ECLI:NL:GHSGR:2009:BK1487
Gerechtshof 's-Gravenhage
- Hoger beroep
- M. Mink
- A. van Leuven
- J. van de Poll
- Rechtspraak.nl
Ontzetting uit het gezag van een moeder wegens strafrechtelijke veroordeling en mishandeling van kinderen
In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 16 september 2009 uitspraak gedaan in hoger beroep over de ontzetting van de moeder uit het ouderlijk gezag over haar minderjarige kinderen. De moeder, die in hoger beroep ging tegen een eerdere beschikking van de rechtbank Rotterdam, ontkende de feiten die aan haar strafrechtelijke veroordeling ten grondslag lagen. De Raad voor de Kinderbescherming had verzocht om ontzetting uit het gezag, omdat de moeder de kinderen jarenlang zou hebben mishandeld en psychische druk op hen heeft uitgeoefend. De moeder voerde aan dat de rapportage van de Raad eenzijdig was en dat haar strafrechtelijke veroordeling niet voldoende grond vormde voor ontzetting uit het gezag.
Het hof oordeelde dat de ontzetting uit het gezag gerechtvaardigd was op basis van artikel 1:269 van het Burgerlijk Wetboek, dat bepaalt dat een ouder van het gezag kan worden ontzet indien daartoe noodzaak bestaat. Het hof concludeerde dat de moeder door haar handelen en de ontkenning van de feiten ernstig misbruik had gemaakt van haar gezag. De ontzetting was noodzakelijk in het belang van de kinderen, om hen te erkennen in hun gevoel van onrecht. Het hof bekrachtigde de eerdere beschikking van de rechtbank, waarbij de moeder uit het ouderlijk gezag was ontzet en de kinderen onder toezicht waren gesteld.
De uitspraak benadrukt het belang van de zorg en verantwoordelijkheid van ouders voor het welzijn van hun kinderen en de gevolgen van misbruik en verwaarlozing. Het hof stelde vast dat de moeder onvoldoende inzicht had in haar handelen en dat de ontzetting uit het gezag noodzakelijk was om de kinderen te beschermen.