ECLI:NL:GHSGR:2009:BJ9171

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
5 augustus 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.019.630.01
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • B. Bouritius
  • A. Labohm
  • M. Mertens-De Jong
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging van kinderalimentatie en procesorde in hoger beroep

In deze zaak gaat het om een hoger beroep betreffende de wijziging van de door de vader te betalen kinderalimentatie voor de minderjarigen, die in het verleden door de rechtbank Zwolle was vastgesteld. De moeder heeft op 20 oktober 2008 hoger beroep ingesteld tegen een beschikking van de rechtbank Middelburg van 23 juli 2008, waarin haar verzoek tot wijziging van de alimentatie werd afgewezen. De vader heeft op 19 maart 2009 een verweerschrift ingediend. Tijdens de mondelinge behandeling op 29 mei 2009 hebben beide partijen hun standpunten toegelicht. De moeder stelt dat er sprake is van een wijziging van omstandigheden, onder andere door een verlaging van de door de vader te betalen premie levensverzekering en een stijging van zijn inkomen. De vader betwist deze wijziging en stelt dat de aanpassing van de premie niet significant genoeg is om de alimentatie te wijzigen. Het hof overweegt dat niet elke wijziging van omstandigheden leidt tot een wijziging van de alimentatie, maar alleen die welke de wettelijke maatstaven niet meer laat voldoen. Het hof concludeert dat de lastenafname van de vader te gering is om tot een wijziging van de alimentatie te concluderen. De rechtbank heeft het verzoek van de moeder terecht afgewezen, en het hof bekrachtigt de bestreden beschikking.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-GRAVENHAGE
Familiesector
Uitspraak : 5 augustus 2009
Zaaknummer : 200.019.630.01
Rekestnr. rechtbank : 07-1696
[de moeder],
wonende te [woonplaats],
verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat mr. F.K. Wieland te Axel,
tegen
[de vader],
wonende te [woonplaats],
verweerder in hoger beroep,
hierna te noemen: de vader,
advocaat mr. V.J.C. Pieters te Den Haag.
PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP
De moeder is op 20 oktober 2008 in hoger beroep gekomen van een beschikking van de rechtbank Middelburg van 23 juli 2008.
De vader heeft op 19 maart 2009 een verweerschrift ingediend.
Van de zijde van de moeder zijn bij het hof op 18 mei 2009 aanvullende stukken ingekomen.
Van de zijde van de vader zijn bij het hof op 19 mei 2009 en op 27 maart 2009 aanvullende stukken ingekomen.
Op 29 mei 2009 is de zaak mondeling behandeld. Verschenen zijn: de moeder, bijgestaan door haar advocaat en de vader, bijgestaan door zijn advocaat. Partijen en hun raadslieden hebben het woord gevoerd.
HET PROCESVERLOOP IN EERSTE AANLEG EN VASTSTAANDE FEITEN
Voor het procesverloop en de beslissing in eerste aanleg verwijst het hof naar de bestreden beschikking.
Bij die beschikking is het verzoek van de moeder tot wijziging van de bijdrage van de vader in de kosten van verzorging en opvoeding van na te noemen minderjarigen afgewezen.
De door de vader te betalen bijdrage van € 150,- per kind per maand is vastgesteld bij beschikking van de rechtbank Zwolle van 19 september 2002. Als gevolg van de wijziging van rechtswege als voorzien bij artikel 1:402a BW bedraagt deze bijdrage thans (2009) € 176,15 per maand.
Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten, voor zover daar in hoger beroep geen grief tegen is gericht.
BEOORDELING VAN HET HOGER BEROEP
1. In geschil is de door de vader te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding ten behoeve van de minderjarigen (hierna ook: ‘kinderalimentatie’):
[minderjarige sub 1], geboren [1995] te [geboorteplaats] en
[minderjarige sub 2], geboren [1999] te [geboorteplaats], hierna: de minderjarigen.
2. De moeder verzoekt de bestreden beschikking te vernietigen en, opnieuw rechtdoende, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de beschikking van de rechtbank Zwolle van 19 september 2002 tussen partijen gewezen, te wijzigen en te bepalen dat de vader met ingang van 1 december 2007 aan de moeder ter zake van een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarigen dient te voldoen een bedrag van € 300,- per maand per kind, bij vooruitbetaling te voldoen.
3. De vader bestrijdt haar beroep en verzoekt het hof, bij arrest, het hof leest: beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de moeder niet-ontvankelijk te verklaren in haar appel, dan wel het verzoek van de moeder strekkende tot wijziging van de bij beschikking van 19 september 2002 vastgestelde kinderalimentatie, af te wijzen.
4. De moeder stelt dat sprake is van een wijziging van omstandigheden op grond waarvan de door de vader te betalen kinderalimentatie niet langer in overeenstemming is met de wettelijke maatstaven. De wijziging van omstandigheden is volgens de moeder gelegen in de verlaging van de door de vader te betalen premie levensverzekering. Ten tijde van het vaststellen van de kinderalimentatie bedroeg de premie € 388,- per maand. Ter zitting heeft de moeder verklaard dat de premie thans nog maar € 216,- per maand bedraagt, hetgeen leidt tot een hogere draagkrachtruimte. Ter zitting heeft de moeder bovendien gesteld dat uit het in de door de draagkrachtberekening van de vader gestelde jaarinkomen van € 34.208,- volgt dat het inkomen van de vader met € 217,- per maand netto is gestegen ten opzichte van 2002.
5. De vader stelt dat geen sprake is van een wijziging van omstandigheden, die tot wijziging van de kinderbijdrage noopt. De bij de vaststelling van de geldende bijdrage in aanmerking genomen levensverzekering van de vader betrof een beleggingsverzekering. Aangezien deze beleggingen tot verliezen leidden, heeft de vader besloten een andere levensverzekering af te sluiten. Deze summiere wijziging in de maandlasten leidt er niet toe dat de hoogte van de kinderalimentatie dient te worden aangepast. Immers, zo stelt de vader, is in 2002 slechts rekening gehouden met de helft van de toenmalige premie levensverzekering, te weten € 194,- per maand. Thans bedraagt de premie levensverzekering € 261,69 per maand. Deze verzekering is opgebouwd uit een spaarzekerverzekering van Interpolis met een premie van € 112,09 per maand, een levensverzekering van Hollands Welvaren met een premie van € 107,47 per maand en een verzekering van Interpolis strekkende tot hypotheekbescherming met een premie van € 42,13 per maand. De helft van de totale verzekeringspremie wordt door de nieuwe partner van de vader betaald waardoor sprake is van een maandlast van € 130,84. In aanmerking genomen dat bij de vaststelling van de geldende bijdrage om dezelfde reden eveneens met de helft van de premie rekening is gehouden, is er derhalve ten opzichte van 2002 slechts sprake van een lastenverlaging van € 63,15,- per maand. Ten aanzien van de door de moeder ter zitting opgeworpen wijziging van omstandigheden die is gelegen in het hogere inkomen van de vader stelt de vader allereerst dat in zoverre sprake is van een nieuwe, eerst ter terechtzitting in hoger beroep opgeworpen grief en dat met deze grief geen rekening dient te worden gehouden aangezien deze grief eerst ter gelegenheid van de mondelinge behandeling ter zitting is aangevoerd, terwijl de moeder dit reeds eerder had kunnen doen en de vader in zoverre in zijn procesvoering is benadeeld. Bovendien, zo stelt de vader, bedraagt zijn inkomen over 2008 slechts € 32.324,- en is derhalve ten opzichte van het jaarinkomen van 2001 van € 30.285,- slechts sprake van een beperkte verhoging voortvloeiend uit de jaarlijkse indexering.
De omvang van de rechtsstrijd in hoger beroep
6. Bij gelegenheid van de mondelinge behandeling ter terechtzitting heeft de moeder aangevoerd dat ook de gestegen inkomsten van de vader een wijziging van omstandigheden vormen. De vader heeft ter zitting er bezwaar tegen gemaakt dat de moeder alsnog ter zitting een grief formuleert, aangezien hij door de handelswijze van de moeder in zijn verdediging wordt geschaad. Het hof overweegt als volgt. Uit de gewisselde stukken volgt dat het inkomen van de vader bij de moeder al geruime tijd bekend was. Voor de moeder was er geen enkele rechtvaardigingsgrond aanwezig om de vader eerst tijdens de mondelinge behandeling met deze nieuwe grief te confronteren. Onder deze omstandigheden brengt een goede procesorde met zich mede dat het hof geen acht zal slaan op deze grief.
7. Het hof overweegt verder als volgt. Op grond van artikel 1:401 lid 1 BW kan een rechterlijke uitspraak bij latere rechterlijke beschikking worden gewijzigd of ingetrokken wanneer zij nadien door een wijziging van omstandigheden ophoudt aan de wettelijke maatstaven te voldoen. Derhalve biedt niet elke wijziging van omstandigheden grondslag voor een wijziging van de onderhoudsbijdrage doch slechts die waardoor het aanvankelijk vastgestelde bedrag niet langer voldoet aan de wettelijke maatstaven.
Premie levensverzekering
8. Uit de door de vader overgelegde stukken stelt het hof vast dat de huidige door de vader te betalen premie levensverzekering en hypotheekbescherming in totaal € 261,- per maand bedraagt. Van dit totaalbedrag wordt door de moeder slechts bestreden de premie ten behoeve van de hypotheekbescherming van € 42,- per maand. Het hof overweegt als volgt. De hypotheekbescherming heeft betrekking op de gevolgen van arbeidsongeschiktheid en werkloosheid waarvan het naar het oordeel van het hof gerechtvaardigd is dat de vader zich tegen dergelijke risico’s wenst te verzekeren. De premie ten behoeve van de hypotheekbescherming vormt derhalve geen onredelijke last, zodat deze kan worden betrokken in de draagkrachtberekening. Aangezien de vader samenwoont met een nieuwe partner met wie hij wordt geacht de woonlasten te delen zal het hof rekening houden met de helft van de premie levensverzekering en hypotheekbescherming, te weten € 130,-,.
9. Het hof stelt vast dat de rechtbank Zwolle in haar beschikking van 19 september 2002 ten aanzien van de premie levensverzekering is uitgegaan van een maandlast van € 194,-. De huidige premie levensverzekering van € 130,- per maand leidt ten opzichte van de premie levensverzekering ten tijde van het vaststellen van de kinderalimentatie in 2002 aldus tot een afname van de op de draagkrachtruimte van de vader in mindering strekkende lasten van € 64,- per maand. Tegen de achtergrond van de door de vader gegeven verklaring die door de moeder niet is betwist, moet deze lastenafname worden gezien als bij-effect van een met een ander motief genomen beslissing tot wijziging van de financieringsconstructie van de woning van de vader. Mede gegeven de in verhouding tot de geldende bijdrage geringe omvang van de lastenafname, acht het hof haar dan ook van onvoldoende betekenis om op basis hiervan de behoefte en de draagkracht aan een nieuwe beoordeling te onderwerpen.
10. Gelet op het vorenoverwogene heeft de rechtbank het verzoek van de moeder terecht afgewezen en is het beroep van de moeder ongegrond.
BESLISSING OP HET HOGER BEROEP
Het hof:
bekrachtigt de bestreden beschikking.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Bouritius, Labohm en Mertens-De Jong, bijgestaan door mr. Braat als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 5 augustus 2009.