ECLI:NL:GHSGR:2009:BI3841

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
1 april 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.010.291.01
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. Mos-Verstraten
  • H. Husson
  • C. Millar
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Erkenning van een kerkelijk huwelijk in Colombia als burgerlijk huwelijk in Nederland

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 1 april 2009 uitspraak gedaan in hoger beroep over de erkenning van een kerkelijk huwelijk dat in Colombia is voltrokken. De man is in hoger beroep gekomen van een beschikking van de rechtbank Rotterdam, waarin de echtscheiding is uitgesproken. De man betwist de rechtsgeldigheid van het huwelijk, dat volgens hem niet als zodanig kan worden erkend in Nederland. Hij stelt dat het huwelijk enkel kerkelijk is voltrokken en dat de inschrijving in Nederland is geweigerd. De vrouw daarentegen stelt dat het huwelijk na legalisatie in Colombia ook in Nederland erkend moet worden, en dat zij het huwelijk in 2007 in de registers van de burgerlijke stand heeft laten inschrijven.

Tijdens de mondelinge behandeling op 20 februari 2009 hebben beide partijen hun standpunten toegelicht, bijgestaan door hun advocaten. De vrouw heeft een gelegaliseerde huwelijksakte overgelegd, waaruit blijkt dat het huwelijk op een later moment in Colombia is gelegaliseerd. Het hof heeft vastgesteld dat het huwelijk, na legalisatie, rechtsgeldig is en dat de duurzame ontwrichting van het huwelijk door de man niet is weersproken. Dit leidt tot de conclusie dat de echtscheiding kan worden uitgesproken.

Het hof heeft de bestreden beschikking van de rechtbank bekrachtigd en het verzoek van de man om vernietiging van de beschikking afgewezen. De uitspraak benadrukt de betekenis van de Wet Conflictenrecht Huwelijk en de erkenning van buitenlandse huwelijken in Nederland, waarbij de juridische status van het huwelijk in Colombia als basis dient voor de erkenning in Nederland.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-GRAVENHAGE
Familiesector
Uitspraak : 1 april 2009
Zaaknummer : 200.010.291.01
Rekestnr. rechtbank : F1 RK 08-144
[de man],
wonende te [woonplaats],
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: de man,
advocaat mr. R.E. Gout de Kreek,
tegen
[de vrouw],
wonende te [woonplaats],
verweerster in hoger beroep,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat mr. A.A. van Ochten.
PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP
De man is op 4 juli 2008 in hoger beroep gekomen van een beschikking van de rechtbank Rotterdam van 7 april 2008.
De vrouw heeft op 25 augustus 2008 een verweerschrift ingediend.
Van de zijde van de man zijn bij het hof op 9 en 10 februari 2009 aanvullende stukken ingekomen.
Op 20 februari 2009 is de zaak mondeling behandeld. Verschenen zijn: de man, bijgestaan door zijn advocaat en de vrouw, bijgestaan door haar advocaat. Partijen en hun raadslieden hebben het woord gevoerd.
HET PROCESVERLOOP IN EERSTE AANLEG EN VASTSTAANDE FEITEN
Voor het procesverloop en de beslissing in eerste aanleg verwijst het hof naar de bestreden beschikking.
Bij die beschikking is de echtscheiding uitgesproken.
Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten, voor zover daar in hoger beroep geen grief tegen is gericht.
BEOORDELING VAN HET HOGER BEROEP
1. In geschil is de echtscheiding.
2. De man verzoekt om bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de bestreden beschikking te vernietigen, dan wel een zodanige uitspraak te doen als het hof in goede justitie zal vermenen te behoren.
3. De vrouw bestrijdt zijn beroep en verzoekt bij beschikking, uitvoerbaar bij voorraad, de man niet-ontvankelijk te verklaren in zijn verzoek, dan wel hem dit te ontzeggen, met bekrachtiging van de bestreden beschikking, zonodig onder aanvulling of verbetering van gronden en met veroordeling van de man in de kosten van deze procedure.
4. De man stelt zich op het standpunt dat het op [datum] in [plaats], Colombia voltrokken huwelijk niet rechtsgeldig is. Het huwelijk tussen partijen is voltrokken ten overstaan van en door de kerkelijke overheid. In 2001 heeft de man geprobeerd het huwelijk in Nederland in te schrijven. Dit werd geweigerd door de ambtenaar van de burgerlijke stand, aangezien geen sprake zou zijn van een rechtsgeldig huwelijk. Op de Colombiaanse huwelijksakte wordt vermeld dat het document louter voor kerkelijk gebruik bedoeld is. Nadat in 2001 bleek dat geen sprake was van een rechtsgeldig huwelijk hebben partijen op 23 december 2002 een samenlevingsovereenkomst bij de notaris op laten stellen. Na het verbreken van de relatie van partijen is de man een nieuwe relatie aangegaan en inmiddels getrouwd met een [buitenlandse] vrouw. De man heeft ten behoeve van dit huwelijk op 19 januari 2006 een verklaring van huwelijksbevoegdheid verkregen. De man was niet op de hoogte van het feit dat de vrouw een echtscheidingsprocedure aanhangig had gemaakt. Pas bij de kennisgeving van echtscheiding werd de man ermee bekend dat wel sprake zou zijn geweest van een huwelijk. Nu echter sprake was van een huwelijk dat naar Nederlands recht niet voor erkenning vatbaar is, kan geen sprake zijn van een echtscheiding, waardoor de bestreden beschikking dient te worden vernietigd.
5. De vrouw stelt zich op het standpunt dat wel sprake is van een rechtsgeldig huwelijk. Na legalisatie van het huwelijk heeft een kerkelijk huwelijk in Colombia eenzelfde gelding als een burgerlijk huwelijk. Op grond van de vigerende artikelen van de Wet Conflictenrecht Huwelijk (WCH) is het huwelijk derhalve rechtsgeldig gesloten en kan het in Nederland als zodanig worden erkend. De vrouw was in de veronderstelling dat het huwelijk reeds in 2001 in Nederland was ingeschreven. Ten tijde van het opstellen van de samenlevingsovereenkomst meende de vrouw dat huwelijkse voorwaarden werden opgesteld. Pas na het verbreken van de relatie met de man is aan de vrouw gebleken dat het huwelijk nog niet was ingeschreven in Nederland. Ter zitting heeft de vrouw verklaard dat zij, teneinde tot een juiste wijze van beëindiging van het huwelijk te komen, op [datum] het kerkelijk huwelijk in Colombia heeft laten legaliseren. Hierna heeft zij het huwelijk in 2007 in Nederland in de registers van de burgerlijke stand laten inschrijven en is het huwelijk als zodanig erkend. Na inschrijving van het huwelijk in Nederland heeft de vrouw de echtscheiding verzocht. Ter zake het argument van de man, dat geen sprake is van een huwelijk aangezien hij een verklaring van huwelijksbevoegdheid heeft verkregen om met zijn nieuwe partner te trouwen, stelt de vrouw dat inschrijving van een in het buitenland gesloten huwelijk geen voorwaarde voor erkenning in Nederland is.
6. Het hof overweegt als volgt. Ter zitting heeft de vrouw de op [datum] gelegaliseerde authentieke Colombiaanse huwelijksakte overgelegd. Op grond van deze akte is voor het hof vast komen staan dat op [datum] in Colombia het op [datum] gesloten kerkelijk huwelijk van partijen is gelegaliseerd. Na – blijkens de apostille op grond van het Verdrag tot afschaffing van het vereiste van legalisatie voor buitenlandse openbare akten ('s-Gravenhage, 5 oktober 1961, Trb. 1963, nr. 28) - legalisatie op [datum], is dit huwelijk kennelijk op grond van artikel 5 WCH ingeschreven in de Nederlandse registers van de burgerlijke stand. De vrouw heeft ten bewijze hiervan ter zitting een uittreksel uit het huwelijksregister overgelegd. Aldus is sprake van een in Nederland erkend en daarmee rechtsgeldig voltrokken huwelijk.
7. Door de vrouw is gesteld dat het huwelijk van partijen duurzaam is ontwricht. Nu deze duurzame ontwrichting door de man niet is weersproken, moet dit tussen partijen als vaststaand worden aangenomen, op grond waarvan de echtscheiding kan worden uitgesproken.
8. Het vorenoverwogene brengt mee dat de bestreden beschikking zal worden bekrachtigd en dat als volgt zal worden beslist.
BESLISSING OP HET HOGER BEROEP
Het hof:
bekrachtigt de bestreden beschikking;
wijst het in hoger beroep meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Mos-Verstraten, Husson en Millar, bijgestaan door mr. Braat als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 1 april 2009.