ECLI:NL:GHSGR:2009:BH9153

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
30 maart 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
22-003654-08
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis rechtbank 's-Gravenhage inzake gevangenisstraf en voorwaardelijke invrijheidsstelling

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 30 maart 2009 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank 's-Gravenhage van 29 mei 2008. De verdachte, geboren in Turkije in 1983, was in eerste aanleg veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. De zaak kwam voor het hof naar aanleiding van het hoger beroep dat door de verdachte was ingesteld. Het hof heeft de vordering van de advocaat-generaal en de argumenten van de verdachte in overweging genomen. Het hof oordeelde dat de rechtbank op juiste gronden had geoordeeld, maar dat de opgelegde gevangenisstraf niet in overeenstemming was met de nieuwe wetgeving omtrent voorwaardelijke invrijheidsstelling die op 1 juli 2008 in werking was getreden. Deze wetgeving houdt in dat voor een deels voorwaardelijke gevangenisstraf geen voorwaardelijke invrijheidsstelling meer kan worden toegepast. Hierdoor zou het opleggen van eenzelfde straf als in eerste aanleg resulteren in een hogere effectieve straf voor de verdachte. Het hof heeft daarom besloten de straf zodanig te bepalen dat de verdachte feitelijk eenzelfde onvoorwaardelijke gevangenisstraf ondergaat. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd voor wat betreft de straf en in zoverre opnieuw recht gedaan. De gevangenisstraf is vastgesteld op 24 maanden, waarbij 8 maanden niet ten uitvoer zullen worden gelegd, tenzij de verdachte zich binnen de proeftijd van 2 jaren aan een strafbaar feit schuldig maakt. Tevens is bepaald dat de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, in mindering zal worden gebracht op de onvoorwaardelijke gevangenisstraf.

Uitspraak

Rolnummer: 22-003654-08
Parketnummer: 09-754140-07
Datum uitspraak: 30 maart 2009
TEGENSPRAAK
Gerechtshof te 's-Gravenhage
meervoudige kamer voor strafzaken
Arrest
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank te 's-Gravenhage van 29 mei 2008 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Turkije) op [geboortedag] 1983,
[adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 16 maart 2009.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd hetgeen vermeld staat in de inleidende dagvaarding, waarvan een kopie in dit arrest is gevoegd.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte van het eerste cumulatief/alternatief tenlastegelegde vrijgesproken en ter zake van het tweede cumulatief/alternatief tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan zes maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren, met beslissing omtrent het inbeslaggenomene als nader in het vonnis omschreven.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof is van oordeel, dat de eerste rechter op juiste gronden heeft geoordeeld en op juiste wijze heeft beslist, zodat het vonnis, waarvan beroep, met overneming van gronden behoort te worden bevestigd, behalve voor wat betreft de opgelegde gevangenisstraf en de motivering daarvan.
Het vonnis moet op die onderdelen worden vernietigd en in zoverre moet opnieuw worden rechtgedaan.
Op te leggen straf
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden bevestigd.
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Op 1 juli 2008 is de Wet voorwaardelijke invrijheidsstelling in werking getreden, ten gevolge waarvan op een deels voorwaardelijke gevangenisstraf, zoals in het onderhavige geval, geen voorwaardelijke invrijheidsstelling meer wordt toegepast. Derhalve zou het opleggen van eenzelfde vrijheidsbenemende straf als de rechtbank heeft opgelegd voor de verdachte resulteren in een effectief hogere straf dan in eerste aanleg is opgelegd. Gelet hierop zal het hof de straf zodanig bepalen, dat voor de verdachte feitelijk eenzelfde onvoorwaardelijke gevangenisstraf resteert.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de straf en doet in zoverre opnieuw recht.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
24 (vierentwintig) maanden.
Bepaalt, dat een op 8 (acht) maanden bepaald gedeelte van de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat de verdachte zich vóór het einde van de proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Bepaalt dat de tijd, die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de eventuele uitvoering van het onvoorwaardelijke gedeelte van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voorzover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door mr. P.J. Wurzer, mr. M.P.J.G. Göbbels en mr. S.J.A.M. van Gend, in bijzijn van de griffier mr. M.C. Bongaerts.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 30 maart 2009.