ECLI:NL:GHSGR:2009:BK1463
Gerechtshof 's-Gravenhage
- Hoger beroep
- A. Lamers
- M. Milar
- J. Renckens
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek tot gerechtelijke vaststelling van het vaderschap en verkrijging van de Nederlandse nationaliteit
In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 27 oktober 2009 uitspraak gedaan in hoger beroep over het verzoek tot gerechtelijke vaststelling van het vaderschap van de heer [Y.] over de minderjarige [Z.]. Verzoekster, de moeder van [Z.], heeft het hof verzocht om het vaderschap van de heer [Y.] vast te stellen, zodat [Z.] de Nederlandse nationaliteit zou kunnen verkrijgen. Het hof heeft vastgesteld dat [Z.] niet van rechtswege de Nederlandse nationaliteit heeft verkregen, omdat hij niet vóór zijn geboorte door de heer [Y.] is erkend. De rechtbank Amsterdam had eerder het verzoek van verzoekster afgewezen en zich onbevoegd verklaard, waarna de zaak naar de rechtbank Middelburg was verwezen.
Het hof heeft in zijn beoordeling overwogen dat het belang van een kind om sneller de Nederlandse nationaliteit te verkrijgen niet wordt beschermd door artikel 1:207 BW. Het hof heeft geen bijzondere omstandigheden aangetroffen die tot een ander oordeel zouden moeten leiden. De wijziging van de Rijkswet op het Nederlanderschap (RWN) op 1 maart 2009 maakt het mogelijk om de Nederlandse nationaliteit op een eenvoudige wijze te verkrijgen, wat ook het doel van verzoekster was. Het hof heeft de argumenten van verzoekster verworpen en geconcludeerd dat de rechtbank op goede gronden het verzoek heeft afgewezen.
De beslissing van het hof was om de beschikking van de rechtbank Middelburg te bekrachtigen, waarmee het verzoek tot gerechtelijke vaststelling van het vaderschap werd afgewezen. De uitspraak benadrukt de strikte toepassing van de afstammingsbepalingen in het Burgerlijk Wetboek en de noodzaak van erkenning voor het verkrijgen van de nationaliteit.