestreden en haar eis vermeerderd. [appellant] heeft hierop gereageerd bij memorie van antwoord inzake vermeerdering van eis. Tenslotte hebben partijen arrest gevraagd en de stukken overgelegd.

Beoordeling van het hoger beroep

1.
Bij memorie van antwoord heeft de Nieuwe Unie haar eis in die zin vermeerderd dat zij tevens vordert betaling door [appellant] van € 759,67 met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 13 september 2007. Het gevorderde bedrag betreft de huur over de maanden december 2006 tot en met februari 2007.
[appellant] ontkent de huurachterstand niet. Hij verzet zich tegen de vermeerdering van eis op de grond dat er geen sprake is van een nieuw feit of nieuwe omstandigheid, aangezien de Nieuwe Unie reeds in eerste aanleg bekend was met de huurachterstand, zodat zij deze aanspraak kennelijk heeft prijsgegeven. Het is in strijd met de goede procesorde deze eis nu alsnog in te stellen, aldus [appellant] .
Het verweer van [appellant] tegen de vermeerdering van eis wordt verworpen. Erkend is dat de huurachterstand de maanden december 2006 tot en met februari 2007 betreft. Het vonnis in eerste aanleg is op 29 december 2006 gewezen. Van feiten die reeds in eerste aanleg bekend waren en van een afstand van recht dienaangaande, is derhalve geen sprake. Deze vermeerdering levert geen strijd met de goede procesorde op. Dat [appellant] als gevolg hiervan van een instantie wordt beroofd is geen grond anders te oordelen. [appellant] erkent immers gehouden te zijn dit bedrag te betalen.
2.
Het hof gaat uit van de volgende tussen partijen vaststaande feiten.
Sedert 1 december 1987 huurt [appellant] een woning aan de [adres] van de Nieuwe Unie. Ingevolge het tweede lid van artikel 3 van die huurovereenkomst is [appellant] gehouden de woning uitsluitend overeenkomstig de bestemming te gebruiken en verklaart hij uitdrukkelijk zich te zullen onthouden van elk van die bestemming afwijkend gebruik.
[appellant] is op 27 juni 2005 aangehouden door de politie op verdenking van, kort gezegd, dealen in hard drugs vanuit zijn woning. Hij is op 17 januari 2006 door de rechtbank te Rotterdam wegens opzettelijk handelen in strijd met art. 2 van de Opiumwet veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden. Bewezenverklaard is dat dit heeft plaatsgevonden in de periode van 1 mei 2002 tot en met 27 juni 2005. In hoger beroep is dit vonnis bevestigd. Van dit arrest is cassatie ingesteld.
Een brief d.d. 21 september 2005 van de buurtagent van de wijk [adres] van de Politie Rotterdam-Rijnmond aan de Nieuwe Unie houdt onder meer in:
“…
De afgelopen 5 jaar heeft [appellant] zich herhaaldelijk (ook vanuit zijn woning) schuldig gemaakt aan overtredingen van de Opiumwet en dan met name op het gebied van de verkoop van hard drugs. In de politiebevragingssystemen zijn hiervan 8 meldingen c.q. is 8 maal proces-verbaal opgemaakt.
Sedert 1 januari 2005 is rapporteur werkzaam als buurtagent in de wijk [adres] . Ook nu waren er weer signalen van klagende omwonenden alsmede waarnemingen van rapporteur zelf dat er kennelijk vanuit de woning [adres] gehandeld werd in verdovende middelen. Hierop is op mijn verzoek tot vier-maal toe een inzet geweest van een gespecialiseerd team op het gebied van de aanpak van dealpanden. (…)
Ook bij uw woningstichting “De Nieuwe Unie”werd, met name in het verleden, veelvuldig geklaagd over de overlast welke omwonenden ondervonden van het dealpand [adres] . Geconcludeerd kan dan ook worden dat de druk op de openbare orde en veiligheid in de directe omgeving van het pand onverminderd en onverantwoord groot was.
[appellant] zit op het moment van dit schrijven nog altijd gedetineerd naar aanleiding van de aanhouding op 27 juni 2005.
Ik verzoek u dan ook bij deze tot het nemen van passende, permanente, maatregelen jegens uw huurder [appellant] voornoemd.”
Over de maanden december 2006 tot en met februari 2007 is een huurachterstand van € 759,67 ontstaan.
Op 9 februari 2007 is de woning gerechtelijk ontruimd.
3.
Het hoger beroep betreft uitsluitend het geschil in conventie. De Nieuwe Unie heeft kort gezegd, ontbinding van de huurovereenkomst, ontruiming van het gehuurde en betaling van de huurachterstand met rente en kosten gevorderd. De kantonrechter heeft, voor zover van belang, de huurovereenkomst ontbonden, ontruiming van het gehuurde gelast en het vonnis uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
4.
De eerste grief richt zich tegen het oordeel van de kantonrechter dat [appellant] zich niet als een goed huurder heeft gedragen. Deze grief faalt.
[appellant] stelt weliswaar dat hij geen drugs heeft verhandeld vanuit zijn woning, maar onderbouwt dit niet met concrete feiten en omstandigheden. Gezien de brief van 21 september 2005 en zijn detentie had dit echter wel op zijn weg gelegen. Bij gebreke hiervan is zijn betwisting onvoldoende onderbouwd en gaat het hof daaraan voorbij. Het moet er derhalve voor gehouden worden dat [appellant] vanuit zijn woning drugs verhandeld heeft.
Het verhandelen van drugs vanuit het gehuurde, een woning, levert strijd op met art. 3 van de huurovereenkomst. Dit levert voldoende grond op om ontbinding van de huurovereenkomst en de daaraan verbonden gevolgen te kunnen dragen.
Het antwoord op de vraag of, en in welke mate, sprake is van klachten van omwonenden mist daarnaast zelfstandig belang. Deze kwestie behoeft geen verdere bespreking. Bewijslevering op dit punt is dan ook niet relevant.
In hoger beroep geldt bovendien dat de erkende huurachterstand ook een voldoende ernstige, zelfstandige grond oplevert om de ontbinding van de huurovereenkomst en de daaraan verbonden gevolgen te kunnen dragen.
5.
In het kader van de tweede grief klaagt [appellant] erover dat de procedure in eerste aanleg in strijd met het principe van hoor en wederhoor is geweest. Hij wijst erop dat hij indertijd gedetineerd was en daarom geen comparitie kon verzoeken en eigenhandig tegenbewijs kon verzamelen.
Het hof stelt vast dat [appellant] in eerste aanleg verweer heeft gevoerd en werd bijgestaan door een raadsman. In geen van de namens hem ingediende processtukken is gevraagd om een comparitie van partijen. Niet kan worden aangenomen dat zijn detentie een feitelijke belemmering opgeleverd zou hebben een comparitie van partijen bij te wonen. De wet voorziet immers in de mogelijkheid een rechtszitting bij te wonen en gebruik te maken van van rijkswege verzorgd vervoer, zie art. 26 lid 4 en 5 Penitentiaire beginselenwet.
Dat niet ambtshalve een comparitie van partijen is bevolen, maar dat in plaats daarvan aan partijen de gelegenheid is gegeven over en weer schriftelijk op elkaars standpunten te reageren levert geen schending van het principe van hoor en wederhoor op. De kantonrechter heeft de belangen van [appellant] voldoende meegewogen.
[appellant] stelt nog dat het voor zijn advocaat niet zo goed mogelijk was als voor [appellant] om bij de buren te verzoeken om verklaringen omtrent de eventueel ondervonden overlast. Zoals hiervoor onder 4 is overwogen, mist de kwestie van door buren al dan niet ondervonden overlast zelfstandig belang naast de andere gronden die de ontbinding en de daaraan verbonden gevolgen kunnen dragen en is bewijslevering niet aan de orde. Deze door [appellant] gestelde belemmering is derhalve, wat daar verder ook van zij, niet relevant.
6.
Slotsom is dat de grieven falen en het bestreden vonnis bekrachtigd dient te worden, met dien verstande dat daarnaast het gevorderde bedrag aan achterstallige huur voor toewijzing vatbaar is.
[appellant] erkent dit bedrag verschuldigd te zijn. Dat rente verschuldigd is over dit bedrag vanaf 13 september 2007 is niet betwist. [appellant] heeft aangegeven bereid te zijn dit bedrag te voldoen. Dat het bedrag daadwerkelijk voldaan is, is gesteld noch gebleken. Voor het geval [appellant] het bedrag met rente inmiddels heeft voldaan, verstaat het hof dat [appellant] aldus inmiddels bevrijdend heeft betaald.
Het hof gaat voorbij aan het bewijsaanbod van [appellant] , omdat bewijslevering niet relevant is voor de te nemen beslissingen.
[appellant] zal als de in het hoger beroep in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten van de Nieuwe Unie.

Beslissing

Het hof:
bekrachtigt het bestreden vonnis;
veroordeelt [appellant] om aan de Nieuwe Unie te betalen een bedrag van € 759,67, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 13 september 2007 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt [appellant] in de proceskosten van de Nieuwe Unie in hoger beroep, tot op heden begroot op € 251,-- aan verschotten en op € 894,-- aan salaris voor de procureur;
verklaart dit arrest wat de veroordelingen betreft uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. Th.W.H.E. Schmitz, M.C.M. van Dijk en A.G. Beets en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 17 februari 2009 in aanwezigheid van de griffier.