GERECHTSHOF ’s-GRAVENHAGE
Familiesector
Uitspraak : 14 oktober 2009
Zaaknummer : 200.039.239/01
Rekestnr. rechtbank : JE RK 09-1583 en JE RK 09-1093
[verzoekers],
beiden wonende te [woonplaats],
verzoekers in hoger beroep,
hierna te noemen: de ouders,
advocaat mr. M. Bouman, kantoorhoudende te Delft,
de raad voor de kinderbescherming regio Haaglanden en Zuid Holland Noord,
vestiging ’s-Gravenhage,
hierna te noemen: de raad.
Als belanghebbende is aangemerkt:
Stichting Bureau Jeugdzorg Haaglanden,
gevestigd te Naaldwijk,
hierna te noemen: Jeugdzorg.
PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP
De ouders zijn op 27 juli 2009 in hoger beroep gekomen van een beschikking van 16 juni 2009 van de kinderrechter in de rechtbank ’s-Gravenhage.
De raad heeft op 16 september 2009 een verweerschrift ingediend.
Van de zijde van de ouders zijn bij het hof op 20 augustus 2009 en op 3, 11, 21 en 22 september 2009 aanvullende stukken ingekomen.
Op 23 september 2009 is de zaak mondeling behandeld. Verschenen zijn: de ouders, bijgestaan door hun advocaat, namens Jeugdzorg: de heer R. Watzema, gezinsvoogd, en namens de raad: mevrouw I. Simons. De aanwezigen hebben het woord gevoerd.
PROCESVERLOOP IN EERSTE AANLEG EN VASTSTAANDE FEITEN
Voor het procesverloop en de beslissing in eerste aanleg verwijst het hof naar de bestreden beschikking.
Bij die beschikking heeft de kinderrechter de nader te noemen minderjarige [Kind 1] van 17 juni 2009 tot 12 juni 2010 onder toezicht gesteld van de Stichting Bureau Jeugdzorg Haaglanden en deze Stichting gemachtigd [Kind 1] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen van 17 juni 2009 tot 16 december 2009, zulks ter effectuering van het aangehechte indicatiebesluit van 17 juni 2009. Voorts heeft de kinderrechter de nader te noemen minderjarige [Kind 2] van 24 juli 2009 tot 24 april 2010 onder toezicht gesteld van voornoemde Stichting en deze Stichting gemachtigd [Kind 2] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen van 17 juni 2007 (het hof leest: 2009) tot 16 december 2009, zulks ter effectuering van het aangehechte indicatiebesluit van 20 mei 2009. Deze beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
Voor het overige is de zaak aangehouden.
Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten, voor zover daar in hoger beroep geen grief tegen is gericht.
BEOORDELING VAN HET HOGER BEROEP
1. In geschil is de uithuisplaatsing voor de periode van 17 juni 2009 tot 16 december 2009 van:
- [Naam kind 1], geboren [in] [2006] te [geboorteplaats], hierna: [Kind 1], en
- [Naam kind 2], geboren [in] [2008] te [geboorteplaats], hierna: [Kind 2], hierna gezamenlijk te noemen: de kinderen. De moeder oefent alleen het ouderlijk gezag over de kinderen uit. De kinderen verblijven feitelijk op een geheim adres in een pleeggezin.
2. De ouders verzoeken de bestreden beschikking te vernietigen en de verzochte machtiging tot uithuisplaatsing van [Kind 1] en [Kind 2] af te wijzen.
3. De raad bestrijdt gemotiveerd hun beroep en verzoekt het hof de bestreden beschikking te bekrachtigen.
4. De ouders zijn – kort samengevat – van mening dat de rechtbank ten onrechte de machtiging tot uithuisplaatsing heeft verleend ten aanzien van [Kind 1] omdat er volgens hen tussen de zitting van 6 mei 2009 en de zitting van 16 juni 2009 zich geen enkele omstandigheid heeft voorgedaan of bekend is geworden die een zo ingrijpende maatregel als een uithuisplaatsing kan rechtvaardigen. De rechtbank gaat in de bestreden beschikking voorbij aan het doel waarvoor de zaak ter zitting van 6 mei 2009 is aangehouden, te weten: het verkrijgen van medische informatie over [Kind 2], terwijl die informatie geen medisch onderbouwde reden geeft voor een uithuisplaatsing van hem en / of [Kind 1]. Tenslotte stellen de ouders open te staan voor en mee te werken aan hulpverlening, hetgeen volgens hen ook blijkt uit de afsluitrapportage van de ondertoezichtstelling van [Kind 1].
5. De raad is van mening dat er, in het geval van [Kind 2], weliswaar geen direct aanwijsbare medische oorzaak is vast te stellen voor zijn letsel, doch dat er twee maal, onder verantwoordelijkheid van de ouders, bij de minderjarigen ernstig letsel is geconstateerd. De raad is mitsdien van mening dat thans geen sprake is van een veilige opvoedsituatie op grond waarvan de kinderen terug zouden kunnen keren. Teneinde de veiligheid van de kinderen te kunnen waarborgen, is van belang dat de ouders een persoonlijkheidsonderzoek ondergaan.
6. Het hof overweegt als volgt. Op grond van artikel 1: 261, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) kan een minderjarig kind uit huis worden geplaatst indien dit noodzakelijk is in het belang van zijn verzorging en opvoeding of indien dit noodzakelijk is tot onderzoek van diens geestelijke of lichamelijke gesteldheid.
7. Uit de overgelegde stukken en het verhandelde ter terechtzitting is gebleken dat bij de kinderen ernstig letsel is geconstateerd, waarvoor geen aanwijsbare medische oorzaak is. De ouders hebben weliswaar aangevoerd dat de vader in de strafzaak met betrekking tot [Kind 1] is vrijgesproken, doch ter terechtzitting is gebleken dat in deze zaak door het openbaar ministerie hoger beroep is ingesteld. Ten aanzien van [Kind 2] hebben de ouders aangevoerd dat er niets met hem is gebeurd of in ieder geval dat zij niet weten hoe het letsel heeft kunnen ontstaan. Ter terechtzitting is echter gebleken dat het dossier van [Kind 2] door de raad naar de politie zal worden gezonden. Het vorenstaande brengt met zich dat zowel ten aanzien van [Kind 1] als ten aanzien van [Kind 2] onduidelijk is of en in welke mate het letsel van de kinderen aan de ouders of één van de ouders kan worden toegerekend. In ieder geval, zo stelt het hof vast, hebben de ouders niet kunnen voorkomen dat de kinderen ernstig letsel hebben opgelopen terwijl zij voor de kinderen verantwoordelijk waren. De ouders blijven bij hun standpunt, althans ten aanzien van [Kind 2], niet te weten wat de oorzaak is van het ernstige letstel dat de kinderen is overkomen. Het per ongeluk stoten van het knietje van [Kind 1] tegen het hoofdje van [Kind 2] bij het instappen in de bus, is door de medisch specialist als onaannemelijke oorzaak gekwalificeerd gelet op de ernst van het letsel van [Kind 2]. Desgevraagd stellen de ouders dat het bij hen thuis volledig veilig is voor de kinderen en dat zij slechts hulpverlening nodig hebben voor eventuele vragen waar zij tegenaan lopen. Gelet op het voorgaande is het hof van oordeel dat de veiligheid van de kinderen niet is gewaarborgd indien zij bij ouders thuis verblijven.
8. Het hof is van oordeel dat, gelet op de stukken en het verhandelde ter terechtzitting, de bedreiging van de lichamelijke, geestelijke en emotionele ontwikkeling van de kinderen nog steeds aanwezig is, en dat het, gelet op de verzorging en opvoeding van de kinderen noodzakelijk is dat de uithuisplaatsing wordt voortgezet. Gelet op het voorgaande zijn de wettelijke gronden voor uithuisplaatsing van de kinderen nog steeds aanwezig, zodat de bestreden beschikking dient te worden bekrachtigd.
9. Het hof beslist daarom als volgt.
BESLISSING OP HET HOGER BEROEP
bekrachtigt de bestreden beschikking voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen;
wijst het in hoger beroep meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. De Haan-Boerdijk, Mos-Verstraten en Van Montfoort, bijgestaan door mr. Rasmijn als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 14 oktober 2009.