GERECHTSHOF ’s-GRAVENHAGE
Familiesector
Uitspraak : 4 maart 2009
Zaaknummer : 200.009.073.01
Rekestnr. rechtbank : FA RK 07-4894
[appellant],
wonende te [woonplaats],
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: de vader,
advocaat mr. J.I.M. van Ede-Pas,
[geintimeerde],
wonende te [woonplaats],
verweerster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat mr. R.G.J. Booij.
PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP
De vader is op 12 juni 2008 in hoger beroep gekomen van een beschikking van 18 maart 2008 van de rechtbank ‘s-Gravenhage.
De moeder heeft op 15 augustus 2008 een verweerschrift ingediend.
Van de zijde van de vader zijn bij het hof op 10 juli 2008 en 9 januari 2009 aanvullende stukken ingekomen.
Van de zijde van de moeder zijn bij het hof op 15 januari 2009 aanvullende stukken ingekomen.
Op 21 januari 2009 is de zaak mondeling behandeld door mr. Stille als raadsheer-commissaris. Verschenen zijn: de vader, bijgestaan door zijn advocaat, en de moeder, bijgestaan door haar advocaat. Partijen hebben het woord gevoerd, de raadslieden van partijen onder meer aan de hand van de bij de stukken gevoegde pleitnotities.
HET PROCESVERLOOP IN EERSTE AANLEG EN VASTSTAANDE FEITEN
Voor het procesverloop en de beslissing in eerste aanleg verwijst het hof naar de bestreden beschikking.
Bij die beschikking is onder meer - uitvoerbaar bij voorraad - bepaald dat de vader, met ingang van 15 augustus 2007, als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de hierna te noemen minderjarigen zal betalen een bedrag van € 350,- per maand per kind.
Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten, voor zover daar in hoger beroep geen grief tegen is gericht.
BEOORDELING VAN HET HOGER BEROEP
1. In geschil is de bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarigen:
[naam], geboren [in] 1998 te [plaats], en
[naam], geboren [in] 2001 te [plaats], en
[naam], geboren [in] 2007 te [plaats],
hierna tezamen te noemen: de minderjarigen.
2. De vader verzoekt de bestreden beschikking te vernietigen, het hof begrijpt, met betrekking tot de kinderalimentatie en, in zoverre opnieuw beschikkende, uitvoerbaar bij voorraad, te bepalen dat de door hem te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarigen, met ingang van 18 maart 2008, wordt gesteld op nihil, dan wel een zodanig bedrag per maand per kind te bepalen, ingaande op een zodanige datum als het hof juist acht.
3. De moeder bestrijdt zijn beroep en verzoekt de vader te veroordelen in de kosten van deze procedure.
4. De vader stelt in zijn eerste grief dat de rechtbank bij het vaststellen van zijn draagkracht ten onrechte niet uitsluitend van het bedrijfsresultaat van 2007 is uitgegaan. Volgens hem heeft de rechtbank ten onrechte rekening gehouden met privéonttrekkingen.
5. De moeder heeft de stellingen van de vader gemotiveerd weersproken.
6. Het hof acht het redelijk ter zake van het inkomen van de vader uit te gaan van het bedrijfsresultaat in 2007, zoals dat blijkt uit de door hem overgelegde jaarrekening 2007. Het hof stelt het inkomen van de vader derhalve vast op een bedrag van € 18.181,- per jaar. Het hof houdt geen rekening met privéonttrekkingen, aangezien privéonttrekkingen geen inkomen vormen, maar aangemerkt dienen te worden als interen op vermogen. Bovendien is het hof uit de overgelegde jaarrekening gebleken dat het kapitaal van de vader in de onderneming per 31 december 2007 negatief is. De vader financiert zijn privéonttrekkingen met vreemd kapitaal en niet met resultaten van winst uit onderneming. De grief van de vader slaagt derhalve.
7. Met betrekking tot de lasten van de vader overweegt het hof als volgt. Het hof houdt rekening met de volgende door de moeder niet betwiste lasten: de woonlast van € 114,- per maand (in de periode tot 16 september 2008), de premie zorgverzekering van € 129,43 per maand, de omgangskosten van € 100,- per maand en de premie uitvaartverzekering van € 4,73 per maand. Het hof beschouwt de vader als alleenstaande. Met ingang van 16 september 2008 houdt het hof rekening met de gewijzigde woonlast van de vader, ter grootte van de kale huur, die volgens de vader tussen de € 650,- à € 700,- per maand bedraagt. Naar het oordeel van het hof heeft de vader aannemelijk gemaakt dat hij op dit moment niet in staat is goedkoper te wonen.
8. Met betrekking tot de door de moeder betwiste lasten van de vader overweegt het hof als volgt. Het hof houdt geen rekening met de kosten van psychologische hulp van € 50,- per maand, nu ter zitting is gebleken dat deze kosten van tijdelijke aard zijn geweest. De man heeft een overzicht overgelegd van 7 januari 2009 waarui een schuldenlast blijkt van € 25.841,08 en waaruit bovendien blijkt dat op die schulden incidenteel wordt betaald. Het hof zal met deze schulden en enige aflossing rekening houden. Dit een en ander brengt mee dat de man geen draagkrachtruimte heeft om enige alimentatie te betalen.
9. In zijn appelschrift heeft de man als ingangsdatum genoemd 8 januari 2008. Weliswaar heeft hij ter zitting een eerdere ingangsdatum bepleit, maar het hof gaat daaraan voorbij.
10. Uit het vorenstaande volgt dat de draagkracht van de vader met ingang van 18 maart 2008 geen bijdrage in de kosten van opvoeding en verzorging ten behoeve van de minderjarigen. Het hof stelt evenwel vast dat ter zitting is gebleken dat de vader in de periode van 1 april 2008 tot 1 februari 2009 een bijdrage in de kosten van opvoeding en verzorging van de minderjarigen heeft betaald van totaal € 450,- per maand. Het hof ziet, in aanmerking genomen de verklaringen van partijen ter zitting, aanleiding te bepalen dat de moeder de tot op heden van de vader teveel ontvangen kinderalimentatie niet aan hem hoeft terug te betalen.
11. Het hof ziet geen aanleiding om, zoals de moeder verzoekt, de vader te veroordelen in de kosten van deze procedure en zal dit verzoek afwijzen.
12. Hetgeen partijen ieder voor zich voorts nog naar voren hebben gebracht (zoals de onderhoudsverplichting van de huidige echtgenoot van de moeder jegens de minderjarigen) behoeft, gelet op het vorenstaande, naar het oordeel van het hof geen bespreking meer, omdat dat niet tot een ander oordeel kan leiden.
13. Mitsdien zal als volgt worden beslist.
BESLISSING OP HET HOGER BEROEP
vernietigt de bestreden beschikking met betrekking tot de periode vanaf 18 maart 2008 en, in zoverre opnieuw beschikkende:
bepaalt de door de vader aan de moeder te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarigen met ingang van 18 maart 2008 op nihil;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
bepaalt dat de moeder geen terugbetalingsverplichting heeft aan de vader met betrekking tot de teveel aan haar betaalde kinderalimentatie;
wijst het in hoger beroep meer of anders verzocht af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Stille, Dusamos en Husson, bijgestaan door mr. Wijtzes als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 4 maart 2009.