ECLI:NL:GHSGR:2009:BI1491

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
11 februari 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
105.011.773/01
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. van den Wildenberg
  • A. Kamminga
  • F. Andreae-Hartsuiker
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake omgangsregeling tussen vader en minderjarige

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de vader tegen de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Rotterdam, waarin hem het recht op omgang met zijn minderjarige kind is ontzegd. De vader stelt dat de kinderrechter ten onrechte heeft geoordeeld dat hij niet in staat is om een omgangsregeling uit te voeren. Hij voert aan dat de omgangscontacten door de moeder zijn gefrustreerd en dat hij onterecht is beschuldigd van een bepaalde seksuele geaardheid. De vader beroept zich op zijn recht op 'family life' volgens artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en op artikel 3 lid 1 van het Internationale Verdrag inzake de Rechten van het Kind, waarin het belang van het kind centraal staat.

De moeder, die het eenhoofdig gezag over de minderjarige heeft, heeft geen verweerschrift ingediend en stelt dat de omgangsregeling niet in het belang van het kind is. Tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat de vader sinds mei 2007 geen contact meer heeft gehad met de moeder of de minderjarige. Het hof heeft de Raad voor de Kinderbescherming verzocht om onderzoek te doen naar de situatie en de belangen van de minderjarige. Het hof oordeelt dat een omgangsrecht een fundamenteel recht is, maar dat dit recht kan worden ontzegd indien er zwaarwegende belangen van het kind zijn.

Uiteindelijk heeft het hof de bestreden beschikking vernietigd voor zover deze de omgang betreft en heeft het verzoek van de vader tot het vaststellen van een informatieregeling toegewezen. De moeder is verplicht om de vader via de school van de minderjarige op de hoogte te houden van belangrijke zaken. Het verzoek van de vader om een gerechtstolk te benoemen is afgewezen. Het hof heeft de verdere beslissing over de omgang aangehouden tot 31 mei 2009, in afwachting van het rapport van de Raad.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-GRAVENHAGE
Familiesector
Uitspraak : 11 februari 2009
Zaaknummer : 105.011.773/01
Rekestnummer : 1206-R-07
Rekestnr. rechtbank : F1 RK 04-1759
[appellant],
wonende te [woonplaats],
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: de vader,
advocaat mr. H.G.A.M. Halfers,
tegen
[geintimeerde],
wonende te [woonplaats],
verweerster in hoger beroep
hierna te noemen: de moeder,
advocaat mr. S.C. Dikkers.
PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP
De vader is op 28 augustus 2007 in hoger beroep gekomen van de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Rotterdam van 29 mei 2007.
De moeder heeft geen verweerschrift ingediend.
Van de zijde van de vader zijn bij het hof op 28 september 2008, 7 oktober 2008 en 31 december 2008 aanvullende stukken ingekomen.
De Raad voor de Kinderbescherming, vestiging Rotterdam (verder: de raad), heeft het hof bij brief van 19 augustus 2008 laten weten niet ter terechtzitting te zullen verschijnen.
Op 15 oktober 2008 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden. Verschenen zijn: de vader en de moeder, bijgestaan door hun advocaten. De mondelinge behandeling van de zaak is aangehouden teneinde partijen in de gelegenheid te stellen zich bij de voortzetting van de behandeling bij te laten staan door een tolk.
Op 7 januari 2009 is de mondelinge behandeling voortgezet. Verschenen zijn: de vader en de moeder, bijgestaan door hun advocaten. Voorts is de vader bijgestaan door mevrouw [M], tolk in de Engelse taal, die als zodanig de belofte heeft afgelegd. De moeder is bijgestaan door mevrouw [R], tolk in de Engelse taal, die als zodanig de eed heeft afgelegd. De aanwezigen hebben het woord gevoerd, de advocaat van de vader onder meer aan de hand van een bij de stukken gevoegde pleitnotitie.
Ter terechtzitting heeft de vader zijn verzoek aangevuld, in die zin dat hij (naar het hof begrijpt:) verzoekt een omgangsregeling vast te stellen tussen hem en [de minderjarige] via een onafhankelijke derde.
HET PROCESVERLOOP IN EERSTE AANLEG EN VASTSTAANDE FEITEN
Op grond van de stukken en het verhandelde ter terechtzitting staat - voor zover in hoger beroep van belang - tussen de vader en de moeder het volgende vast.
Partijen hebben een affectieve relatie gehad, waaruit is geboren:
[de minderjarige] geboren [in 1999] te [geboorteplaats].
De moeder heeft het eenhoofdig gezag over [de minderjarige], die bij haar en haar partner verblijft.
Door het York County Court is op 1 maart 2004 een Contact order afgegeven, waarin een omgangsregeling tussen de vader en [de minderjarige] is vastgesteld.
Bij vonnis in kort geding van de voorzieningenrechter in de rechtbank Rotterdam van 10 augustus 2004 is bepaald dat de door het York County Court vastgestelde omgangsregeling tussen de vader en [de minderjarige] wordt geschorst voor de duur van één jaar.
De moeder heeft een verzoekschrift ingediend tot opschorting van de door het York County Court vastgestelde omgangsregeling, teneinde te onderzoeken of er sprake is van misbruik en/of mishandeling van [de minderjarige] door de vader en naar aanleiding van de uitkomsten van dit onderzoek de op 1 maart 2004 door het York County Court onder nummer [...] vastgestelde omgangsregeling tussen de vader en [de minderjarige] zodanig te wijzigen als in het belang van [de minderjarige] noodzakelijk is.
Bij de beschikking van 4 april 2005 van de kinderrechter in de rechtbank Rotterdam is de omgangsregeling tussen de vader en [de minderjarige] (naar het hof begrijpt: ) zoals vastgesteld door het York County Court, geschorst in afwachting van het raadsrapport. Voor het overige is de behandeling van de zaak pro forma aangehouden met het verzoek aan de raad een onderzoek in te stellen naar de vraag of sprake is van misbruik en/of mishandeling van [de minderjarige] door de vader. De rechtbank verzoekt de raad voorts informatie in te winnen over het door de vader ter terechtzitting aangevoerde reeds verrichte onderzoek in Engeland door Children and Family Court advisory and support service.
Bij de beschikking van 3 november 2005 van de kinderrechter in de rechtbank Rotterdam is - uitvoerbaar bij voorraad - een voorlopige omgangsregeling tussen de vader en [de minderjarige] bepaald, waarbij met ingang van 12 oktober 2005 gedurende een periode van minimaal drie maanden onder begeleiding van het Omgangshuis, aan wie de duur en de frequentie wordt overgelaten met het oog op het opbouwen van het contact tussen de vader en [de minderjarige]. Voor het overige is de behandeling van de zaak aangehouden.
Ter terechtzitting in eerste aanleg van 8 mei 2007 heeft de moeder haar verzoek aangevuld, in die zin dat zij thans verzoekt (naar het hof begrijpt:) het recht op omgang te ontzeggen aan de vader.
Bij de bestreden beschikking is – uitvoerbaar bij voorraad – de vader het recht op omgang met [de minderjarige] ontzegd.
BEOORDELING VAN HET HOGER BEROEP
1. In geschil is de omgangsregeling tussen de vader en [de minderjarige].
2. De vader verzoekt de bestreden beschikking te vernietigen en, opnieuw beschikkende, uitvoerbaar bij voorraad te bepalen dat hij omgang zal mogen hebben met [de minderjarige] conform de uitspraak van het York County Court van 1 maart 2004, danwel in goede justitie nader vast te stellen. Voorts verzoekt de vader te bepalen dat de moeder hem over al hetgeen [de minderjarige] betreft zal dienen te informeren op de wijze als aangegeven in de uitspraak van het York County Court van 1 maart 2004, danwel in goede justitie nader te bepalen.
Bij brief van 31 december 2008 verzoekt de vader het hof aanvullend een gerechtstolk te benoemen, teneinde de door hem ingebrachte Engelstalige processtukken te laten vertalen.
3. De vader stelt dat de kinderrechter hem ten onrechte zijn recht op omgang met [de minderjarige] heeft ontzegd en voert daartoe onder meer het volgende aan. In tegenstelling tot hetgeen de kinderrechter overweegt, is hij wel degelijk in staat een omgangsregeling uit te voeren. Gelet op de wijze waarop de proefcontacten bij de Omgangsbegeleiding zijn gefrustreerd door de moeder, alsmede het feit dat hij ten onrechte is beschuldigd van een bepaalde soort seksuele geaardheid, is volgens de vader sprake geweest van een onmachtssituatie aan zijn zijde om de omgangsregeling op een verantwoorde wijze uit te voeren. Daarnaast is het rapport van de raad van 24 augustus 2005 op onjuiste wijze tot stand gekomen. Bovendien, zo heeft de advocaat van de vader ter terechtzitting aanvullend gesteld, is de bestreden beslissing in strijd is met het recht op ‘family life’ krachtens artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens. Gelet op het feit dat de raad in zijn raadsrapport van 24 augustus 2005 concludeerde dat omgang met de vader in het belang van [de minderjarige] is, is de bestreden beslissing tevens in strijd met artikel 3 lid 1 van het Internationale Verdrag inzake de Rechten van het Kind.
Desgevraagd heeft de vader ter terechtzitting verklaard dat hij sinds mei 2007 geen contact meer heeft opgenomen met [de minderjarige] en de moeder. Evenmin ontvangt hij sindsdien van de moeder of – zoals voorheen het geval was – van de school informatie over [de minderjarige].
4. De moeder bestrijdt ter terechtzitting het beroep van de vader. Een omgangsregeling tussen de vader en [de minderjarige] is eerder niet van de grond gekomen door het gedrag van de vader. Hij stuurde e-mails naar de raad, naar haar en naar haar partner. Hoewel het in het algemeen in het belang van een kind is om omgang met de vader te hebben, zo stelt de moeder, kan dit onder deze omstandigheden niet in zijn belang worden geacht. De moeder ontvangt van [de minderjarige] signalen dat hij geen contact met de vader wil. Mocht het hof omgang tussen de vader en [de minderjarige] wel in het belang van [de minderjarige] oordelen, acht de moeder het noodzakelijk dat hiernaar onderzoek wordt verricht. Voor zover de vader verzoekt om informatieverstrekking, is de moeder bereid dit verzoek in te willigen. Desgevraagd heeft de moeder verklaard dat het momenteel goed gaat met [de minderjarige]. Na afloop van de proefcontacten met de vader bij het Omgangshuis was hij uit zijn doen en was er sprake van bedplassen. Zij vreest dat zijn gedrag bij hernieuwd contact met de vader achteruit zal gaan.
Omgang
5. Het hof overweegt ten aanzien van het verzoek van de vader tot vaststelling van een omgangsregeling als volgt. In zijn rapport van 24 augustus 2005 concludeert de raad dat omgang tussen de vader en [de minderjarige] van belang is, mits de ouders elkaar met rust laten. De kinderrechter heeft voorts in de beschikking van 29 mei 2007 overwogen dat van een omgangsregeling tussen de vader en [de minderjarige] geen sprake kan zijn, zolang de vader zijn gedrag jegens [de minderjarige], de moeder en haar partner niet verandert. Het gedrag en de houding van de vader leiden tot zodanige onrust en druk in het gezin waarin [de minderjarige] verblijft dat hij hiervan nadelige gevolgen ondervindt en een omgangsregeling onder deze omstandigheden ernstig nadeel voor zijn geestelijke ontwikkeling zou opleveren. Op grond hiervan is de vader het recht op omgang met [de minderjarige] ontzegd.
6. Het hof is van oordeel dat een omgangsrecht een fundamenteel recht is van ouder en kind. Alleen zwaarwegende belangen van het kind kunnen leiden tot een ontzegging van dit recht. Het hof is ter terechtzitting gebleken dat de vader - in navolging van de bestreden beschikking - sinds mei 2007 geen contact meer heeft opgenomen met [de minderjarige] en de moeder. De stelling van de moeder dat de vader nadien nog wel contact heeft gezocht met de school, heeft zij niet verder onderbouwd en dient naar het oordeel van het hof dan ook te worden gepasseerd.
7. Gelet op deze gewijzigde omstandigheden dient het hof te beoordelen of het recht op omgang met [de minderjarige] dient te herleven alvorens te beoordelen of het vaststellen van een omgangsregeling, zoals door de vader verzocht, in zijn belang is. Het hof ziet aanleiding, alvorens nader te beslissen, de raad te verzoeken onderzoek te verrichten naar en advies te geven over de vraag of omgang tussen de vader en [de minderjarige] in strijd is met de zwaarwegende belangen van [de minderjarige] en, indien deze vraag ontkennend wordt beantwoord, op welke wijze het beste vorm gegeven kan worden aan omgang tussen de vader en [de minderjarige] en daarover aan het hof te rapporteren. In afwachting van voormeld onderzoek, zal het hof de behandeling van de zaak aanhouden tot zaterdag 31 mei 2009.
8. Mocht de raad het in het kader van voornoemd onderzoek wenselijk oordelen dat contact tussen de vader en [de minderjarige] onder begeleiding van een onafhankelijke derde plaatsvindt, acht het hof het van belang dat hiervoor een andere derde dan het Omgangshuis wordt benaderd. Het hof benadrukt daarbij dat de eerder door het Omgangshuis begeleide contacten tussen de vader en [de minderjarige] naar het oordeel van het hof voornamelijk op formele punten zijn misgelopen.
Informatieregeling
9. Ten aanzien van het verzoek van de vader tot het vaststellen van een informatieregeling overweegt het hof als volgt. Het hof is gebleken dat de moeder de vader via de school informeerde over [de minderjarige], maar dat na de inwerkingtreding van de bestreden beschikking geen uitvoering meer is gegeven aan de informatieverplichting. Het ontzeggen van het recht op omgang laat naar het oordeel van het hof echter onverlet dat de moeder de wettelijke verplichting heeft de vader te informeren over [de minderjarige]. Het hof gaat er vanuit dat de moeder, zoals zij ter terechtzitting heeft toegezegd, met onmiddellijke ingang de school de opdracht zal geven de informatieverstrekking naar de vader toe te hervatten. Nu de vader heeft verklaard dat deze wijze van informatievoorziening voldoet en hij zijn verzoek overigens niet nader heeft geconcretiseerd, zal het hof een zodanige informatieregeling vastleggen.
Overige
10. Het hof overweegt als volgt ten aanzien van het verzoek van de vader tot het benoemen van een gerechtstolk voor het vertalen de Engelstalige processtukken. De vader noemt daarbij in het bijzonder de brief van 29 september 2008 van Chief Prosecutor [T] en het krantenartikel “Judge promises to help York dad” van 7 juli 2005. Het hof is van oordeel dat voornoemde processtukken niet ten grondslag hebben gelegen aan de dragende overwegingen die geleid hebben tot de beslissing van de rechtbank op grond waarvan het hof het niet noodzakelijk acht deze stukken te laten vertalen. Het hof zal dit verzoek dan ook afwijzen.
11. Voor het overige is het hof van oordeel dat, voor zover de vader stelt dat sprake is geweest van een verzuim van de rechtbank, dit verzuim thans is hersteld, nu hij in hoger beroep alsnog zijn standpunten naar voren heeft kunnen brengen.
12. Mitsdien dient als volgt te worden beslist.
BESLISSING OP HET HOGER BEROEP
Het hof:
vernietigt de bestreden beschikking voor zover die de omgang betreft en, in zoverre opnieuw beschikkende:
wijst het verzoek van de vader tot het vaststellen van een informatieregeling toe en bepaalt dat de moeder de vader via de school van [de minderjarige] op de hoogte stelt van alle gewichtige aangelegenheden met betrekking tot [de minderjarige] en zijn vermogen op de wijze die zij tot 29 mei 2007 gewoon waren;
wijst het verzoek tot benoeming van een gerechtstolk af;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
verzoekt de raad een onderzoek in te stellen zoals hiervoor in rechtsoverweging 7 is uiteengezet en daaromtrent rapport en advies uit te brengen;
houdt iedere verdere beslissing ten aanzien van de omgang aan tot 31 mei 2009 pro forma.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Van den Wildenberg, Kamminga en Fockema Andreae-Hartsuiker, bijgestaan door mr. Willems als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 11 februari 2009.