ECLI:NL:GHSGR:2009:BJ7289
Gerechtshof 's-Gravenhage
- Hoger beroep
- B. Bouritius
- M. Mos-Verstraten
- K. Kamminga
- Rechtspraak.nl
Verwijzing naar Jeugdzorg voor begeleide omgangscontacten tussen ouders en minderjarigen
In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 5 augustus 2009 uitspraak gedaan in hoger beroep betreffende de omgangsregeling tussen een vader en zijn minderjarige kinderen. De vader, vertegenwoordigd door advocaat mr. H.J. Naber, en de moeder, vertegenwoordigd door advocaat mr. R.A.A.H. van Leur, zijn in deze procedure betrokken. De zaak is ontstaan na een eerdere beschikking van het hof op 3 december 2008, waarin partijen werden verwezen naar Bureau Jeugdzorg Zuid-Holland voor het opstarten van begeleide omgangscontacten.
Tijdens de zitting op 24 juni 2009 constateerde het hof dat beide ouders niet adequaat hadden gereageerd op de eerdere beschikking en dat er gebrekkige communicatie was tussen de vader en zijn advocaat. Ondanks deze omstandigheden oordeelde het hof dat het belang van de kinderen bij omgang met de vader voorop staat. Het hof besloot daarom om partijen opnieuw te verwijzen naar Jeugdzorg voor het verkrijgen van een indicatie voor begeleide omgang.
Het hof benadrukte dat de wet van 27 november 2008, die op 1 maart 2009 in werking trad, de terminologie rondom omgang heeft gewijzigd. Waar voorheen gesproken werd van 'omgang', wordt nu gesproken van 'toedeling van de zorg- en opvoedingstaken'. Het hof heeft de definitieve beslissing over de zorg- en opvoedingsregeling aangehouden in afwachting van het verloop van de begeleide contacten. De beschikking bevatte ook richtlijnen voor de ouders over hoe zij zich moesten melden bij Jeugdzorg en hoe de omgangscontacten georganiseerd zouden worden.
De uitspraak van het hof is van belang voor de verdere ontwikkeling van de omgangsregeling en de communicatie tussen de ouders, met als doel het welzijn van de kinderen te waarborgen.