ECLI:NL:GHSGR:2009:BJ1362

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
17 juni 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.009.047
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. Pannekoek-Dubois
  • A. Bouritius
  • J. van der Kuijl
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag van curator en benoeming opvolgend curator in hoger beroep

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 17 juni 2009 uitspraak gedaan in hoger beroep betreffende het ontslag van een curator. De verzoekster, die als curatrice was benoemd over haar broer, betrokkene, was in hoger beroep gekomen tegen de beschikking van de rechtbank 's-Gravenhage, waarin zij als curatrice werd ontslagen. De rechtbank had geoordeeld dat de verzoekster niet in staat was om haar taken als curator naar behoren uit te voeren, met name op het gebied van rekening en verantwoording. De verzoekster had in een eerdere brief aan de kantonrechter aangegeven dat zij het curatorschap wilde voortzetten, tenzij de kantonrechter niet met haar kon samenwerken. Het hof oordeelde dat deze brief niet als een verzoek tot ontslag kon worden opgevat, maar dat er wel sprake was van een gewichtige reden voor ambtshalve ontslag, zoals bedoeld in artikel 1:385 van het Burgerlijk Wetboek. Ondanks het slagen van de tweede grief van de verzoekster, bekrachtigde het hof de beschikking van de rechtbank, met verbetering van gronden. Het hof concludeerde dat de verzoekster, ondanks haar inspanningen, niet in staat was om de verplichtingen van de curator adequaat te vervullen en dat er behoefte was aan een nieuwe curator. De curator, die als opvolger werd benoemd, had geen bezwaren tegen de beslissing van het hof. De uitspraak benadrukt het belang van een goede uitvoering van de taken van een curator en de mogelijkheid van ambtshalve ontslag bij gebreken in de uitvoering.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-GRAVENHAGE
Familiesector
Uitspraak : 17 juni 2009
Zaaknummer. : 200.009.047/01
Rekestnr. rechtbank : 07-83561
[appellant]
wonende te [woonplaats]
verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: verzoekster,
advocaat mr. P.J.L.J. Duijsens,
Als belanghebbende is aangemerkt:
[curator]
wonende te [woonplaats]
in zijn hoedanigheid van curator over:
[betrokkene], geboren [in 1948]
wonende te ’s-Gravenhage, hierna te noemen: betrokkene
PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP
Verzoekster is op 11 juni 2008 in hoger beroep gekomen van de beschikking van 12 maart 2008 van de rechtbank ’s-Gravenhage, sector kanton, locatie ’s-Gravenhage.
De curator heeft op 30 december 2008 een verweerschrift ingediend.
Van de zijde van verzoekster zijn bij het hof op 15 augustus 2008 en 20 april 2009 aanvullende stukken ingekomen.
Op 22 april 2009 is de zaak mondeling behandeld. Verschenen zijn: de verzoekster, bijgestaan door mr. J.M.W. Huitink, kantoorgenoot van mr. P.J.L.J. Duijsens, de curator en de betrokkene. De aanwezigen hebben het woord gevoerd, de advocaat onder meer aan de hand van de bij de stukken gevoegde pleitnotitie.
HET PROCESVERLOOP IN EERSTE AANLEG EN VASTSTAANDE FEITEN
Bij beschikking van de arrondissementsrechtbank te ’s-Gravenhage van 22 juni 1998 is betrokkene onder curatele gesteld met benoeming van verzoekster tot curatrice.
Bij de bestreden beschikking is verzoekster ontslagen als curatrice over betrokkene en is [curator] benoemd tot curator. Tevens is bepaald dat de ontslagen curatrice rekening en verantwoording dient te doen aan de opvolgend curator alsmede dat zij alle stukken afgeeft die de curator nodig heeft bij het uitoefenen van zijn taak.
Het hof gaat uit van de door de kantonrechter vastgestelde feiten, voor zover daar in hoger beroep geen grief tegen is gericht.
BEOORDELING VAN HET HOGER BEROEP
1. In geschil is het ontslag van de verzoekster en de benoeming van de nieuwe curator.
2. Verzoekster verzoekt de bestreden beschikking te vernietigen.
3. De curator bestrijdt het beroep en verzoekt de bestreden beschikking te bekrachtigen, zo nodig met verbetering van gronden.
4. Verzoekster heeft twee grieven tegen de bestreden beschikking aangevoerd. In de eerste grief stelt zij dat de kantonrechter ten onrechte vermeldt dat sprake is van een verzoekschrift dat is ingekomen op 31 oktober 2007. Verzoekster stelt dat haar brief van 31 oktober 2007 aan de kantonrechter, voor zover deze als verzoekschrift zou kunnen worden aangemerkt, hetgeen zij ten stelligste betwist, ter griffie op 2 november 2007 is ingekomen. In de tweede grief stelt verzoekster dat de kantonrechter ten onrechte overweegt dat de curatrice om persoonlijke redenen ontslag verzoekt en dat zij benoeming van een opvolgend curator heeft verzocht. Verzoekster heeft met haar brief beoogd aan de kantonrechter aan te geven dat de samenwerking met de rechtbank niet altijd soepel verloopt en dat zij de gehele situatie in eigen beheer wenst te houden zonder bemoeienis van de rechtbank en derden en dat zij het liefst ziet dat de curatele eindigt. Ter zitting heeft verzoekster evenwel verklaard dat zij het eens is met de beschermingsmaatregel maar dat zij diverse administratieve werkzaamheden niet zonder hulp tot genoegen van de rechtbank kan verrichten.
5. De curator beaamt dat de door de kantonrechter als verzoekschrift aangemerkte brief van verzoekster op 2 november 2007 bij de griffie van de rechtbank ’s-Gravenhage, sector kanton is binnengekomen. De curator is voorts van mening dat uit die brief van verzoekster kan worden afgeleid dat zij van haar curatorschap af wilde. De curator stelt dat verzoekster akkoord zou zijn met benoeming van hem als nieuwe curator. De curator stelt verder dat met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid kan worden gesteld dat betrokkene wegens een geestelijke stoornis niet in staat is om zijn belangen behoorlijk waar te nemen: in de curatele moet worden voorzien en kan niet beëindigd worden.
6. Het hof overweegt als volgt. Vaststaat dat verzoekster bij brief van 30 oktober 2007 namens de kantonrechter is meegedeeld dat deze niet akkoord is met de door verzoekster als curatrice over betrokkene ingediende rekening en verantwoording over het jaar 2006 en dat, nu de jaarlijkse rekening en verantwoording sinds de ondercuratelestelling in 1998 problemen geeft, de kantonrechter van mening is dat het beter zou zijn dat er een andere curator wordt benoemd. Voorts staat vast dat verzoekster op deze brief heeft gereageerd met haar brief van 31 oktober 2007, waarin zij - zakelijk weergegeven - de kantonrechter meedeelt dat zij het zelf wil blijven doen en dat zij, als de kantonrechter niet met haar kan samenwerken, wenst dat deze haar ontslag aanbiedt.
Het hof is van oordeel dat in deze brief, zonder nader gehoor aan verzoekster over hetgeen zij nu eigenlijk bedoelt, geen verzoek tot ontslag kan worden gelezen. Verzoekster is er immers duidelijk over dat zij curatrice wil blijven tenzij de kantonrechter niet met haar kan samenwerken. Daaruit kan hoogstens worden opgemaakt dat zij het initiatief tot ontslag bij de kantonrechter laat, zoals gelet op diens voorafgaande brief ook in de rede ligt.
Gelet hierop treft de tweede grief doel en behoeft de eerste grief geen bespreking.
7. Ondanks het slagen van de tweede grief zal het hof de bestreden beschikking in zoverre verzoekster daarbij als curatrice wordt ontslagen, zij het met verbetering van gronden, bekrachtigen. Daartoe overweegt het hof als volgt.
Vast staat dat verzoekster, ondanks haar inspanning en toewijding aan het belang van betrokkene, haar broer, niet slaagt in de deugdelijke vervulling van de verplichtingen van de curator op het gebied van rekening en verantwoording. Voorts blijkt uit de uitlatingen van verzoekster dat zij bij de vervulling van haar taak op administratief terrein behoefte heeft aan hulp, maar er niet in is geslaagd deze te vinden.
Bij deze stand van zaken is het hof van oordeel dat sprake is van een gewichtige reden als bedoeld in artikel 1:385, eerste lid, aanhef en onder d van het Burgerlijk Wetboek wegens welke de curator ambtshalve behoort te worden ontslagen.
8. Nu verzoekster, gegeven de noodzaak om in haar vervanging te voorzien, tegen de huidige curator geen bezwaren heeft aangevoerd, zal de bestreden beschikking ook in zoverre worden bekrachtigd.
BESLISSING OP HET HOGER BEROEP
Het hof:
bekrachtigt de bestreden beschikking.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Pannekoek-Dubois, Bouritius en Van der Kuijl, bijgestaan door mr. Steenks als griffier en uitgesproken ter terechtzitting van 17 juni 2009.