GERECHTSHOF ’s-GRAVENHAGE
Sector handel
Zaaknummer: 105.006.862/01
Rolnummer (oud): 07/997
Rolnummer rechtbank: 06/27
arrest van de eerste civiele kamer d.d. 28 april 2009
1. [APPELLANT],
wonende te [plaats],
2. [APPELLANT] B.V.,
gevestigd te [plaats],
appellanten,
hierna te noemen: [appellant] in persoon en [appellant] B.V, en gezamenlijk [appellant] (mannelijk enkelvoud),
advocaat: mr. J.P. van Ginkel te 's-Gravenhage,
[GEÏNTIMEERDE],
wonende te [plaats],
geïntimeerde,
hierna te noemen: [geïntimeerde],
advocaat: mr. L.Ph.J. van Utenhove te 's-Gravenhage.
Bij exploot van 30 juli 2007 is [appellant] in hoger beroep gekomen van de vonnissen van 12 april 2006, 15 november 2006 en 18 juli 2007, door de rechtbank Middelburg gewezen tussen partijen. Bij memorie van grieven heeft [appellant] drie grieven tegen de vonnissen aangevoerd, welke door [geïntimeerde] bij memorie van antwoord zijn bestreden. Vervolgens hebben partijen de stukken overgelegd en arrest gevraagd.
Beoordeling van het hoger beroep
1. Het gaat in deze zaak om het volgende.
1.1 Van juni tot en met september 2005 heeft [geïntimeerde] gedwongen in Brazilië verbleven. In die periode heeft [appellant] in persoon door [geïntimeerde] gemaakte onkosten voorgeschoten. Tevens heeft [appellant] in die periode werkzaamheden verricht voor de visgroothandel die [geïntimeerde] toen in [plaats] exploiteerde.
1.2 Bij overeenkomst van 4 oktober 2005 hebben [appellant] in persoon en [geïntimeerde] de bedoelde onkosten vastgesteld op € 14.757,31, te betalen door [geïntimeerde]. [geïntimeerde] heeft daarvan € 14.000,- voldaan.
1.3 Voor de verrichte werkzaamheden heeft [appellant] aan [geïntimeerde] facturen gestuurd tot een totaalbedrag van € 39.448,50, uitgaande van een door hem overgelegde urenstaat. [geïntimeerde] heeft het gefactureerde niet betaald.
2. [appellant] heeft bij de rechtbank in conventie gevorderd dat deze [geïntimeerde] zal veroordelen aan hem € 757,31 en € 39.338,50 te betalen, met rente en kosten (waaronder beslagkosten). [geïntimeerde] heeft in (voorwaardelijke) reconventie gevorderd (na vermindering van eis bij antwoordakte na enquête) dat de rechtbank [appellant] zal veroordelen aan hem € 3.216,30 aan kasgeld te betalen en rekening en verantwoording zal afleggen over de door hem in mindering gebrachte administratiekosten. De rechtbank heeft in conventie [geïntimeerde] veroordeeld aan [appellant] in persoon € 757,31 te betalen en aan [appellant] B.V. (op grond van een overeenkomst van opdracht) € 6.800,-, beide bedragen vermeerderd met rente, alsmede tot betaling van de beslagkosten aan [appellant]. In reconventie heeft de rechtbank [appellant] B.V. veroordeeld tot het afleggen van rekening en verantwoording over de administratiekosten en de vordering van [geïntimeerde] voor het overige afgewezen. De rechtbank heeft de proceskosten in conventie en in reconventie gecompenseerd.
3. [appellant] heeft geen grief gericht tegen het vonnis van de rechtbank van 12 april 2006. Hij zal daarom in zijn hoger beroep tegen dat vonnis niet kunnen worden ontvangen.
4. In zijn eerste grief klaagt [appellant] erover dat de rechtbank hem niet heeft toegelaten te bewijzen dat hij met [geïntimeerde] een tarief is overeengekomen van € 65,- per uur. Hij stelt dat [geïntimeerde] niet het door hem gewerkte aantal uren betwist, maar uitsluitend het tarief, en dat het bewijs van het tarief, anders dan de rechtbank heeft overwogen, daarom tot beslissing van de zaak had kunnen leiden. De tweede grief valt het oordeel van de rechtbank aan dat een beloning van € 20,- per uur redelijk is, gelet op de aard van de door [appellant] verrichte werkzaamheden ( het wegbrengen van vis naar afnemers). [appellant] voert aan dat hij in de betreffende periode het interim-management heeft gevoerd over de visgroothandel van [geïntimeerde] en voorts alle werkzaamheden heeft uitgevoerd die nodig waren voor de exploitatie van de visgroothandel, waaronder de reconstructie van de administratie, het treffen van betalingsregelingen met crediteuren, de aan- en verkoop van vis en de distributie daarvan. Hij stelt dat daarvoor een bedrag van € 70,- per uur gebruikelijk is.
5. [appellant] heeft bij zijn vordering in eerste aanleg niet gesteld dat hij met [geïntimeerde] een uurtarief is overeengekomen. [geïntimeerde] heeft bij conclusie van antwoord betwist dat hij een vergoeding aan [appellant] verschuldigd was en heeft gesteld dat [appellant] zijn werkzaamheden belangeloos en zonder vergoeding zou verrichten. Ter comparitie heeft [appellant] verklaard dat hij met [geïntimeerde] na diens terugkeer uit Brazilië wel een vergoeding heeft afgesproken maar geen bedrag, dat hij [geïntimeerde] toen een voorstel heeft gedaan van rond de € 30.000,- excl. BTW en dat hij daar zijn facturen op heeft gebaseerd. Pas bij antwoordakte na enquête (punt 15) heeft hij de stelling ingenomen dat hij met [geïntimeerde] het gebruikelijke uurtarief van € 65,- is overeengekomen. Hij heeft die stelling toen evenwel niet onderbouwd. Nu hij deze stelling in hoger beroep wenst te handhaven, had het op zijn weg gelegen om bij memorie van grieven feiten en om omstandigheden naar voren te brengen die deze stelling onderbouwen. Aangezien hij dat heeft nagelaten, zal het hof hem niet tot het bewijs van die stelling toelaten. De eerste grief leidt dus niet tot resultaat.
6. [geïntimeerde] heeft zowel in eerste aanleg als in hoger beroep betwist dat [appellant] in de betreffende periode gemiddeld 30 uur per week voor zijn visgroothandel heeft gewerkt. Hij heeft gesteld dat het slechts ging om 4 tot 5 uur per dag gedurende 4 dagen per week. Hij heeft bovendien in hoger beroep zijn stelling gehandhaafd dat de werkzaamheden van [appellant] slechts bestonden uit het afleveren van vis bij acht door [geïntimeerde] doorgegeven klanten.
7. Gelet op deze betwisting ligt het op de weg van [appellant] om zowel het aantal uren te bewijzen dat hij in de betreffende periode voor de visgroothandel van [geïntimeerde] werkzaamheden heeft verricht, alsmede welke soorten werkzaamheden hij voor de visgroothandel van [geïntimeerde] heeft verricht en hoeveel uren per week daarmee per soort werkzaamheden gemoeid waren. Tot dat bewijs zal hij worden toegelaten.
8. Elke verdere beslissing zal worden aangehouden.
- laat [appellant] toe te bewijzen
a. hoeveel uren hij van juni tot en met september 2005 voor de visgroothandel van [geïntimeerde] werkzaamheden heeft verricht en
b. welke soorten werkzaamheden hij voor de visgroothandel van [geïntimeerde] heeft verricht en hoeveel uren per week daarmee per soort werkzaamheden gemoeid waren;
- bepaalt dat, als [appellant] bewijs door getuigen wenst te leveren, de getuigenverhoren zullen worden gehouden in een der zittingszalen van het Paleis van Justitie aan de Prins Clauslaan 60 te ’s-Gravenhage ten overstaan van de hierbij benoemde raadsheer-commissaris mr. A.V. van den Berg, op 16 juni 2009 om 10:30 uur;
- bepaalt dat, indien een der partijen binnen veertien dagen na heden, onder gelijktijdige opgave van de verhinderdata van beide partijen en de te horen getuigen in de maanden juni tot en met september van 2009, opgeeft dan verhinderd te zijn, de raadsheer-commissaris (in beginsel eenmalig) een nadere datum en tijdstip voor de getuigenverhoren zal vaststellen;
- houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. M.A.F. Tan-de Sonnaville, A.V. van den Berg en F. Waardenburg en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 28 april 2009 in aanwezigheid van de griffier.