ECLI:NL:GHSGR:2009:BH9420

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
4 maart 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
105.012.450.01
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. Mink
  • A. van Leuven
  • B. Bouritius
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake eenhoofdig gezag over minderjarigen na echtscheiding

In deze zaak gaat het om een hoger beroep betreffende de gezagsvoorziening over drie minderjarigen na de echtscheiding van de ouders. De vader, verzoeker in hoger beroep, is het niet eens met de beslissing van de rechtbank Rotterdam, die de moeder het eenhoofdig ouderlijk gezag over de minderjarigen heeft toegewezen. De vader heeft op 2 januari 2008 hoger beroep ingesteld tegen de beschikking van 3 oktober 2007. De moeder heeft op 1 februari 2008 een verweerschrift ingediend. Tijdens de mondelinge behandeling op 4 februari 2009 zijn beide partijen verschenen, bijgestaan door hun advocaten. De vader verzoekt het hof om de bestreden beschikking te vernietigen en het verzoek van de moeder om het eenhoofdig gezag niet-ontvankelijk te verklaren of af te wijzen. De moeder verzoekt het hof om het beroep van de vader ongegrond te verklaren en de bestreden beschikking te bekrachtigen.

Het hof heeft vastgesteld dat de communicatie tussen de ouders ernstig verstoord is, wat een onaanvaardbaar risico met zich meebrengt voor de minderjarigen. De vader stelt dat hij in het belang van de kinderen handelt, maar het hof concludeert dat de communicatie tussen de ouders niet kan worden aangemerkt als overleg, wat noodzakelijk is voor gezamenlijke gezagsuitoefening. De moeder heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat het in het belang van de minderjarigen is dat het ouderlijk gezag aan haar alleen wordt toegekend. Het hof bekrachtigt daarom de bestreden beschikking, waarbij het gezamenlijk gezag niet kan worden voortgezet, gezien de gebrekkige communicatie en de risico's voor de minderjarigen.

De beslissing van het hof is genomen op 4 maart 2009 en is uitgesproken ter openbare terechtzitting.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-GRAVENHAGE
Familiesector
Uitspraak : 4 maart 2009
Zaaknummer : 105.012.450.01
Rekestnummer : 020-R-08
Rekestnr. rechtbank : F2 RK 06-1631
[appellant],
wonende te [woonplaats],
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: de vader,
advocaat mr. E.J.M. van Daalhuizen,
tegen
[verweerster],
wonende te [woonplaats],
verweerster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat mr. M.D. van Velthoven.
PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP
De vader is op 2 januari 2008 in hoger beroep gekomen van de beschikking van 3 oktober 2007 van de rechtbank Rotterdam.
De moeder heeft op 1 februari 2008 een verweerschrift ingediend.
Op 4 februari 2009 is de zaak mondeling behandeld. Verschenen zijn: de vader, bijgestaan door mr. W.A.E.M. Amesz, vervangende mr. E.J.M. van Daalhuizen, en de moeder, bijgestaan door haar advocaat, mr. M.D. van Velthoven. Partijen en hun raadslieden hebben het woord gevoerd.
HET PROCESVERLOOP IN EERSTE AANLEG EN VASTSTAANDE FEITEN
Voor het procesverloop en de beslissing in eerste aanleg verwijst het hof naar de bestreden beschikking en de naar de in die procedure gegeven tussenbeschikking van 29 juni 2007.
Bij tussenbeschikking van 29 juni 2007 is - onder meer - tussen partijen de echtscheiding uitgesproken en is de behandeling ten aanzien van het gezag en de gewone verblijfplaats van de minderjarigen aangehouden.
Bij de bestreden beschikking - is onder meer - de moeder belast met het eenhoofdig ouderlijk gezag over de minderjarigen.
Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten, voor zover daar in hoger beroep geen grief tegen is gericht.
BEOORDELING VAN HET HOGER BEROEP
1. In geschil is de gezagsvoorziening ten aanzien van de minderjarigen:
[minderjarige 1], geboren op [geboortedag] 1998 te [geboorteplaats], hierna te noemen: [minderjarige 1],
[minderjarige 2], geboren op [geboortedag] 1999 te [geboorteplaats], hierna te noemen: [minderjarige 2], en
[minderjarige 3], geboren op [geboortedag] 2004 te [geboorteplaats], hierna te noemen: [minderjarige 3],
hierna ook gezamenlijk te noemen: de minderjarigen.
2. De vader verzoekt de bestreden beschikking voor zover het de gezagsvoorziening over de minderjarigen betreft te vernietigen en, opnieuw beschikkende, te bepalen dat, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, het inleidend verzoek van de moeder voor het doen belasten van haar met het eenhoofdig gezag over de minderjarigen, niet-ontvankelijk te verklaren, dan wel dit verzoek af te wijzen.
3. De moeder heeft het beroep van de vader gemotiveerd weersproken. Zij heeft verzocht het beroep van de vader ongegrond te verklaren en de bestreden beschikking te bekrachtigen.
4. De vader is het niet eens met de overweging van de rechtbank dat de verhouding tussen de vader en de moeder ernstig is verstoord en evenmin met de overweging dat de (communicatie-)problemen tussen hen zo ernstig zijn dat er een onaanvaardbaar risico bestaat dat de minderjarigen klem en verloren raken tussen de ouders. Anders dan de moeder neemt de vader niet zonder meer aan hetgeen door de gezinsvoogdij-instelling in het kader van de ondertoezichtstelling en de uithuisplaatsing over de minderjarigen wordt gezegd. Er is in de communicatie met de moeder wel eens verschil van mening, maar op ander vlak, zoals bijvoorbeeld de bezoeken aan de minderjarigen, is er wel communicatie aanwezig. Voorts is de vader het niet eens met de overweging van de rechtbank dat hij geen goede uitvoering zou geven aan de ondertoezichtstelling. De verschillende instellingen hebben vaak niet afdoende en/of andersoortige informatie verstrekt aan de vader. De vader kan niet opschieten met de gezinsvoogd, maar dat betekent niet dat hij de belangen van de kinderen schaadt. De vader stelt zich in het belang van de minderjarigen kritisch op ten aanzien van de gezinsvoogdij-instelling. Hij heeft benadrukt dat hij te allen tijde het beste voor heeft met de minderjarigen.
5. Volgens de moeder is er tussen haar en de vader geen sprake van een goede communicatie. De vader gaat voorbij aan het belang van de minderjarigen, terwijl de vader ook voorbij is gegaan aan zijn eigen aandeel met betrekking tot de uithuisplaatsing van de minderjarigen. De moeder verleent alle medewerking aan de gezinsvoogd omdat dat in het belang van de minderjarigen is. Tijdens de bespreking van concept-evaluatierapporten komt de vader niet opdagen, zodat hij essentiële informatie met betrekking tot de minderjarigen misloopt. De vader onthoudt elke keer zijn toestemming. Daarbij komt dat de vader aan de bezoeken van de minderjarigen niet altijd een even goede invulling geeft. De moeder heeft geen contact met de vader. Volgens de moeder schaadt de houding van de vader ten opzichte van de gezinsvoogd de minderjarigen.
6. Het hof stelt voorop dat het verzoek om opnieuw rechtdoende te beslissen aldus dient te worden uitgelegd dat de vader het hof verzoekt te bepalen dat het gezamenlijk gezag over de minderjarigen wordt voortgezet. Gelet op de aan het hof overgelegde stukken en het verhandelde ter terechtzitting is het hof van oordeel dat de moeder voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat in het belang van de minderjarigen het ouderlijk gezag aan haar alleen moet worden toegekend. Gezamenlijk gezag vergt in beginsel (dat tenminste) op gezette tijden tussen de ouders overleg plaatsvindt over de gezagsuitoefening ten aanzien van de minderjarigen. Ofschoon het hof van de vader wil aannemen dat contact tussen de ouders plaatsvindt, is het hof op basis van de stukken en de eigen waarneming ter zitting van oordeel dat de vader daarbij een zodanig overheersende rol speelt dat deze communicatie niet kan worden aangemerkt als overleg. Bij gebreke van de voor gezamenlijke gezagsuitoefening vereiste communicatie is het hof dan ook van oordeel dat er een onaanvaardbaar risico bestaat dat de minderjarigen klem of verloren zullen raken tussen de ouders, indien het gezamenlijk gezag wordt gehandhaafd, met name omdat de vader, niet zijnde de dagelijks verzorgende ouder, geen genoegen kan of wil nemen met een respectabele rol op de achtergrond. Bij voortzetting van het gezamenlijk gezag is er in dit geval een aanmerkelijk risico dat de kinderen hinder ondervinden van die situatie. Immers, de moeder kan, nu er geen communicatie tussen haar en de vader plaatsvindt, geen overleg plegen over belangrijke aangelegenheden betreffende de minderjarigen. Ter terechtzitting is voor het hof komen vast te staan dat er ten tijde van het huwelijk van de ouders al nauwelijks sprake was van voor gezamenlijke gezagsuitoefening benodigd daadwerkelijk overleg. Ook gelet op hun verhouding na de echtscheiding is niet te verwachten dat zij gezamenlijk het gezag kunnen uitoefenen. Gelet op het vorenstaande zal het hof de bestreden beschikking, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, bekrachtigen.
7. Mitsdien moet als volgt worden beslist.
BESLISSING OP HET PRINCIPALE HOGER BEROEP
Het hof:
bekrachtigt de bestreden beschikking voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Mink, Van Leuven en Bouritius, bijgestaan door mr. Berkelaar als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 4 maart 2009.