ECLI:NL:GHSGR:2009:6100

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
1 april 2009
Publicatiedatum
4 juni 2014
Zaaknummer
2200059808
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verdachte veroordeeld voor bedreiging en misbruik van alarmnummer

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 1 april 2009 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de verdachte, die in de periode van april 2007 tot en met juni 2007 meerdere keren alarmcentrales heeft gebeld met valse dreigingen van aanslagen. De verdachte heeft in totaal zeker drieënzeventig keer gebeld, waarbij hij onder andere heeft aangekondigd dat er bommen zouden ontploffen. Tijdens deze gesprekken heeft hij beledigende en bedreigende taal gebruikt richting de centralisten en de politie. De verdachte is eerder veroordeeld voor soortgelijke feiten en heeft een psychiatrische aandoening, wat zijn gedragingen beïnvloedde.

De tenlastelegging omvatte onder andere bedreiging van personen, vernieling van eigendommen van ABN AMRO, en het onterecht gebruik maken van het alarmnummer 112. In eerste aanleg werd de verdachte vrijgesproken van enkele beschuldigingen, maar het hof heeft in hoger beroep de verdachte schuldig bevonden aan meerdere feiten, waaronder het opzettelijk vernielen van een beeldscherm en het onterecht gebruik maken van een alarmnummer.

Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van twintig maanden, waarvan tien maanden voorwaardelijk, en heeft de voorlopige hechtenis opgeheven. Daarnaast is er een schadevergoeding toegewezen aan ABN AMRO voor de geleden schade door de vernieling. Het hof heeft de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers in overweging genomen, evenals de psychische toestand van de verdachte, die sterk verminderd toerekeningsvatbaar werd geacht.

Uitspraak

Rolnummer: 22-000598-08
Parketnummer(s): 11-500573-07
Datum uitspraak: 1 april 2009 (bij vervroeging)
TEGENSPRAAK

Gerechtshof te 's-Gravenhage

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Dordrecht van 22 januari 2008 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [plaats] (Marokko) op [dag] 1979,
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Rijnmond, Huis van Bewaring “De Schie” te
Rotterdam.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzittingen in hoger beroep van dit hof van
27 augustus 2008 en 30 maart 2009.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
Feit 1:
"hij op of omstreeks 25 oktober 2007 te Gorinchem [A] heeft bedreigd met enig misdrijf waardoor de algemene veiligheid van personen of goederen in gevaar wordt gebracht en/of met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft/is verdachte opzettelijk dreigend - tegen/op een beeldscherm en/of een pinapparaat geslagen en/of gestompt en/of - die [A] achterna gelopen (tot achter de balie) en/of (daarbij) deze dreigend de woorden toegevoegd : - "Ik sla hier alles kapot!" en/of "En nu sla ik jullie ook kapot!", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
en/of
hij op of omstreeks 25 oktober 2007 te Gorinchem opzettelijk en wederrechtelijk een beeldscherm en/of een pinapparaat, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan ABN-AMRO, in elk geval aan een ander of anderen danaan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt door dat beeldscherm en/of dat pinapparaat stuk te slaan en/of te stompen, althans van de balie te duwen; art 350 Wetboek van Strafrecht";
feit 2:
"(ter berechting gevoegd 711203/07) hij op of omstreeks 14 mei 2007 te Dordrecht opzettelijk beledigend (een) ambtena(a)r(en), te weten [C] en/of [D], respectievelijk hoofdagent en agent van politie Zuid-Holland-Zuid, gedurende en/of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn/haar/hun bediening, in diens/dier tegenwoordigheid een of meerdere middelvinger(s) heeft opgestoken in de richting van die [C] en/of [D];
feit 3:
"(ter berechting gevoegd 711237-07) hij op of omstreeks 14 mei 2007 te Dordrecht opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [E]), in het gezicht en/of tegen het hoofd en/of het lichaam heeft geslagen en/of gestompt, althans (met kracht) geduwd (waardoor die [E] ten val kwam), waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden";
feit 4:
"(ter berechting gevoegd 711503/07) hij op één of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 11 april 2007 tot en met 14 juni 2007 te Gorinchem en/of Dordrecht en/of Driebergen en/of elders in Nederland (telkens) gegevens, te weten dat hij, verdachte, lid was van Al-Qaida en/of verschillende aanslagen zou plegen en/of "Over een paar minuten gaat hij af, een autobom in Gorinchem." en/of "Er zit een bom in jouw huis.", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking, heeft doorgegeven, met het oogmerk (een) ander(en) ten onrechte te doen geloven dat op een al dan niet voor het publiek toegankelijke plaats een voorwerp aanwezig was, waardoor een ontploffing kon worden teweeggebracht, immers heeft hij, verdachte, toen aldaar voornoemde gegevens telefonisch doorgegeven aan de Unit Teleservice van het Korps Landelijke Politiediensten en/of de 112 alarmcentrale en/of de Gemeenschappelijke Meldkamer en/of de meldkamer van de politie Zuid-Holland-Zuid ";
feit 5:
"hij op één of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 11 april 2007 tot en met 14 juni 2007 te Gorinchem en/of Dordrecht en/of Driebergen en/of elders in Nederland (telkens)opzettelijk, zonder dat daartoe de noodzaak aanwezig was, gebruik heeft gemaakt van een alarmnummer voor publieke diensten, namelijk van het nummer 112 ";
feit 6:
(ter berechting gevoegd 500495/07)
“ hij op één of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 23 juni 2007 tot en met 03 juli 2007 te Gorinchem en/of Dordrecht en/of Driebergen en/of elders in Nederland (telkens) gegevens, te weten: "Joden, granaten, granaten zijn klaar. Autobommen in overvloed. Binnen enkele weken volgt er een aanslag, die te vergelijken is met de World Trade Center. Succes met de dooie, motherfucker." en/of “He Joden, een bom, een bom motherfuckers, een bom. Nog even en dan zijn jullie er allemaal geweest." en/of "Een bom op/onder je tafel, een bom onder je tafel opgeblazen. Schiet op, hij gaat over enkele minuten af in dat gebouw." en/of "Autobom op de Grote Haarsekade, mevrouw schiet op." en/of “Met lid van Al Quaida. Binnen enkele tellen, binnen 10 minuten ontploft er een bom.", heeft doorgegeven, met het oogmerk (een) ander(en) ten onrechte te doen geloven dat op een al dan niet voor het publiek toegankelijke plaats een voorwerp aanwezig was, waardoor een ontploffing kon worden teweeggebracht, immers heeft hij, verdachte, toen aldaar voornoemde gegevens telefonisch doorgegeven aan de Unit Teleservice van het Korps Landelijke Politiediensten en/of de 112 alarmcentrale en/of de Gemeenschappelijke Meldkamer en/of de meldkamer van de politie Zuid-Holland-Zuid";
feit 7:
"hij op één of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 23 juni 2007 tot en met 03 juli 2007 te Gorinchem en/of Dordrecht en/of Driebergen en/of elders in Nederland, opzettelijk, zonder dat daartoe de noodzaak aanwezig was, gebruik heeft gemaakt van een alarmnummer voor publieke diensten, namelijk van het nummer 112";
feit 8:
"hij op of omstreeks 26 juli 2007 te Gorinchem [F] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling en/of met enig misdrijf waardoor gevaar vooor de algemene veiligheid van personen en/of goederen ontstaat, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [F] dreigend de woorden toegevoegd: "Ik wil een schadevergoeding, anders kom ik binnenkort terug met een pistool.", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking; "
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte van het onder 1 eerste cumulatief/alternatief en onder 2 en 3 tenlastegelegde vrijgesproken. Voorts heeft de rechtbank het onder 1 tweede cumulatief/alternatief en het onder 4, 5, 6, 7 en 8 tenlastegelegde bewezenverklaard, de verdachte ontslagen van alle rechtsvervolging en zijn plaatsing gelast in een psychiatrisch ziekenhuis voor de termijn van één jaar met beslissing omtrent de benadeelde partij als in het vonnis omschreven.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Omvang van het hoger beroep
Het hoger beroep is ingevolge het bepaalde bij artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering niet gericht tegen de in eerste aanleg gegeven vrijspraken.
Waar hierna wordt gesproken van "de zaak" of "het vonnis", wordt daarmee bedoeld de zaak of het vonnis voorzover op grond van het vorenstaande aan het oordeel van dit hof onderworpen.
Verweer
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat het openbaar ministerie niet ontvankelijk dient te worden verklaard in de vervolging van de verdachte ten aanzien van het onder 4, 5, 6 en 7 tenlastegelegde, nu ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken dat het grootste deel van de geluidsdragers, waarop de gesprekken van de verdachte met de alarmcentrale zijn opgenomen zijn kwijtgeraakt en er slechts één opname bewaard is gebleven.
Het hof verwerpt het verweer en overweegt daartoe het volgende.
De verdachte is niet benadeeld door het zoekraken van de geluidsdragers, nu het hof naar aanleiding van de ter terechtzitting in hoger beroep afgespeelde opname noch vaststelt noch uitsluit dat het de verdachte is die op de geluidsopname te horen is.
Dat dit voor de andere opnames anders zou zijn, is niet aannemelijk. Daarbij wijst het hof er nog op dat de verdachte geen verklaring heeft gegeven voor de door hem gestelde omstandigheid dat de gebruikte simkaart, die korte tijd na het gebruik ervan in zijn woning is aangetroffen, door anderen kan zijn gebruikt, waar zo’n uitleg van hem wel verwacht had mogen worden.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 tweede cumulatief/alternatief en onder 4, 5, 6, 7 en 8 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
Feit 1:
hij op 25 oktober 2007 te Gorinchem opzettelijk en wederrechtelijk een beeldscherm, toebehorende aan ABN-AMRO, heeft vernield door dat beeldscherm van de balie te duwen.
feit 4:
hij in de periode van 11 april 2007 tot en met 14 juni 2007 te Gorinchem en/of Dordrecht en/of Driebergen telkens gegevens, te weten dat hij, verdachte, lid was van Al-Qaida en/of verschillende aanslagen zou plegen en "Over een paar minuten gaat hij af, een autobom in Gorinchem." en "Er zit een bom in jouw huis.", heeft doorgegeven, met het oogmerk anderen ten onrechte te doen geloven dat op een al dan niet voor het publiek toegankelijke plaats een voorwerp aanwezig was, waardoor een ontploffing kon worden teweeggebracht, immers heeft hij, verdachte, toen aldaar voornoemde gegevens telefonisch doorgegeven aan de Unit Teleservice van het Korps Landelijke Politiediensten en/of de 112 alarmcentrale en/of de Gemeenschappelijke Meldkamer en/of de meldkamer van de politie Zuid-Holland-Zuid;"
feit 5:
hij omstreeks de periode van 11 april 2007 tot en met 14 juni 2007 te Gorinchem en/of Dordrecht en/of Driebergen telkens opzettelijk, zonder dat daartoe de noodzaak aanwezig was, gebruik heeft gemaakt van een alarmnummer voor publieke diensten, namelijk van het nummer 112.
feit 6:
“hij op meerdere tijdstip(pen) omstreeks de periode van 23 juni 2007 tot en met 3 juli 2007 te Gorinchem en/of Dordrecht en/of Driebergen (telkens) gegevens, te weten: "Granaten zijn klaar. Autobommen in overvloed. Binnen enkele weken volgt er een aanslag, die te vergelijken is met de World Trade Center. Succes met de dooien." en/of “Een bom. Nog even en dan zijn jullie er allemaal geweest." en/of "Een bom op/onder je tafel, een bom onder je tafel opgeblazen. Hij gaat over enkele minuten af in dat gebouw." en "Autobom op de Grote Haarsekade" en/of “Met lid van Al Quaida. Binnen enkele tellen, binnen 10 minuten ontploft er een bom.", heeft doorgegeven, met het oogmerk anderen ten onrechte te doen geloven dat op een al dan niet voor het publiek toegankelijke plaats een voorwerp aanwezig was, waardoor een ontploffing kon worden teweeggebracht, immers heeft hij, verdachte, toen aldaar voornoemde gegevens telefonisch doorgegeven aan de Unit Teleservice van het Korps Landelijke Politiediensten en/of de 112 alarmcentrale en/of de Gemeenschappelijke Meldkamer en/of de meldkamer van de politie Zuid-Holland-Zuid";
feit 7:
hij omstreeks de periode van 23 juni 2007 tot en met 03 juli 2007 te Gorinchem en/of Dordrecht en/of Driebergen opzettelijk, zonder dat daartoe de noodzaak aanwezig was, gebruik heeft gemaakt van een alarmnummer voor publieke diensten, namelijk van het nummer 112.
feit 8:
"hij op 26 juli 2007 te Gorinchem [F] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [F] dreigend de woorden toegevoegd: "Ik wil een schadevergoeding, anders kom ik binnenkort terug met een pistool."
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Nadere bewijsoverweging
Er is in de periode vanaf 11 april 2007 met het telefoonnummer 06-19239332 drieënzeventig maal gebeld naar de alarmcentrale. Op 27 mei 2007 heeft de politie kort na zo’n gesprek naar dat nummer gebeld. De gebelde zei dat hij [naam verdachte] was.
Op 13 juni 2007 heeft de politie weer contact opgenomen met dit 06-nummer. De oproep werd beantwoord door een man die opgaf te zijn [naam verdachte].
Binnen een uur na een telefoontje van de verdachte naar de alarmcentrale heeft de politie hem laat op 14 juni 2007 in zijn woning, waar hij alleen woonde, aangehouden. Hierna is op 15 juni 2007 om 12.55 uur een doorzoeking gepleegd, waarbij de politie de simkaart behorende bij dit telefoonnummer heeft aangetroffen in het huis van de verdachte. De verdachte heeft bij de politie noch ter terechtzitting in eerste aanleg of in hoger beroep een verklaring gegeven, die zou kunnen meebrengen dat een ander die telefoon zo veelvuldig kan hebben gebruikt.
Gelet op het voorgaande acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 4 en 5 tenlastegelegde feiten heeft begaan.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van het onder 1 tweede cumulatief/alternatief bewezenverklaarde:
Opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen.
Ten aanzien van het onder 4 en 6 bewezenverklaarde:
gegevens doorgeven met het oogmerk een ander ten onrechte te doen geloven dat op een al dan niet voor het publiek toegankelijke plaats een voorwerp aanwezig is waardoor een ontploffing kan worden teweeggebracht, meermalen gepleegd.
Ten aanzien van het onder 5 en 7 bewezenverklaarde:
Opzettelijk, zonder dat daartoe de noodzaak aanwezig is, gebruik maken van een alarmnummer voor publieke diensten.
Ten aanzien van het onder 8 bewezenverklaarde:

bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.

Strafbaarheid van de verdachte
De rapporten van de deskundigen
Het dossier bevat een rapport van psychiater drs. B.A. von Bargen d.d. 26 november 2007 en een rapport van psycholoog drs. B.F. Hoek d.d. 21 november 2007 omtrent de verdachte.
Namens de verdachte is ter terechtzitting in hoger beroep van 27 augustus 2008 verzocht om een contra-expertise op de bovengenoemde gedragskundige rapporten.
Vervolgens heeft de verdachte blijkens een brief van de psychiater d.d. 31 oktober 2008 en een brief van de psycholoog d.d. 10 november 2008, zijn medewerking geweigerd aan nadere psychiatrische en psychologische onderzoeken.
Nu de door de verdediging verzochte contra-expertise derhalve niet heeft kunnen plaatsvinden, gaat het hof bij de beoordeling van de strafbaarheid van de verdachte uit van voornoemde eerder uitgebrachte rapporten. Ter zitting van het hof heeft de verdachte verklaard niet meer te willen worden onderzocht.
Uit het door de psychiater drs. B.A. von Bargen d.d.
26 november 2007 omtrent de verdachte uitgebrachte rapport, komt onder meer naar voren –zakelijk weergegeven-:
De onderzochte lijdt aan een ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens, een chronisch paranoïde psychose. Ten tijde van het plegen van het ten laste gelegde beïnvloedde deze stoornis de gedragingen en gedragskeuzes van de betrokkene zodanig dat deze daaruit verklaard kunnen worden. Dit geschiedde doordat de onderzochte vanuit zijn paranoïde waanwereld meende afgeluisterd en benadeeld te worden en dat er een complot tegen hem werd gesmeed door een groep jongeren, waar instanties zoals politie, uitkeringsinstantie en de ABN AMRO bank aan meededen en, waarbij hij onder andere bestempeld werd als terrorist en financieel benadeeld werd. Dit geschiedde in aanzienlijke mate. De onderzochte is door deze stoornis ten tijde van het ten laste gelegde, indien bewezen geacht, als
sterk verminderd toerekeningsvatbaarte beschouwen.
(..)Geadviseerd wordt dat de onderzochte, teneinde de kans op recidive te verminderen, klinisch psychiatrisch behandeld wordt volgens artikel 37 van het Wetboek van Strafrecht, de duur van een jaar niet te boven gaand.
Uit het door psycholoog drs. B.F. Hoek d.d. 21 november 2007 omtrent de verdachte uitgebrachte rapport komt onder meer naar voren — zakelijk weergegeven -:
Bij de onderzochte bestond een ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens in de zin van een chronisch paranoïde psychose in het beloop van schizofrenie. Een dergelijke stoornis strekt zich uit over langere tijd en speelde ook ten tijde van het ten laste gelegde. De ziekelijke stoornis is dermate overheersend dat de gedragskeuzes en gedragingen van de betrokkene daaruit verklaard kunnen worden, indien bewezen. De onderzochte heeft het overheersende idee dat ze (= de politie) het op hem gemunt hebben en al het mogelijke in het werk stellen om zijn leven zo moeilijk mogelijk te maken. De onderzochte is ervan overtuigd dat alles wat hem tegenzit daardoor veroorzaakt wordt. De onderzochte is derhalve boos op de politie en beschuldigt hen in alle toonaarden van zijn tegenslagen. Vanuit gedragskundig oogpunt kan naar voren worden gebracht dat de keuzevrijheid als gevolg van zijn chronisch paranoïde psychose en schizofrenie beperkt is, waarbij sprake is van een ernstige verstoring van het realiteitsbesef. De paranoïde ideeënvorming van de onderzochte is van grote invloed op zijn denken en handelen. Reden waarom geadviseerd wordt de betrokkene het ten laste gelegde
sterk verminderd toe te rekenen.
(..)Gezien de ernst van het delict, het recidiverisico, de ernst van de psychische problematiek en de afwezigheid van ziekte-inzicht moge geadviseerd worden de onderzochte in het kader van artikel 37 van het Wetboek van Strafrecht te laten behandelen in een intramurale setting met een verhoogd beveiligingsniveau, zoals een FPA (Forensisch Psychiatrische Afdeling).
Strafmotivering
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, dat de verdachte zal worden ontslagen van alle rechtsvervolging en dat ten aanzien van de verdachte de plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis zal worden gelast voor de termijn van één jaar.
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft in de periode van april 2007 tot en met 14 juni 2007 zeker drieënzeventig maal en daarna nog enige malen gebeld met alarmcentrales. De verdachte heeft hierbij aanslagen aangekondigd en/of gezegd dat er binnenkort bommen zouden ontploffen. In andere gesprekken uitte de verdachte beledigende, denigrerende en bedreigende woorden in de richting van de centralisten en de politie. De verdachte heeft door zijn handelen ernstig misbruik gemaakt van het publieke nummer en daarbij de openbare orde verstoord. Het alarmnummer is bedoeld om te gebruiken in noodsituaties en de personen in de meldkamer zijn getraind om elk telefoontje zo goed mogelijk te beantwoorden. Het geeft absoluut geen pas om dit nummer te gebruiken ten einde angst te zaaien en mensen uit te schelden en te beledigen. Het behoeft weinig betoog, dat ook de politie veel hinder heeft ondervonden van deze meldingen. Om elk risico te vermijden moet elke melding uitgezocht worden. Het grote aantal dreigende telefoontjes van de verdachte heeft veel onnodige mankracht gekost.
Naast deze feiten heeft de verdachte een medewerkster van een bank bedreigd. Deze bedreiging heeft het slachtoffer zwaar aangegrepen en ook het overige bankpersoneel beangstigd. Omdat de verdachte had gedreigd terug te komen met een pistool, moest de bank uit voorzorg eerder gesloten worden. Dergelijke feiten zorgen tevens in de samenleving voor gevoelens van ergernis, onrust en onveiligheid.
Voorts heeft de verdachte een beeldscherm van ABN Amro vernield. Hiermee heeft de verdachte een gebrek aan respect getoond voor andermans eigendomsrecht.
Blijkens een hem betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 16 maart 2009, is de verdachte eerder veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten. Dat heeft hem er kennelijk niet van weerhouden de onderhavige feiten te plegen.
Ten aanzien van de bewezenverklaarde feiten acht het hof in beginsel een gevangenisstraf voor de duur van dertig maanden, waarvan tien voorwaardelijk, passend en geboden. Het hof zal echter – gelet op de sterk verminderde toerekeningsvatbaarheid van de verdachte – volstaan met een gevangenisstraf voor de duur van twintig maanden, waarvan tien maanden voorwaardelijk. Het hof acht deze voorwaardelijke straf geboden om de verdachte van herhaling te weerhouden.
De door de rechtbank opgelegde maatregel acht het hof daarnaast niet nodig. De verdachte lijkt rustiger te zijn geworden. Bij een onverhoopte terugval zal zo’n maatregel evenwel opnieuw moeten worden bezien.
Het hof zal met onmiddellijke ingang de voorlopige hechtenis opheffen, nu het onvoorwaardelijke deel van de op te leggen gevangenisstraf korter is dan de tijd die de verdachte in voorlopige hechtenis heeft gezeten.
Het bevel opheffing voorlopige hechtenis is apart geminuteerd.
Vordering tot schadevergoeding ABN AMRO NV
In het onderhavige strafproces heeft ABN AMRO NV zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden materiële schade als gevolg van het aan de verdachte onder 1 tenlastegelegde, tot een bedrag van EUR 293,64.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot dit in eerste aanleg volledig toegewezen bedrag van EUR 293,64.
Naar het oordeel van het hof heeft de benadeelde partij aangetoond dat tot een bedrag van EUR 200,00 materiële schade is geleden, omdat naar het oordeel van het hof ten aanzien van de afschrijving van het betreffende beeldscherm een groter percentage dient te worden gehanteerd dan de door de benadeelde partij opgegeven 10 procent per jaar.
Deze schade is een rechtstreeks gevolg van het onder 1 bewezenverklaarde. De vordering van de benadeelde partij zal derhalve tot dat bedrag worden toegewezen, met proceskosten.
Voor het overige dient de benadeelde partij niet-ontvankelijk te worden verklaard in de vordering, die het hof in zoverre te ingewikkeld acht.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 57, 142, 142a, 285 en 350 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep - voorzover aan het oordeel van het hof onderworpen - en doet opnieuw recht.
Verklaart bewezen dat de verdachte het onder 1 tweede cumulatief/alternatief, onder 4, 5, 6, 7 en 8 tenlastegelegde, zoals hierboven omschreven, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen terzake meer of anders is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezenverklaarde de hierboven vermelde strafbare feiten oplevert.
Verklaart de verdachte strafbaar ter zake van het bewezenverklaarde.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 20 (
twintig) maanden.
Bepaalt, dat een op
10 (tien) maandenbepaald gedeelte van de gevangenisstraf
niet ten uitvoerzal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat de verdachte zich vóór het einde van de proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Bepaalt dat de tijd, die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voorzover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij
ABN AMRO NVtot een bedrag van EUR 200,00 (tweehonderd euro)
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Veroordeelt de verdachte in de kosten die de benadeelde partij in verband met de vordering heeft gemaakt - welke kosten tot aan deze uitspraak zijn begroot op nihil - en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
Dit arrest is gewezen door mr. S.C.H. Koning, mr. L.F. Gerretsen-Visser en mr. W.P.C.M. Bruinsma, in bijzijn van de griffier mr. E.P.J.M. van den Beukel-Renes.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 1 april 2009.