ECLI:NL:GHSGR:2009:BH3136

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
10 februari 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
105.007.306/01, C 07/1441 (oud)
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herroeping van een eerder arrest inzake ontruiming woonwagenstandplaats

In deze zaak heeft [Eiseres] herroeping gevraagd van een eerder door het Gerechtshof 's-Gravenhage gewezen arrest, waarin de ontruiming van haar woonwagenstandplaats was gelast. De herroeping is gebaseerd op artikel 382 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv), dat stelt dat een in kracht van gewijsde gegaan vonnis kan worden herroepen indien er na het vonnis stukken van beslissende aard zijn verkregen die door toedoen van de wederpartij zijn achtergehouden. De Gemeente, gedaagde in deze procedure, heeft betwist dat er sprake is van het achterhouden van stukken. Het hof heeft vastgesteld dat het GGD-advies, waar [Eiseres] zich op beroept, op 17 april 2006 is opgesteld en op 8 juni 2006 aan zowel de Gemeente als [Eiseres] is verzonden. Dit betekent dat er geen sprake is van het achterhouden van het advies door de Gemeente, aangezien [Eiseres] dit advies al had ontvangen. Het hof concludeert dat de herroeping niet kan slagen, omdat er geen aanwijzingen zijn dat de Gemeente op enige wijze heeft getracht het GGD-advies te verbergen. De vordering tot herroeping wordt afgewezen, en [Eiseres] wordt veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-GRAVENHAGE
Sector handel
Zaaknummer : 105.007.306/01 (herroeping)
Rolnummer (oud) : 07/1441
arrest van de eerste civiele kamer d.d. 10 februari 2009
inzake
[Eiseres],
wonende te [Woonplaats],
eiseres in de procedure tot herroeping,
hierna te noemen: [Eiseres].
advocaat: mr. R.B. van Heijningen ('s-Gravenhage),
tegen:
de publiekrechtelijke rechtspersoon DE GEMEENTE ’S-GRAVENHAGE,
zetelend te 's-Gravenhage,
gedaagde in de procedure tot herroeping,
hierna te noemen: de Gemeente,
advocaat: mr. A.R. de Jonge ('s-Gravenhage).
Het geding
Bij exploot van dagvaarding van 20 november 2007 heeft [Eiseres] herroeping gevraagd van het op 27 juli 2007 door de negende civiele kamer van dit hof tussen partijen gewezen arrest (bekend onder rolnummer 05/1340), waarbij de ontruiming door [Eiseres] van haar woonwagenstandplaats is gelast (verder: de ontruimingsprocedure) .
[Eiseres] heeft bij akte producties in het geding gebracht. Vervolgens is geconcludeerd voor antwoord, repliek en dupliek, telkens met producties. Onder overlegging van de stukken heeft de Gemeente vervolgens arrest gevraagd.
Beoordeling
1. [Eiseres] beroept zich op de herroepingsgrond van art. 383, aanhef en onder c, Rv. Zij stelt daartoe, kort gezegd, dat de Gemeente een door haar zelf aangevraagd GGD-advies van 17 april 2006 (verder: het GGD-advies), dat zich op 18 mei 2006 – het moment van het nemen van de memorie van antwoord door de Gemeente – onder de Gemeente bevond, heeft achtergehouden. Het gaat, aldus [Eiseres], om een stuk van beslissende aard, dat door verzwijging door de Gemeente niet bij het hof bekend is geworden.
2. De Gemeente heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Zij heeft daartoe onder meer gesteld dat er geen grond is voor herroeping, nu het GGD-advies op 8 juni 2006 aan haar en ook aan [Eiseres] is toegezonden, zodat beide partijen hierover op 9 juni 2006 de beschikking hadden (prod 4 van [Eiseres]). Vervolgens heeft [Eiseres] op 17 augustus 2006 arrest gevraagd, waarna het hof arrest heeft bepaald. Niet alleen had [Eiseres], aldus nog steeds de Gemeente, vóór het (vragen van) arrest de beschikking over het GGD-advies, maar bovendien is het advies niet door toedoen van de Gemeente achtergehouden.
3. [Eiseres] heeft hierop gereageerd met de stelling dat zij het het GGD-advies pas op 11 juli 2008 ontvangen blijkt te hebben (prod 5 cvr). De Gemeente beschikte op 18 mei 2006 toen zij diende voor memorie van antwoord over het GGD-advies maar legde dit toen niet over. [Eiseres] heeft al op 29 mei 2006 gefourneerd en kon het advies zelf niet meer overleggen. [Eiseres] voegt hier aan toe dat zij er op mocht vertrouwen dat de Gemeente het GGD-advies aan de rechter bekend zou maken. De Gemeente heeft dit alles gemotiveerd weersproken.
4. Het hof oordeelt als volgt. Op grond van art. 382, aanhef en onder c, Rv kan een in kracht van gewijsde gegaan vonnis (of arrest) worden herroepen, “indien de partij na het vonnis stukken van beslissende aard in handen heeft gekregen die door toedoen van de wederpartij waren achtergehouden”.
Dit geval doet zich thans niet voor. Er is geen enkele aanwijzing dat het GGD-advies door toedoen van de Gemeente is achtergehouden.
Niet in geschil is immers dat het GGD-advies op 17 april is opgesteld en bij brief van 8 juni 2006 door de GGD aan de Gemeente is toegezonden. [Eiseres] stelt dit zelf in haar dagvaarding en heeft de betreffende brief met advies als prod. 4 overgelegd. Aan het slot van deze brief valt te lezen dat deze brief in afschrift aan [Eiseres] werd verzonden. De Gemeente heeft hieruit afgeleid, zoals zij stelt, dat deze brief met advies toen ook naar [Eiseres] is verzonden. “Van een door toedoen van de wederpartij achterhouden van stukken” is onder deze omstandigheden geen sprake. Er valt immers niets achter te houden als de wederpartij de betreffende stukken al heeft, althans als gedacht wordt dat de wederpartij deze al heeft. Dit wordt niet anders, indien moet worden aangenomen – de Gemeente betwist dit gemotiveerd – dat [Eiseres] het advies uiteindelijk pas op 11 juli 2006 heeft gekregen.
“Een toedoen van de Gemeente” valt hier al helemaal niet uit te destilleren.
5. [Eiseres] heeft nog gesteld, zo begrijpt het hof, dat eerdere bekendheid bij de Gemeente met de inhoud van het advies van de GGD (op 17 april 2006, althans op 18 mei 2006) moet worden verondersteld, nu de GGD een dienst is van de Gemeente. Hiertoe is echter behoudens bijzondere omstandigheden, die zijn gesteld noch gebleken, geen grond.
6. De door [Eiseres] gevraagde herroeping moet reeds hierop stranden. Aan de beoordeling van de overige weren wordt niet toegekomen. De vordering wordt afgewezen met veroordeling van [Eiseres] als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten.
Beslissing
Het hof:
- wijst af de vordering tot herroeping van het tussen partijen (onder rolnummer 05/1340) door dit hof gewezen arrest van 27 juli 2007;
- veroordeelt [Eiseres] in de kosten van deze procedure, tot zover aan de zijde van de Gemeente begroot op € 303,-- aan verschotten en € 1.788,-- aan kosten van de advocaat en bepaalt dat deze bedragen binnen veertien dagen na de dag van deze uitspraak moeten zijn voldaan, bij gebreke waarvan de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW verschuldigd is vanaf het einde van voormelde termijn tot aan de dag der algehele voldoening;
- verklaart dit arrest ten aanzien van de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. M.A.F. Tan-de Sonnaville, Th.W.H.E. Schmitz en
A.G. Beets en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 10 februari 2009 in aanwezigheid van de griffier.