ECLI:NL:GHSGR:2009:BH7795

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
25 maart 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
22-004226-08
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Openlijke geweldpleging, bedreiging en vernieling in het kader van burenruzie

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 25 maart 2009 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Rotterdam. De verdachte is beschuldigd van openlijke geweldpleging, bedreiging en vernieling, die plaatsvonden in het kader van een langdurige burenruzie. De openlijke geweldpleging vond plaats op 15 augustus 2007, waarbij de verdachte in vereniging geweld heeft gepleegd tegen twee benadeelde partijen. Dit geweld resulteerde in lichamelijk letsel voor één van de benadeelden. De verdachte heeft verklaard dat hij onder grote druk stond door de aanhoudende intimidaties en pesterijen van zijn buren, wat mede leidde tot zijn gewelddadige gedrag. Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op basis van de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, die nog steeds gescheiden woont van zijn gezin en een slechte gezondheid heeft. Het hof heeft de verdachte vrijgesproken van het primair tenlastegelegde, maar bewezen verklaard dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan de subsidiaire tenlasteleggingen. De verdachte is veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van één maand, met als bijzondere voorwaarde dat hij zich zal houden aan de aanwijzingen van de reclassering. Tevens zijn de vorderingen van de benadeelde partijen niet-ontvankelijk verklaard, omdat deze niet van zo eenvoudige aard waren dat zij zich leenden voor behandeling in het strafproces.

Uitspraak

Rolnummer: 22-004226-08
Parketnummer: 10-713126-07
Datum uitspraak: 25 maart 2009
TEGENSPRAAK
Gerechtshof te 's-Gravenhage
Meervoudige kamer voor strafzaken
Arrest
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Rotterdam van
4 augustus 2008 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1966,
adres: [adres] te [woonplaats].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 11 maart 2009.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd hetgeen vermeld staat in de inleidende dagvaarding, zoals ter terechtzitting in eerste aanleg op vordering van de officier van justitie gewijzigd.
Van de dagvaarding en van de vordering wijziging tenlastelegging zijn kopieën in dit arrest gevoegd.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte van het onder 1 primair tenlastegelegde vrijgesproken en ter zake van het onder 1 subsidiair, 2 en 3 tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twee maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. De politierechter heeft hierbij als bijzondere voorwaarde gesteld dat de verdachte zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de aanwijzingen die hem zullen worden gegeven door of namens Reclassering Nederland. Voorts is de verdachte veroordeeld tot een taakstraf, in de vorm van een werkstraf, voor de duur van 90 uren, subsidiair 45 dagen hechtenis, met aftrek van voorarrest. Tevens is een beslissing genomen omtrent de vorderingen van de benadeelde partijen als in het vonnis omschreven.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Vrijspraak
Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1 primair is tenlastegelegd, zodat de verdachte daarvan - overeenkomstig de vordering van de advocaat-generaal - behoort te worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1. hij op 15 augustus 2007 te [plaats], [gemeente], op of aan de openbare weg, [adres], openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [benadeelde partij B] en [benadeelde partij A], welk geweld bestond uit
- slaan met een steen op/tegen het hoofd van die [benadeelde partij B] en op/tegen het hoofd van die [benadeelde partij A], en
- meermalen slaan met een langwerpig en flexibel voorwerp tegen de hals en tegen een arm van die [benadeelde partij A], en
- vastpakken van het haar en/of hoofd van die [benadeelde partij A] en vervolgens slaan en/of bonken van het hoofd van die [benadeelde partij A] op de straat,
terwijl het door hem, verdachte, gepleegde geweld lichamelijk letsel, te weten één hoofdwond voor die [benadeelde partij B] ten gevolge heeft gehad;
2. hij op 20 april 2008 te [plaats], [gemeente], in elk geval in Nederland, [persoon A], burgemeester van [gemeente], heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk via een verslaggeefster/journaliste van het [naam krant] (te weten [persoon B]) voornoemde [persoon A] dreigend de woorden toegevoerd: "Ik ga zelfmoord plegen en ik neem de burgemeester mee de dood in" en/of "Ik ga zelfmoord plegen en ik neem de burgemeester mee" en/of "Ik wil niet meer leven, ik heb geen plezier meer. Als ik dood ga, neem ik ook de rest (doelend o.a. op de burgemeester) mee", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
3. hij op 18 april 2008 te [gemeente] opzettelijk en wederrechtelijk twee plantenbakken, toebehorende aan de [gemeente], heeft door die plantenbakken om te gooien.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van het onder 1 subsidiair bewezenverklaarde:
Openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen, terwijl het door de verdachte gepleegde geweld enig lichamelijk letsel ten gevolge heeft.
Ten aanzien van het onder 2 bewezenverklaarde:
Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
Ten aanzien van het onder 3 bewezenverklaarde:
Opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen.
Strafbaarheid van de verdachte
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsman namens de verdachte ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde feit het verweer gevoerd dat de verdachte heeft gehandeld uit noodweer dan wel noodweerexces.
Het hof overweegt dienaangaande als volgt. Blijkens de bewijsmiddelen heeft de verdachte tijdens een ruzie met zijn buren een steen opgepakt en heeft hij vervolgens zijn buurman en buurvrouw hiermee op of tegen het hoofd geslagen. De verdachte heeft verklaard dat zijn vrouw door de buurvrouw was vastgepakt en op de grond gegooid en vastgedrukt werd en dat hij door de buurman bij zijn keel werd gepakt. Omdat de verdachte zijn vrouw van onder de buurvrouw wilde bevrijden, heeft hij met een steen op het hoofd van de buurman geslagen om los te komen en om zijn vrouw te kunnen helpen.
Het hof stelt vast dat de lezing van de verdachte geen steun vindt in de overige verklaringen van de buren en van de [getuige], die niet als "partij" bij het incident betrokken was. [Getuige] heeft verklaard dat de verdachte in zijn rechterhand een kei had terwijl hij de buurman onder zijn linkerarm strak tegen de borst had geklemd. Deze verklaring stemt overeen met de verklaring van de aangever.
In deze omstandigheden kan niet gezegd worden dat het handelen van de verdachte was geboden tegen een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding door de buren. Evenmin is aannemelijk dat de verdachte of zijn vrouw voordien werden aangerand waarna noodweerexces mogelijk zou zijn.
Ook is geen andere omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het onder 1 subsidiair, 2 en 3 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een taakstraf, in de vorm van een werkstraf, voor de duur van 90 uren, subsidiair 45 dagen hechtenis. Voorts heeft de advocaat-generaal gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee maanden en als bijzondere voorwaarde dat de verdachte zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de aanwijzingen, die hem zullen worden gegeven door of namens Reclassering Nederland.
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Uit de stukken en de verklaring van de verdachte in hoger beroep is gebleken dat de openlijke geweldpleging op 15 augustus 2007 heeft plaatsgevonden in het kader van een al geruime tijd durende burenruzie. Tijdens deze periode zijn ook de verdachte en zijn gezin het slachtoffer geweest van intimidaties en pesterijen. De verdachte is hierdoor onder zeer grote druk komen te staan. Deze druk vormt mede een verklaring voor de bedreiging en de vernieling die in april 2008 plaatsvonden. Ter terechtzitting is gebleken dat de situatie van de verdachte niet wezenlijk verbeterd is, dat hij nog steeds gescheiden woont van zijn gevluchte gezin en dat zijn gezondheidstoestand niet goed is. Het hof stelt vast dat de verdachte zwaar getroffen is door de gevolgen van het conflict dat aan het strafbare feit ten grondslag ligt.
Het hof ziet in de persoonlijke omstandigheden van de verdachte aanleiding om geen taakstraf op te leggen maar wel een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur met als bijzondere voorwaarde reclasseringscontact. Het hof acht deze straf passend en geboden.
Vordering tot schadevergoeding [benadeelde partij A]
In het onderhavige strafproces heeft [benadeelde partij A] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden materiële schade als gevolg van het aan de verdachte onder 1 subsidiair tenlastegelegde, tot een bedrag van € 653,59.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot dit in eerste aanleg gevorderde en in hoger beroep gehandhaafde bedrag.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij in de vordering.
De vordering van de benadeelde partij is namens de verdachte betwist.
Naar het oordeel van het hof is de vordering van de benadeelde partij wegens het onduidelijke verband tussen het feit en de gestelde schadeposten niet van zo eenvoudige aard dat zij zich leent voor behandeling in het onderhavige strafproces. Het hof zal dan ook bepalen dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk is in de vordering. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Vordering tot schadevergoeding [benadeelde partij B]
In het onderhavige strafproces heeft [benadeelde partij B] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van € 400,00 ter zake van geleden immateriële schade en € 94,00 ter zake van gemaakte kosten voor rechtsbijstand als gevolg van het aan de verdachte onder 1 subsidiair tenlastegelegde.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot dit in eerste aanleg toegewezen en in hoger beroep gehandhaafde bedrag van € 494,00.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De vordering van de benadeelde partij is namens de verdachte betwist.
Naar het oordeel van het hof is de vordering van de benadeelde partij niet van zo eenvoudige aard dat zij zich leent voor behandeling in het onderhavige strafproces. Hierbij is van belang dat niet alleen de verdachte, maar ook [benadeelde partij B] een aandeel heeft gehad in de burenruzie. Het hof zal dan ook bepalen dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk is in de vordering. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Nu door of namens de verdachte niet is gesteld dat deze met het oog op de verdediging tegen de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partijen kosten heeft gemaakt, kan een kostenveroordeling achterwege blijven.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 57, 141, 285 en 350 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 primair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair, 2 en 3 tenlastegelegde, zoals hierboven omschreven, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen terzake meer of anders is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezenverklaarde de hierboven vermelde strafbare feiten oplevert.
Verklaart de verdachte strafbaar terzake van het bewezenverklaarde.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
1 (één) maand.
Beveelt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat de verdachte zich vóór het einde van de proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de hierna te noemen bijzondere voorwaarde(n) niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat de verdachte zich in de proeftijd zal gedragen naar de aanwijzingen die zullen worden gegeven door of namens Stichting Reclassering Nederland, regio Rotterdam-Dordrecht, zolang deze instelling dit nodig oordeelt.
Verstrekt aan deze instelling opdracht om aan de verdachte hulp en steun te verlenen bij de naleving van de bijzondere voorwaarde.
Bepaalt dat de tijd, die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de eventuele uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voorzover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij A] niet-ontvankelijk in de vordering.
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij B] niet-ontvankelijk in de vordering.
Dit arrest is gewezen door mr. W.P.C.M. Bruinsma,
mr. S.C.H. Koning en mr. S.A.J. van 't Hul, in bijzijn van de griffier mr. K. van Laarhoven.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 25 maart 2009.