ECLI:NL:GHSGR:2009:BJ8138

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
22 september 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
22-003352-08
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • B.A. Stoker-Klein
  • M.C.R. Derkx
  • G.N. Roes
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de kinderrechter inzake opzetheling en belemmering van opsporingsambtenaren

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een vonnis van de kinderrechter in 's-Gravenhage, waarbij de verdachte is veroordeeld tot jeugddetentie voor het plegen van opzetheling en het belemmeren van opsporingsambtenaren. De verdachte, geboren in 1994, heeft in de periode van 24 tot 28 mei 2008 diverse goederen van het merk Dell verworven, terwijl hij wist dat deze goederen van misdrijf afkomstig waren. Daarnaast heeft hij op 26 maart 2008 de politie belemmerd in hun werkzaamheden door niet te voldoen aan een verzoek om zich te verwijderen, wat leidde tot een confrontatie met de agenten. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan opzetheling, maar dat het belemmeren van de politie niet als strafbaar feit kan worden aangemerkt, omdat dit niet expliciet in de tenlastelegging was opgenomen. Het hof heeft de eerdere veroordeling vernietigd en de verdachte ontslagen van alle rechtsvervolging voor het tweede feit. De verdachte heeft een strafblad en de Raad voor de Kinderbescherming heeft geadviseerd om de jeugddetentie niet ten uitvoer te leggen, gezien de positieve ontwikkeling van de verdachte. Het hof heeft uiteindelijk besloten om de proeftijd van de verdachte met een jaar te verlengen in plaats van de jeugddetentie op te leggen, rekening houdend met de omstandigheden van de zaak en de verdachte.

Uitspraak

Rolnummer: 22-003352-08
Parketnummer(s): 09-920281-08, 09-765334-08 en 09-920459-07 (TUL)
Datum uitspraak: 22 september 2009
TEGENSPRAAK
Gerechtshof te 's-Gravenhage
meervoudige kamer voor strafzaken
Arrest
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de kinderrechter in de rechtbank 's-Gravenhage van 16 juni 2008 en de van dat vonnis deel uitmakende beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging in de strafzaak tegen de verdachte:
[de verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1994,
[adres],
thans uit anderen hoofde verblijvende in [naam instelling] te [plaats instelling].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 8 september 2009.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging van de dagvaarding met parketnummer 09-920281-08 ter terechtzitting in eerste aanleg - ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 24 mei 2008 tot en met 28 mei 2008 te [plaats A], gemeente [gemeente B], in elk geval in Nederland,
- vijf, althans een of meer, beeldscherm(en) (flatscreen(s) van het merk Dell) en/of
- vier, althans een of meer, computerkast(en) (van het merk Dell) en/of
- vijf, althans een of meer, computermui(s)(zen) (van het merk Dell) en/of
- drie, althans een of meer, toetsenbord(en) (van het merk Dell)
heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van voornoemd(e) goed(eren) wist dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
2.
hij op of omstreeks 26 maart 2008 te [plaats A], gemeente [gemeente B], toen [verbalisant X], hoofdagent van politie Haaglanden en/of [verbalisant Y], hoofdagent van politie Haaglanden en/of [verbalisant Z], brigadier van politie Haaglanden, belast met en/of bevoegd verklaard tot het opsporen en/of onderzoeken van strafbare feiten en/of het verlenen van hulp aan hen die deze behoeven, een onwel geworden persoon eerste hulp verleende(n) en/of (een) (ambulance)medewerker(s) assisteerde(n) bij het verlenen van eerste hulp (aan) en/of het vervoer van die onwel geworden persoon, althans assisteerde(n) bij hun werkzaamheden, deze door die (opsporings)ambtena(a)r(en), ter uitvoering van het bepaalde in artikel 2 van de Politiewet ondernomen handeling(en) opzettelijk heeft belet en/of belemmerd en/of verijdeld door (nadat dit verzocht en/of bevolen was) geen ruimte te maken en/of zich niet te verwijderen en/of bij de ambulance te blijven/gaan staan.
De feiten zoals tenlastegelegd op de (gewijzigde) dagvaardingen met parketnummers 09-920281-08 en 09-765334-08 zijn hierboven achtereenvolgens en voorzien van een doorlopende nummering opgenomen.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het onder 1 en 2 tenlastegelegde veroordeeld tot jeugddetentie voor de duur van 30 dagen met aftrek van voorarrest, met beslissingen omtrent de vordering tot tenuitvoerlegging als nader in het vonnis omschreven.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij in de periode van 24 mei 2008 tot en met 28 mei 2008 te [plaats A], gemeente [gemeente B], in elk geval in Nederland,
- vier beeldschermen (flatscreen(s) van het merk Dell) en
- drie computerkasten (van het merk Dell) en
- een toetsenbord (van het merk Dell)
voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van voornoemde goederen wist dat het door misdrijf verkregen goederen betrof;
2.
hij op 26 maart 2008 te [plaats A], gemeente [gemeente B], toen [verbalisant X], hoofdagent van politie Haaglanden en [verbalisant Y], hoofdagent van politie Haaglanden en [verbalisant Z], brigadier van politie Haaglanden, belast met het opsporen en onderzoeken van strafbare feiten en het verlenen van hulp aan hen die deze behoeven, een onwel geworden persoon eerste hulp verleenden en ambulancemedewerkers assisteerde bij het verlenen van eerste hulp aan die onwel geworden persoon, althans assisteerden bij hun werkzaamheden, deze door die opsporingsambtenaren, ter uitvoering van het bepaalde in artikel 2 van de Politiewet ondernomen handelingen opzettelijk heeft belemmerd door nadat dit verzocht en/of bevolen was geen ruimte te maken en zich niet te verwijderen en bij de ambulance te blijven/gaan staan.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Feit 1
Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
opzetheling.
Feit 2
Ten aanzien van het onder 2 bewezenverklaarde overweegt het hof als volgt.
Blijkens de uitspraak van de Hoge Raad d.d. 29 januari 2008 (LJNnummer: BB4108) is het niet opvolgen van enkel een verzoek of bevel op grond van artikel 2 van de Politiewet onvoldoende om te komen tot overtreding van artikel 184 van het Wetboek van Strafrecht. Eerst wanneer handelingen van opsporingsambtenaren ter uitvoering van hun taak op grond van artikel 2 Politiewet worden belet, belemmerd of verijdeld, kan daar sprake van zijn (r.o. 3.4 van voornoemde uitspraak van de Hoge Raad).
In het onderhavige geval hebben de agenten blijkens het proces-verbaal van aanhouding d.d. 26 maart 2008 (pagina 6 van het dossier met OPSnummer 1573/2008/5942-8) de verdachte eerst verzocht om zich te verwijderen en vervolgens heeft één van hen de verdachte tot twee maal toe weggeduwd. De verdachte heeft geen gehoor gegeven aan het verzoek en/of bevel om zich te verwijderen en heeft handelingen van de politie om ruimte te maken, namelijk het fysiek wegduwen van de verdachte, belemmerd door zich niet te verwijderen. Het belemmeren van deze (fysieke) handelingen had – gelet op voornoemde uitspraak van de Hoge Raad - aangemerkt kunnen worden als overtreding van artikel 184 van het Wetboek van Strafrecht, maar het duwen van de verbalisanten is niet opgenomen in de tenlastelegging als feitelijke omschrijving van de door de verdachte belemmerde handelingen en derhalve evenmin in de bewezenverklaring. Tenlastegelegd en bewezenver-klaard is slechts het belemmeren van de taak van de agenten door niet te voldoen aan een verzoek en/of bevel om zich te verwijderen. Op grond van vorenstaande is het hof van oordeel dat het onder 2 bewezenverklaarde gedrag van de verdachte weliswaar zeer hinderlijk en onwenselijk is, maar geen strafbaar feit oplevert. De verdachte moet derhalve terzake van dat feit worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden bevestigd behoudens ten aanzien van de vordering tot tenuitvoerlegging.
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan opzetheling van diverse goederen die van diefstal afkomstig waren. Heling zorgt voor een afzetmogelijkheid van goederen die van misdrijven afkomstig zijn en is daarmee een misdrijf waarvan - gezien zijn aard in het bijzonder op het gebied van vermogensmisdrijven - een criminaliteitsbevorderend effect uitgaat. Een dergelijk feit rechtvaardigt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
Ten nadele van de verdachte heeft het hof voorts meegewogen dat de verdachte blijkens een hem betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 26 augustus 2009 reeds eerder is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten. Dat heeft hem er kennelijk niet van weerhouden het onderhavige feit te plegen.
Het hof heeft kennis genomen van de rapportages van de Raad voor de Kinderbescherming. Aanvankelijk adviseerde die tot oplegging van jeugddetentie en tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde jeugddetentie van 1 week. In de ‘update’ d.d. 8 juli 2009, opgemaakt ten behoeve van deze zitting door mevrouw [naam medewerkster], adviseert de Raad als volgt:
De omstandigheden in de persoonlijke situatie van [de verdachte], geboren [geboortedatum] te [geboorteplaats], zijn gewijzigd. Ook het functioneren van [de verdachte] is ten goede veranderd. De Raad is van mening dat het heropvoedingstraject dat [de verdachte] momenteel volgt een goede invloed op hem heeft. Gezien de omstandigheden is de Raad van mening dat het gegeven advies ten aanzien van de tenuitvoerlegging herzien dient te worden. De voorwaardelijke detentie kan niet aansluiten op de 30 dagen jeugddetentie die [de verdachte] reeds heeft uitgezeten. Daarnaast is sprake van een positieve verandering in de situatie van [de verdachte]. De Raad ziet vanuit pedagogisch opzicht geen meerwaarde om [de verdachte] in aansluiting op zijn civiele plaatsing een week jeugddetentie te laten uitzitten. Een tenuitvoerlegging zou juist een averechtse werking kunnen hebben op de motivatie van [de verdachte] en op de positieve ontwikkeling die hij doormaakt in het heropvoedingstraject. Dit is niet in het belang van [de verdachte]. Vanuit pedagogisch oogpunt acht de Raad het zinvol als de proeftijd van [de verdachte] zou kunnen worden verlengd zodat hij kan laten zien dat hij veranderd is en zich aan de voorwaarden kan houden zoals opgelegd bij de voorwaardelijke veroordeling.
Het hof stelt tot slot vast dat het dossier niet binnen zes maanden na het instellen van appel aan het hof is toegezonden, zodat de redelijke termijn ex artikel 6 EVRM is overschreden. Gelet op de geringe overschrijding van deze termijn en de redelijke voortvarendheid waarmee de zaak vervolgens op zitting is gebracht, verbindt het hof hier echter geen consequenties aan.
Het hof is - alles overwegende - van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke jeugddetentie zoals door de kinderrechter is opgelegd een passende en geboden reactie vormt. Het feit dat de verdachte ten aanzien van feit 2 door het hof zal worden ontslagen van alle rechtsvervolging is gelet op de ernst van feit 1 en de recidive geen reden om de straf te verminderen.
Vordering tenuitvoerlegging
Bij vonnis van de kinderrechter te 's-Gravenhage van 9 november 2007 onder parketnummer 09-920459-07 is de verdachte veroordeeld tot jeugddetentie voor de duur van 1 week, met bevel dat die jeugddetentie niet ten uitvoer zal worden gelegd onder de algemene voorwaarde dat de verdachte zich vóór het einde van de proeftijd van twee jaren niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep, in afwijking van de in eerste aanleg ingediende vordering van het openbaar ministerie, gevorderd dat de proeftijd wordt verlengd met één jaar.
In hoger beroep is komen vast te staan dat de verdachte de genoemde algemene voorwaarde niet heeft nageleefd. De verdachte heeft immers het in de onderhavige strafzaak bewezenverklaarde feit begaan terwijl de hiervoor bedoelde proeftijd nog niet was verstreken. De vordering is in beginsel gegrond. Gelet echter op het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming d.d. 8 juli 2009, zoals hierboven reeds aangehaald, en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken, is het hof van oordeel dat tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf niet in het belang van de verdachte is. In plaats van de tenuitvoerlegging te gelasten, zal het hof de proeftijd met één jaar verlengen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 63, 77a, 77g, 77h, 77i en 416 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde, zoals hierboven omschreven, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen terzake meer of anders is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart dat het onder 2 bewezenverklaarde geen strafbaar feit oplevert en ontslaat de verdachte te dier zake van alle rechtsvervolging.
Bepaalt dat het onder 1 bewezenverklaarde het hierboven vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart de verdachte strafbaar ter zake van het onder 1 bewezenverklaarde.
Veroordeelt de verdachte tot een jeugddetentie voor de duur van 30 dagen.
Bepaalt, dat de tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde vrijheidsstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Verlengt de proeftijd als vermeld in het vonnis van de kinderrechter te 's-Gravenhage van 9 november 2007 onder parketnummer 09-920459-07 met een termijn van 1 (één) jaar.
Dit arrest is gewezen door mr. B.A. Stoker-Klein,
mr. M.C.R. Derkx en mr. G.N. Roes, in bijzijn van de griffier mr. E.J.M. van der Laan.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 22 september 2009.
Mr. G.N. Roes is buiten staat dit arrest te ondertekenen.