GERECHTSHOF ’s-GRAVENHAGE
Familiesector
Uitspraak : 29 juli 2009
Zaaknummer : 105.012.523/01 en 200.032.074/01
Rekestnummer : 93-R-08
Rekestnr. rechtbank : F2 RK 07-1933
[appellant]
wonende te [woonplaats]
verzoeker, tevens incidenteel verweerder, in hoger beroep,
hierna te noemen: de man,
advocaat mr. M.R. Tierie, te Bunschoten,
[geïntimeerde]
wonende te [woonplaats]
verweerster, tevens incidenteel verzoekster, in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat mr. M. Veken, te Rotterdam.
VERDERE PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP
Bij tussenbeschikking van dit hof van 7 januari 2009 is bepaald dat een DNA-onderzoek zal worden verricht ter beantwoording van de vraag of de man de verwekker van de minderjarige [minderjarige], geboren [in 2003] te [woonplaats] hierna te noemen de minderjarige, kan zijn en zo ja, met welke mate van waarschijnlijkheid (hierna: het vaderschapsonderzoek). Als deskundige is benoemd dr. W. van Gils, verbonden aan Verilabs Nederland B.V. te Leiden. Voorts is beslist dat de kosten van dit onderzoek vooralsnog ten laste van de man zullen komen en dat de man het voorschot ter zake van de kosten van de deskundige ter griffie van het gerechtshof dient te deponeren. De zaak is met het oog op een en ander door het hof pro forma aangehouden tot 26 maart 2009.
Op 27 maart 2009 is vanwege Verilabs het rapport betreffende het vaderschapsonderzoek inzake de minderjarige ingekomen.
Het hof heeft zowel de moeder als de man bij brief van 1 april 2009 een kopie van het rapport van Verilabs doen toekomen en hen in de gelegenheid gesteld op het hier bedoelde rapport te reageren.
In de zaak met nummer 200.032.074/01 heeft de man op 9 april 2009 een verzoek ingediend strekkende tot schorsing van de uitvoerbaarverklaring bij voorraad van de bestreden beschikking.
Op 14 april 2009 is bij het hof een schriftelijke reactie ingekomen van mr. Veken.
De man heeft op 28 april 2009 bij het hof een aanvullend beroepschrift ingediend, houdende wijziging van zijn verzoek.
Op 19 mei 2009 en op 25 mei 2009 zijn bij het hof brieven ingekomen van mr. Tiere, waarin vermeld wordt dat de man geen prijs stelt op een verdere mondelinge behandeling en hij verzoekt om recht te doen op de stukken.
De moeder heeft op 27 mei 2009 bij het hof een verweerschrift tegen het gewijzigde beroepschrift alsmede tegen het incidenteel verzoek tot schorsing ingediend.
Van de zijde van de moeder is bij het hof op 27 mei 2009 een brief ingekomen, waarin vermeld wordt dat de moeder geen behoefte heeft aan een mondelinge behandeling en zij verzoekt op basis van de stukken uitspraak te doen.
Naar aanleiding van voornoemde brieven, waarin door beide advocaten is aangegeven dat de zaak op de voorliggende stukken kan worden afgedaan en partijen noch hun advocaten ter zitting (behoeven te) verschijnen, heeft de mondelinge behandeling van 26 juni 2009 geen doorgang gevonden.
Het hof acht zich voldoende voorgelicht om de zaak thans op de stukken af te doen.
VERDERE BEOORDELING VAN HET PRINCIPALE EN HET INCIDENTELE HOGER BEROEP
1. Ter beoordeling van het hof ligt voor het verzoek van de moeder tot vaststelling van een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding (hierna ook: kinderalimentatie) ten behoeve van de minderjarige.
2. In het rapport van 26 maart 2009 betreffende het vaderschapsonderzoek komt dr. W. van Gils – op grond van de bij het DNA-onderzoek gevonden uitkomsten – tot de conclusie dat de man niet de biologische vader van de minderjarige is.
3. Hierop heeft de man gereageerd en bij aanvullend verzoekschrift heeft hij zijn verzoek in hoger beroep - naar het hof begrijpt – aangevuld en gewijzigd, in die zin dat hij verzoekt de bestreden beschikking te vernietigen, en opnieuw beschikkende, de verzoeken van de moeder strekkende tot het vaststellen van de bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding ten behoeve van de minderjarige af te wijzen, de moeder te veroordelen in de proceskosten van dit geding, waaronder het onderzoeksrapport van Verilabs, waarvoor de man € 690,- heeft voorgeschoten en de moeder te veroordelen tot terugbetaling van het ten onrechte geïncasseerde bedrag door executie van de bestreden beschikking van € 3.380,27.
4. De man stelt dat hij wegens gewijzigde omstandigheden recht en belang heeft zijn verzoek te wijzigen. De man is van mening dat het redelijk is dat de moeder wordt veroordeeld in de betaling van de proceskosten, nu op basis van het onderzoek van Verilabs is komen vast te staan dat de man niet de verwekker van de minderjarige is en er geen familierechtelijke betrekking is tussen de man en de minderjarige en de man niet op basis van een toevoeging kan procederen.
5. De moeder erkent dat de door de man aan haar ten behoeve van de minderjarige betaalde kinderalimentatie onverschuldigd is betaald en dat zij deze aan de man zal dienen terug te betalen. De moeder verzoekt het hof om te bepalen dat zij de door de man onverschuldigd betaalde bedragen in maandelijkse termijnen van € 50,- aan hem kan terugbetalen. De moeder verzoekt voorts dat de kosten van het vaderschapsonderzoek alsmede de proceskosten bij helfte over beide partijen worden verdeeld.
6. Naar het oordeel van het hof is komen vast te staan dat de man niet de verwekker van de minderjarige is in de zin van artikel 1:394 lid 1 BW. Nu er tussen de man en de minderjarige ook overigens geen familierechtelijke betrekking bestaat, heeft hij geen verplichting om als ware hij ouder bij te dragen in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige. Daartoe bestaat geen wettelijke grondslag. Dit leidt ertoe dat de bestreden beschikking moet worden vernietigd en dat het verzoek van de moeder tot het vaststellen van een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding ten behoeve van de minderjarige moet worden afgewezen.
7. Aangezien de moeder in haar stelling omtrent het vaderschap in het ongelijk is gesteld, ziet het hof aanleiding om de moeder te veroordelen in de kosten, welke door genoemd laboratorium ter aanvang en uitvoering van het onderzoek zijn gemaakt. Het hof acht voor een verdeling van deze kosten, zoals door de moeder is verzocht, dan ook geen grond aanwezig. Het voorschot van € 690,- dat door de man is voldaan, zal aan hem worden teruggestort.
Terugbetaling kinderalimentatie
8. De man heeft onweersproken gesteld dat hij een bedrag van € 3.380,27 aan de moeder heeft betaald ten titel van kinderalimentatie. Nu er geen rechtsgrond is voor die betaling, heeft de man dit bedrag onverschuldigd betaald, zodat de moeder hem dit bedrag dient terug te betalen. Een betaling in termijnen zal het hof daaraan niet verbinden.
9. De moeder zal als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten van deze procedure worden veroordeeld. Voor een compensatie van kosten ziet het hof in dit geval geen aanleiding, nu is komen vast te staan dat de rechtsgrond voor het betrekken van de man in rechte ontbreekt.
Schorsing uitvoerbaar bij voorraad verklaring
10. Aangezien de man met zijn schorsingsverzoek beoogt de uitvoerbaarheid bij voorraad van de bestreden beschikking te schorsen en het hof, gelet op rechtsoverweging 6, tot het oordeel is gekomen dat de bestreden beschikking moet worden vernietigd, stelt het hof vast dat de man bij zijn verzoek in de onderhavige zaak geen belang meer heeft. Hij dient te dien aanzien dan ook niet-ontvankelijk te worden verklaard.
11. Dit alles leidt tot de volgende beslissing.
BESLISSING OP HET HOGER BEROEP
vernietigt de bestreden beschikking en opnieuw beschikkende:
wijst af het inleidend verzoek;
veroordeelt de moeder in de kosten van het deskundigenonderzoek voor een bedrag van € 700,-, welk bedrag op de voet van artikel 244 Rv dient te worden voldaan aan de griffier van het hof;
geeft voorts last aan de griffier aan de man terug te betalen een bedrag van € 690,-, hetgeen hij aan voorschot heeft voldaan;
veroordeelt de moeder tot betaling aan de man van een bedrag van € 3.380,27;
veroordeelt de moeder in de kosten van deze procedure, aan de zijde van de man tot op heden begroot op € 2.039,-, waarvan € 1.788,- wegens salaris van de advocaat en € 251,- wegens griffierecht;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
verklaart de man niet-ontvankelijk in zijn verzoek tot schorsing van de uitvoerbaarverklaring bij voorraad;
wijst het in hoger beroep meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Mink, Mos-Verstraten en Van Wijk, bijgestaan door mr. Steenks als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 29 juli 2009.