Rolnummer: 22-005752-07
Parketnummer: 11-500462-07 en 11-500553-07
Datum uitspraak: 3 februari 2009
TEGENSPRAAK
Gerechtshof te 's-Gravenhage
Meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Dordrecht van
26 oktober 2007 in de strafzaak tegen de verdachte:
[Verdachte]
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1972,
adres: [adres].
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van
20 januari 2009.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen vermeld staat in de inleidende dagvaarding, waarvan een kopie in dit arrest is gevoegd.
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het onder 1 en 2 ten laste gelegde veroordeeld tot een werkstraf van 120 uren, subsidiair 60 dagen hechtenis, met aftrek van voorarrest, alsmede tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee maanden met een proeftijd van twee jaren, met als bijzondere voorwaarden - kort gezegd - reclasseringscontact met behandeling bij De Waag en een (direct) contactverbod met [slachtoffer].
De verdachte heeft tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Op 26 oktober 2007 is door de politierechter vonnis gewezen, waarna daartegen namens de verdachte op 30 oktober 2007 hoger beroep is ingesteld. Op 10 juli 2008 is het dossier bij het hof ingekomen.
Het hof constateert dat de rechtbank de inzendtermijn van acht maanden iets heeft overschreden, maar is van oordeel dat de zaak alsnog met bijzondere voortvarendheid ter terechtzitting is aangebracht en behandeld, in aanmerking genomen dat de zaak ter terechtzitting van 20 januari 2009 is behandeld en op 3 februari 2009 arrest wordt gewezen.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1. hij op 21 augustus 2007 te Leerdam opzettelijk mishandelend een persoon te weten [slachtoffer], zijnde zijn, verdachtes, echtgenote,
- tegen de rug of de billen heeft geschopt of getrapt en
- op het hoofd heeft geslagen,
waardoor deze pijn heeft ondervonden;
2. hij op 16 oktober 2007 te Leerdam opzettelijk mishandelend zijn echtgenote, te weten [slachtoffer], tegen een muur heeft geduwd, waardoor deze letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Verweer
De raadsman heeft aangevoerd dat bij feit 2 geen sprake is geweest van mishandeling; tussen de verdachte en het slachtoffer heeft - als gevolg van een ruzie om een laptop - enkel een worsteling plaatsgevonden waarna, in de woorden van de raadsman, 'iets is gebeurd'.
Het verweer wordt verworpen. De verdachte heeft op 17 oktober 2007 bij de politie en op 18 oktober 2007 bij de rechter-commissaris verklaard dat hij het slachtoffer een duw heeft gegeven en - ter zitting in eerste aanleg - dat zij tegen een muur is aangekomen. Naar 's hofs oordeel heeft de verdachte, door zo te handelen, willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard dat het slachtoffer als gevolg daarvan letsel en/of pijn zou oplopen. Zijn opzet was dus - voorwaardelijk - op het intreden van dat gevolg gericht.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde levert op:
Mishandeling begaan tegen zijn echtgenote, meermalen gepleegd.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. Hij is dus strafbaar.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het onder 1 en 2 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een werkstraf van 120 uren, subsidiair 60 dagen hechtenis, met aftrek van voorarrest, alsmede tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee maanden, met een proeftijd van twee jaren, met als bijzondere voorwaarde toezicht door de Reclassering Nederland, ook als dit inhoudt een behandeling door De Waag.
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft binnen twee maanden tijd tot twee maal toe zijn echtgenote mishandeld en daarmee inbreuk gemaakt op haar lichamelijke integriteit. Slachtoffers van mishandeling ondervinden daarvan vaak nog geruime tijd de psychische gevolgen, zeker waar het gebeurt in de huiselijke omgeving waarin men zich juist veilig moet kunnen voelen.
Bij de strafoplegging houdt het hof rekening met de omstandigheden dat de verdachte - blijkens een hem betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 7 januari 2009 - niet eerder is veroordeeld, dat hij ter terechtzitting in hoger beroep heeft aangegeven het laakbare van zijn handelen in te zien en dat hij inmiddels (althans voorlopig) weer met het slachtoffer samenwoont.
Gezien het vorenstaande is het hof - mede vanuit een oogpunt van speciale preventie - van oordeel dat een voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt.
Uit een op recent voortgangsverslag toezicht van de Reclassering volgt dat de verdachte baat heeft bij het hem in een eerder stadium opgelegde reclasseringscontact. Het hof is daarom van oordeel dat dit contact dient voort te duren, zeker nu hij weer samen woont met het slachtoffer. Anders dan de advocaat-generaal ziet het hof geen aanleiding daarnaast te bepalen dat de verdachte door De Waag zal worden behandeld, nu uit genoemd voortgangsverslag naar voren komt dat De Waag geen aanleiding (meer) heeft om met de verdachte verder aan de slag te gaan en men het patiëntcontact heeft beëindigd. Het hof ziet thans ook geen aanleiding meer om een contactverbod met het slachtoffer op te leggen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 57, 300 en 304 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde, zoals hierboven omschreven, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen ter zake meer of anders is ten laste gelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezen verklaarde de hierboven vermelde strafbare feiten oplevert.
Verklaart de verdachte strafbaar ter zake van het bewezen verklaarde.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
2 (twee) maanden.
Beveelt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat de verdachte zich vóór het einde van de proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Bepaalt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de eventuele uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat de verdachte zich in de proeftijd zal gedragen naar de aanwijzingen die zullen worden gegeven door of namens Stichting Reclassering Nederland, zolang deze instelling dit nodig oordeelt.
Verstrekt aan deze instelling opdracht om aan de verdachte hulp en steun te verlenen bij de naleving van de bijzondere voorwaarde.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte.
Dit arrest is gewezen door mr. R.C.A. Duindam, mr. J.A.C. Bartels en mr. R.H.J. de Vries,
in bijzijn van de griffier mr. W.R. van Hattum.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 3 februari 2009.