ECLI:NL:GHSGR:2009:BH3656

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
3 februari 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
22-002625-07
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie na overlijden verdachte

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 3 februari 2009 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank te Rotterdam. De verdachte, geboren in Sierra Leone in 1983, is op 4 augustus 2007 overleden. Dit leidde tot de vraag of het openbaar ministerie nog ontvankelijk was in de strafvervolging. Het hof heeft vastgesteld dat, ingevolge artikel 69 van het Wetboek van Strafrecht, het recht tot strafvervolging is vervallen door het overlijden van de verdachte. Het hof heeft daarom het vonnis waarvan beroep vernietigd en het openbaar ministerie niet-ontvankelijk verklaard in de vervolging, zoals gevorderd door de advocaat-generaal.

Daarnaast heeft de benadeelde partij, die zich had gevoegd in het strafproces, een vordering ingediend tot schadevergoeding van € 1.541,25. Echter, nu de verdachte is overleden en het openbaar ministerie niet-ontvankelijk is verklaard, heeft het hof ook de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering. Dit arrest is gewezen in een meervoudige kamer voor strafzaken en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof.

Uitspraak

Rolnummer: 22-002625-07
Parketnummer: 10-642806-06
Datum uitspraak: 3 februari 2009
VERSTEK
Gerechtshof te 's-Gravenhage
meervoudige kamer voor strafzaken
Arrest
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank te Rotterdam van
3 mei 2007 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Sierra Leone)
op [geboortedatum] 1983,
adres: [adres] te [woonplaats].
Ontvankelijkheid van het openbaar ministerie
Blijkens een afschrift van de op 9 augustus 2007 door de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente Rotterdam opgemaakte akte van overlijden, met nummer 2A1120, is de verdachte op 4 augustus 2007 overleden. Derhalve is het recht tot strafvervolging ingevolge artikel 69 van het Wetboek van Strafrecht vervallen en zal het hof - met vernietiging van het vonnis waarvan beroep - het openbaar ministerie niet-ontvankelijk verklaren in de vervolging, overeenkomstig de vordering van de advocaat-generaal.
Vordering tot schadevergoeding [benadeelde partij]
In het onderhavige strafproces heeft [benadeelde partij]
zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden materiële schade als gevolg van het aan de verdachte tenlastegelegde, tot een bedrag van € 1.541,25.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot het in eerste aanleg toegewezen bedrag van € 1.541,25.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij in de vordering, nu de verdachte reeds is overleden.
Nu het openbaar ministerie niet-ontvankelijk wordt verklaard in de vervolging van de verdachte, dient de benadeelde partij niet-ontvankelijk te worden verklaard in de vordering.
BESLISSING (bij verstek)
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart het openbaar ministerie niet-ontvankelijk in de vervolging van de verdachte.
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij]
niet-ontvankelijk in de vordering.
Dit arrest is gewezen door mr. B.A. Stoker-Klein,
mr. T.E. van der Spoel en mr. M. Moussault,
in bijzijn van de griffier mr. Y.H.G. van der Hut.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 3 februari 2009.