ECLI:NL:GHSGR:2009:BJ5659

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
8 april 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
105.012.922.01
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. van den Wildenberg
  • A. de Haan-Boerdijk
  • J. van der Kuijl
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake omgangsregeling en verblijfplaats minderjarige

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 8 april 2009 uitspraak gedaan in hoger beroep betreffende de omgangsregeling en de verblijfplaats van een minderjarige. De moeder, hierna aangeduid als verzoekster, is in hoger beroep gekomen van een beschikking van de rechtbank te Den Haag van 21 december 2007. De vader, aangeduid als verweerder, heeft incidenteel appel ingesteld. De moeder verzocht het hof de bestreden beschikking te vernietigen en het verzoek van de vader tot wijziging van de gewone verblijfplaats van de minderjarige af te wijzen. De vader heeft verzocht om een wijziging van de omgangsregeling, maar heeft geen verweer gevoerd tegen het beroep van de moeder.

Het hof heeft vastgesteld dat de moeder geen belang heeft bij haar hoger beroep, aangezien de rechtbank in eerste aanleg heeft beslist conform hetgeen door haar is verzocht. Het hof heeft geoordeeld dat het rechtsmiddel van hoger beroep niet bedoeld is om een beslissing die aan een partij is toegewezen ongedaan te maken. Daarom heeft het hof de moeder niet-ontvankelijk verklaard in haar hoger beroep. De vader heeft zijn incidentele appel ingetrokken, waardoor ook hij niet-ontvankelijk is verklaard. De uitspraak van het hof bevestigt de beslissing van de rechtbank en de omgangsregeling blijft ongewijzigd.

De uitspraak is gedaan door mrs. Van den Wildenberg, De Haan-Boerdijk en Van der Kuijl, met mr. De Witte-Renkema als griffier. De zaak is behandeld op 18 maart 2009, waarbij beide partijen aanwezig waren, bijgestaan door hun advocaten. De raad voor de kinderbescherming heeft zich niet ter terechtzitting laten zien.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-GRAVENHAGE
Familiesector
Uitspraak : 8 april 2009
Zaaknummer : 105.012.922.01
Rekestnr. rechtbank : FA RK 07-4734 + FA RK 07-5962
[appellant],
wonende te [woonplaats],
verzoekster, tevens incidenteel verweerster, in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat mr. J.W. van der Kooi,
tegen
[geïntimeerde],
wonende te [woonplaats],
verweerder, tevens incidenteel verzoeker, in hoger beroep,
hierna te noemen: de vader,
advocaat: mr. J.W. Verhoef.
PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP
De moeder is op 21 maart 2008 in hoger beroep gekomen van de beschikking van de rechtbank te Den Haag van 21 december 2007, hierna: de bestreden beschikking.
De vader heeft op 9 mei 2008 een verweerschrift, tevens houdende incidenteel appel, ingediend.
De moeder heeft op 30 juni 2008 een verweerschrift op het incidenteel appel ingediend.
Van de zijde van de moeder zijn op 29 mei 2008 en 3 september 2008 aanvullende stukken binnengekomen.
Van de zijde van de vader zijn op 2 juni 2008 aanvullende stukken binnengekomen.
De raad voor de kinderbescherming, vestiging ’s-Gravenhage, heeft het hof bij faxbrief van 16 maart 2009 laten weten niet ter terechtzitting te zullen verschijnen.
Op 18 maart 2009 is de zaak mondeling behandeld. Verschenen zijn: de moeder, bijgestaan door haar advocaat, en de vader, bijgestaan door zijn advocaat. Ten behoeve van de ouders is tevens verschenen de heer A. Dahmani, tolk in de Marokkaanse en Arabische taal, die de eed heeft afgelegd.
HET PROCESVERLOOP IN EERSTE AANLEG EN VASTSTAANDE FEITEN
Voor het procesverloop en de beslissing in eerste aanleg verwijst het hof naar de bestreden beschikking. Bij die beschikking is - voor zover in hoger beroep van belang - bepaald dat, met wijziging in zoverre van de beschikking van de rechtbank d.d. 21 september 2007, de hoofdverblijfplaats van [naam minderjarige], geboren op 18 augustus 2004 te [geboorteplaats], hierna te noemen: de minderjarige, voortaan bij de vader zal zijn.
Daarnaast is bepaald dat de minderjarige bij zijn moeder zal zijn gedurende:
- twee weekenden per drie weken van vrijdag 17.00 uur tot zondag 18.00 uur;
- de helft van de schoolvakanties en feestdagen;
- het slachtfeest;
- de eerste helft van de zomervakantie,
waarbij de moeder de minderjarige aan het begin van de omgang ophaalt van het treinstation te [y] en de vader de minderjarige aan het einde van de omgang terugbrengt naar [z], alwaar de overdracht plaats zal hebben voor het politiebureau, locatie [x].
Het anders of meer verzochte is door de rechtbank afgewezen.
Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten, voor zover daar in hoger beroep geen grief tegen is gericht.
BEOORDELING VAN HET PRINCIPALE EN HET INCIDENTELE HOGER BEROEP
1. In geschil zijn de verblijfplaats van de minderjarige en de omgang tussen de vader en de minderjarige.
2. De moeder verzoekt het hof de bestreden beschikking te vernietigen en opnieuw rechtdoende het verzoek van de vader tot wijziging van de gewone verblijfplaats van de minderjarige af te wijzen.
3. De vader voert geen verweer tegen haar beroep en verzoekt incidenteel de bestreden beschikking gedeeltelijk te vernietigen en opnieuw rechtdoende bij beschikking de dagen van de omgangsregeling als volgt te bepalen:
De vader heeft recht op omgang met de minderjarige gedurende elk even weekend van het jaar vanaf zaterdag tot en met zondag, waarbij de vader de minderjarige om 9.00 uur ’s ochtends thuis ophaalt en de moeder de minderjarige weer ophaalt bij de vader door hem af te halen bij station [o] alwaar de vader de minderjarige aan de moeder meegeeft. De vader heeft recht op omgang de eerste helft van de grote schoolvakantie, te beginnen vanaf de eerste zaterdag van die vakantie waarbij de vader de minderjarige haalt op de in de reguliere regeling voorgestelde tijden.
4. De moeder verzet zich tegen het incidentele hoger beroep.
ONTVANKELIJKHEID
5. Het hof overweegt als volgt. De moeder komt in hoger beroep van een beschikking waarbij de rechtbank op verzoek van partijen heeft besloten conform hetgeen partijen ter terechtzitting zijn overeengekomen. Het rechtsmiddel van hoger beroep is echter niet gegeven om aan een partij wier vordering of verzoek is toegewezen, de gelegenheid te bieden de door haar gevraagde beslissing ongedaan te maken. De moeder heeft derhalve geen belang bij haar hoger beroep, en zal niet-ontvankelijk worden verklaard.
6. De advocaat van de vader heeft ter terechtzitting het incidentele appel van de vader ingetrokken. Ook de vader zal niet-ontvankelijk worden verklaard nu de intrekking tot gevolg heeft dat het hof de grief niet kan beoordelen.
7. Mitsdien wordt als volgt beslist.
BESLISSING
Het hof:
verklaart de moeder en de vader niet-ontvankelijk in hun hoger beroep.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Van den Wildenberg, De Haan-Boerdijk en Van der Kuijl, bijgestaan door mr. De Witte-Renkema als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 8 april 2009.