ECLI:NL:GHSGR:2009:BH4133

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
11 februari 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.006.230.01
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • A. van Nievelt
  • B. Bouritius
  • C. Bos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toerekening van niet ontvangen afschrift van het verzoekschrift in eerste aanleg en risico niet-informeren van het GBA door appellant

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 11 februari 2009 uitspraak gedaan in hoger beroep betreffende een verzoek van de vader om de bestreden beschikking van de rechtbank Rotterdam te vernietigen. De vader, bijgestaan door zijn advocaat mr. M.J. Verdult, was in hoger beroep gekomen van een beschikking van de rechtbank van 19 oktober 2007, waarin was bepaald dat hij een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van zijn erkende minderjarige diende te betalen. De moeder, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. B.C. Pfeifle, had in eerste aanleg een verzoekschrift ingediend voor de vaststelling van deze bijdrage, maar de vader had geen verweer gevoerd omdat hij niet op de hoogte was van de procedure. Het hof heeft vastgesteld dat de vader in eerste aanleg als niet verschenen belanghebbende moet worden beschouwd, omdat hij niet op de hoogte was van de procedure door een gebrek aan informatie van de Gemeentelijke Basis Administratie (GBA). Het hof oordeelde dat de vader, ondanks zijn verklaring, zelf verantwoordelijk was voor het niet indienen van verweer en dat hij zijn hoger beroepschrift te laat had ingediend. De termijn voor het indienen van hoger beroep was verstreken, waardoor het hof de vader niet-ontvankelijk verklaarde in zijn hoger beroep. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheid van partijen om op de hoogte te zijn van juridische procedures en de gevolgen van het niet tijdig indienen van beroep.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-GRAVENHAGE
Familiesector
Uitspraak : 11 februari 2009
Zaaknummer : 200.006.230.01
Rekestnr. rechtbank : F2 RK 07-1570
[De vader],
wonende te [woonplaats],
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: de vader,
advocaat voorheen mr. A.S.M. Fait, thans mr. M.J. Verdult,
tegen
[de moeder],
wonende op een geheim adres,
verweerster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat mr. B.C. Pfeifle.
PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP
De vader is op 6 mei 2008 in hoger beroep gekomen van een beschikking van de rechtbank Rotterdam van 19 oktober 2007.
De moeder heeft op 26 juni 2008 een verweerschrift ingediend.
Van de zijde van de vader zijn bij het hof op 2 juni 2008, 9 december 2008 en 15 december 2008 aanvullende stukken ingekomen.
Van de zijde van de moeder zijn bij het hof op 1 december 2008 aanvullende stukken ingekomen.
Op 19 december 2008 is de zaak mondeling behandeld. Verschenen zijn: de vader, bijgestaan door zijn advocaat, en de moeder, bijgestaan door haar advocaat.
De verschenen personen hebben het woord gevoerd.
HET PROCESVERLOOP IN EERSTE AANLEG EN VASTSTAANDE FEITEN
Voor het procesverloop en de beslissing in eerste aanleg verwijst het hof naar de bestreden beschikking.
Bij die beschikking is - uitvoerbaar bij voorraad - bepaald dat de vader aan de moeder met ingang van 21 juni 2007 als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de hierna te noemen minderjarige, voor wat betreft de na de datum van die beschikking te verschijnen termijnen telkens bij vooruitbetaling zal uitkeren € 200,- per maand, vermeerderd met iedere uitkering die hem op grond van geldende wetten of regelingen ten behoeve van deze minderjarige kan of zal worden verleend.
Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten, voor zover daar in hoger beroep geen grief tegen is gericht.
BEOORDELING VAN HET HOGER BEROEP
1. In geschil zijn ten aanzien van de bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding ten behoeve van de door de vader erkende minderjarige: [naam minderjarige], geboren [in] 2005 te [woonplaats], hierna: [de minderjarige], de behoefte van [de minderjarige] aan een bijdrage zijdens de vader en de draagkracht van de vader.
2. De vader verzoekt, uitvoerbaar bij voorraad, de bestreden beschikking te vernietigen en opnieuw rechtdoende:
I. te beslissen dat de vader geen kinderalimentatie is verschuldigd aan de moeder;
II. althans een beslissing te nemen die het hof geraden oordeelt.
3. De moeder verzet zich daartegen en verzoekt primair de vader niet-ontvankelijk te verklaren in zijn verzoek, subsidiair het hoger beroep van de vader af te wijzen en de bestreden beschikking te bekrachtigen.
ONTVANKELIJKHEID
4. Het hof overweegt als volgt. De moeder heeft in de procedure in eerste aanleg een verzoekschrift tot vaststelling van een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [de minderjarige] ten laste van de vader ingediend bij de rechtbank Rotterdam, welk verzoekschrift aldaar is ingekomen op 21 juni 2007. De vader stelt in eerste aanleg geen verweer te hebben gevoerd aangezien hij niet op de hoogte was van de desbetreffende procedure. Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de vader verklaard dat hij eerst twee maanden nadat hij feitelijk de toegang tot het adres waarop hij was ingeschreven in de Gemeentelijke Basis Administratie niet meer had, zijn inschrijving in de Gemeentelijke Basis Administratie in september 2007 aan de nieuwe toestand heeft aangepast. Gelet op deze verklaring is het hof van oordeel dat de omstandigheid dat de vader in eerste aanleg ondanks het bepaalde in de artikelen 272 en 275 Rv. wegens gebrek aan wetenschap geen verweer heeft kunnen voeren, voor zijn rekening en risico dient te blijven.
5. In aanmerking genomen het vorenstaande, heeft de vader in de zin van artikel 805 Rv. te gelden als een niet verschenen belanghebbende aan wie een afschrift van het verzoekschrift is verzonden en aan wie de griffier onverwijld een afschrift van de beschikking verstrekt of verzendt. Op grond van artikel 806 Rv. had de vader de gelegenheid binnen drie maanden na de dag van de bestreden beschikking hoger beroep in te stellen, derhalve uiterlijk op 19 januari 2008. Nu de vader zijn hoger beroepschrift buiten de beroepstermijn, te weten op 6 mei 2008 heeft ingediend, dient hij in zijn hoger beroep niet-ontvankelijk te worden verklaard.
6. Mitsdien wordt als volgt beslist.
BESLISSING OP HET HOGER BEROEP
Het hof:
verklaart de vader niet-ontvankelijk in zijn hoger beroep.
Deze beschikking is gegeven door mrs. van Nievelt, Bouritius en Bos, bijgestaan door mr. De Witte-Renkema als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 11 februari 2009.