Rolnummer: 22-001634-08
Parketnummer: 10-612862-07
Datum uitspraak: 11 februari 2009
TEGENSPRAAK
Gerechtshof te 's-Gravenhage
meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Rotterdam van
17 maart 2008 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1985,
adres: [adres].
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 28 januari 2009.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake het hem primair, onder het eerste alternatief, tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een geldboete van EUR 500,00, subsidiair 10 dagen hechtenis.
Aan de verdachte is tenlastegelegd hetgeen vermeld staat in de inleidende dagvaarding, waarvan een kopie in dit arrest is gevoegd.
In eerste aanleg is de verdachte vrijgesproken van het tenlastegelegde.
De officier van justitie heeft tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich met de motivering ervan niet verenigt.
Op 31 mei 2006 werd in [gemeente] de jaarlijkse buitenspeeldag ernstig verstoord door - naar wordt aangenomen - vooral jongeren van Marokkaanse afkomst. Een adequate reactie hierop van de gemeente, met name van de burgemeester van [gemeente], is in de ogen van de verdachte en zijn medeverdachten achterwege gebleven. Dit heeft hem en anderen ertoe gebracht om in het openbaar pamfletten te verspreiden met daarop de tekst:
"Waardebon Gratis naar Marokko* let op de voorwaarden.
Kom maandag 10 juli naar het gemeentehuis van [gemeente]. De eerste gelukkigen krijgen een gratis reis naar Marokko aangeboden. De burgemeester van [gemeente] zal dit persoonlijk overhandigen. Dit als dank voor het verstoren door Marokkaanse jongeren van de buitenspeeldag. Er is besloten om familie, vrienden en bekenden van deze jeugd een reis aan te bieden terug naar Marokko. Bel [telefoonnummer]".
Met het openbaar ministerie en de verdediging is het hof van oordeel dat het verspreiden van het onderhavige pamflet niet gezien kan worden als het opzettelijk aanzetten (van anderen) tot discriminatie en/of haat wegens het behoren tot een ras als bedoeld in de artikelen 137d en 137e Wetboek van strafrecht.
Resteert de vraag of het pamflet een beledigende uitlating is wegens het behoren tot een bepaald ras.
De eerste vraag hierbij is, of de in het pamflet neergelegde uitlating betrekking heeft op een groep mensen, in casu personen van Marokkaanse afkomst.
De verdediging heeft bepleit, dat de inhoud van het pamflet niet specifiek op Marokkanen is gericht, maar op een groep die diffuus is. Ook mensen van niet-Marokkaanse afkomst zouden van de "waardebon" gebruik kunnen maken. Het hof deelt dit standpunt niet. De hierboven geschetste aanleiding voor het verspreiden van het pamflet en de formulering van de inhoud van het pamflet kunnen in redelijkheid niet anders begrepen worden dan dat het pamflet zich voornamelijk richt tot personen van Marokkaanse afkomst.
De in het pamflet neergelegde uitlating is echter pas een strafbare belediging wegens het behoren tot een ras, wanneer het pamflet de eigenwaarde van de betrokken personen aantast of hen in diskrediet brengt omdat zij van Marokkaanse afkomst zijn. Of hiervan sprake is hangt niet alleen af van de (strekking van de) gebruikte bewoordingen, maar ook van de context waarin de uitlating is gedaan.
De advocaat-generaal heeft in dit verband gesteld dat het woord "terug" in de slotzin duidelijk maakt dat het pamflet uitsluitend voor personen van Marokkaanse afkomst bedoeld kan zijn maar ook dat het pamflet een wegens ras beledigende aansporing aan deze personen om naar Marokko terug te keren vormt.
Naar het oordeel van het hof bevatten de bewoordingen en de samenhang daarvan in het pamflet echter geen beledigende terminologie of implicatie jegens de Marokkaanse gemeenschap. Uit de tekst en de opmaak van het pamflet kan niet worden afgeleid, dat hier sprake is van een tot de bedoelde groep gerichte aanmoediging om terug te gaan naar Marokko. Het is veeleer een, kennelijk als ludiek bedoelde, poging de draak te steken met het (naar het oordeel van de opstellers) lakse optreden van de burgemeester na een eerdere ordeverstoring door jongeren van Marokkaanse afkomst. De vermelding van diens telefoonnummer maakt duidelijk dat het pamflet de familieleden, vrienden en bekenden van de daders eigenlijk alleen "aanmoedigt" tot het opbellen van de burgemeester om hem te vragen naar een toelichting op de "waardebon". De verdachte heeft ter zitting bevestigd dat dit laatste de bedoeling was.
Deze duiding van het pamflet wordt ondersteund door het ontbreken in het dossier van enige verklaring uit de bedoelde groep Marokkanen dat men zich door het pamflet beledigd voelt in zijn of haar Marokkaanse afkomst. Wel blijkt uit het onderzoeksproces-verbaal dat de voorzitter van een Marokkaans jongerencentrum de actie met het pamflet betreurde maar zich niet persoonlijk aangesproken voelde, en dat de secretaris van de Marokkaanse moskee weinig waarde hechtte aan de inhoud van het pamflet; de reactie op de in het pamflet bedoelde problemen kon hij wel enigszins begrijpen, maar de vorm waarin het geschreven was keurde hij af. Dat de aangevende burgemeester, kennelijk met een of meer gemeenteraadsleden, van oordeel is dat de lokale Marokkaanse gemeenschap zich door het pamflet "wegens ras beledigd" zou moeten voelen, is onvoldoende om te concluderen tot handelen in strijd met artikel 137c of 137e van het Wetboek van strafrecht.
Op grond van het bovenstaande dient de verdachte te worden vrijgesproken van het hem tenlastegelegde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit arrest is gewezen door mr. L.F. Gerretsen-Visser,
mr. W.P.C.M. Bruinsma en mr. P.H. Holthuis, in bijzijn van de griffier mr. A.M.F.F. van Rede-van den Bosch.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 11 februari 2009.
mr. P.H. Holthuis is buiten staat dit arrest te ondertekenen.