ECLI:NL:GHSGR:2009:BK1714

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
14 oktober 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.039.283.01
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. van Leuven
  • A. Mos-Verstraten
  • M. de Haan-Boerdijk
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van uithuisplaatsing en ondertoezichtstelling van minderjarigen in het kader van co-ouderschap

In deze zaak gaat het om de verlenging van de uithuisplaatsing van drie minderjarigen, die onder toezicht zijn gesteld in het kader van een co-ouderschapsregeling tussen hun ouders. De moeder, verzoekster in hoger beroep, betwist de noodzaak van de uithuisplaatsing en stelt dat de grondslag hiervoor nooit aanwezig is geweest. Ze voert aan dat de kinderrechter ten onrechte heeft geoordeeld dat er een conflictsituatie tussen de ouders bestaat die de emotionele ontwikkeling van de kinderen bedreigt. De moeder probeert de communicatie met de vader te verbeteren, maar stelt dat Jeugdzorg deze communicatie belemmert en haar reputatie schaadt door haar in verband te brengen met negatieve publiciteit over hun organisatie.

Jeugdzorg verzet zich tegen het beroep van de moeder en stelt dat de gronden voor de uithuisplaatsing nog steeds aanwezig zijn, gezien de aanhoudende strijd tussen de ouders. Ze wijzen op de communicatieproblemen en de negatieve uitlatingen van de moeder over de vader, die de loyaliteitsproblematiek van de kinderen verergeren. Jeugdzorg heeft geen bewijs gevonden voor de eerdere zorgen over de geestelijke toestand van de moeder, maar meent dat de uithuisplaatsing noodzakelijk blijft om de co-ouderschapsregeling te waarborgen.

Het hof concludeert dat zonder ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing het risico bestaat dat de co-ouderschapsregeling abrupt eindigt, wat ernstige gevolgen voor de ontwikkeling van de kinderen kan hebben. Het hof bekrachtigt de beslissing van de kinderrechter om de uithuisplaatsing te verlengen, waarbij het belang van de kinderen voorop staat. De ouders worden aangemoedigd om samen te werken aan een goede uitvoering van de co-ouderschapsregeling, ondanks de bestaande problemen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-GRAVENHAGE
Familiesector
Uitspraak : 14 oktober 2009
Zaaknummer : 200.039.283.01
Rekestnr. rechtbank : JE RK 09-698
[verzoekster],
wonende te [woonplaats],
verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat mr. E.A. Kazzaz-de Hoog, kantoorhoudende te ‘s – Gravenhage,
tegen
de Stichting Bureau Jeugdzorg, Haaglanden,
vestiging Leidschendam-Voorburg te Voorburg,
hierna te noemen: Jeugdzorg.
Als belanghebbende is aangemerkt:
1. [belanghebbende],
wonende te ‘s-Gravenhage,
hierna te noemen: de vader,
advocaat mr. M.Y. van der Bijl te ’s – Gravenhage.
PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP
De moeder is op 27 juli 2009 in hoger beroep gekomen van een beschikking van 28 april 2009 van de kinderrechter in de rechtbank ‘s - Gravenhage.
Jeugdzorg heeft op 28 augustus 2009 een verweerschrift ingediend.
Van de zijde van de raad voor de kinderbescherming (hierna te noemen: de raad) is op 27 augustus 2009 een rapport ingekomen.
Op 30 september 2009 is de zaak mondeling behandeld. Verschenen zijn: de moeder, bijgestaan door haar advocaat, de vader, namens Jeugdzorg mevrouw G. Petersen en namens de raad mevrouw I. Simons. De aanwezigen hebben het woord gevoerd.
HET PROCESVERLOOP IN EERSTE AANLEG EN VASTSTAANDE FEITEN
Voor het procesverloop en de beslissing in eerste aanleg verwijst het hof naar de bestreden beschikking.
Bij die beschikking is – uitvoerbaar bij voorraad – de ondertoezichtstelling van de hierna te noemen minderjarigen [voornaam minderjarige 1], [voornaam minderjarige 2] en [voornaam minderjarige 3] en is de uithuisplaatsing van deze minderjarigen verlengd van 29 april 2009 tot 29 oktober 2009.
Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten, voor zover daar in hoger beroep geen grief tegen is gericht.
BEOORDELING VAN HET HOGER BEROEP
1. In geschil is de verlenging van de uithuisplaatsing, van de minderjarigen:
[minderjarige 1] geboren [1995] te [geboorteplaats],
[minderjarige 2], geboren [2001] te [geboorteplaats],
[minderjarige 3] geboren [2003] te [geboorteplaats],
hierna: de minderjarigen, verlengd voor de periode van 29 april 2009 tot 29 oktober 2010.
2. De moeder verzoekt de bestreden beschikking te vernietigen en opnieuw beschikkende het verzoek tot verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing alsnog af te wijzen.
3. De moeder stelt dat de grondslag voor de spoed – uithuisplaatsing en de eerste uithuisplaatsing nooit aanwezig is geweest en dus ook nu ontbreekt.
Derhalve acht zij de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing ook ongegrond.
De moeder voert voorts aan dat de kinderrechter ten onrechte en op onjuiste gronden de machtiging tot verlenging van de uithuisplaatsing heeft onderbouwd met een verwijzing ‘’naar een conflictsituatie tussen de ouders die de emotionele ontwikkeling van de minderjarigen bedreigt.” Weliswaar onderkent de moeder dat het bestaan van communicatieproblemen tussen ouders een reden kan zijn voor een ondertoezichtstelling, maar zij stelt dat deze geen grondslag kunnen vormen voor een uithuisplaatsing. De moeder spant zich in om de onderlinge verstandhouding met de vader te verbeteren en in samenspraak met vader in het belang van de kinderen tot afspraken te komen in het kader van het co-ouderschap, maar Jeugdzorg belemmert de communicatie met de vader over de kinderen en tast haar goede naam aan door haar in verband te brengen met een internetsite waarop klachten over Jeugdzorg staan vermeld. Met behulp van een intermediair wil de moeder proberen de communicatie tussen haar en Jeugdzorg te verbeteren.
4. Jeugdzorg bestrijdt het beroep van de moeder. Jeugdzorg acht de gronden voor de machtiging uithuisplaatsing nog steeds aanwezig, aangezien de strijd tussen de ouders voortduurt. Uit de mail - en briefwisselingen komt volgens Jeugdzorg voldoende naar voren dat de moeder er nog niet in geslaagd is om haar relatieverleden met vader in het belang van de kinderen achter zich te laten. Voorts stelt Jeugdzorg dat de moeder de loyaliteitsproblematiek van de kinderen nog steeds verzwaart door zich negatief over de situatie bij de vader uit te laten.
Jeugdzorg heeft niet het vertrouwen dat de moeder zich zonder machtiging tot uithuisplaatsing zal houden aan de overeengekomen 50/50-regeling. De uitvoering van die regeling verloopt moeizaam. Voor een aantal problemen op financieel gebied dient ook nog een oplossing te worden gevonden.
Jeugdzorg heeft overigens geen bevestiging gevonden van de vermoedens omtrent de geestelijke toestand van de moeder die aanleiding zijn geweest tot de uithuisplaatsing van de kinderen. Deze grond voor de uithuisplaatsing is vervallen. De machtiging tot uithuisplaatsing is nu wel noodzakelijk om de 50/50-regeling een goede basis te geven. Jeugdzorg zegt toe te zullen bezien of een goede uitvoering van deze regeling op een andere manier kan worden gewaarborgd.
5. Ter zitting heeft de vader naar voren gebracht dat hij ouderbegeleiding krijgt en dat hij ernaar streeft om de communicatie met de moeder te verbeteren en de co -ouderschapsregeling succesvol te laten verlopen.
6. Het hof stelt voorop dat uit het dossier en uit het verhandelde ter terechtzitting geen aanwijzingen zijn te destilleren die het oorspronkelijke en kennelijk thans verlaten standpunt van Jeugdzorg rechtvaardigen dat de veiligheid van de minderjarigen op enig moment in het geding zou zijn geweest door psychische problemen van de moeder. Er is er geen aanleiding te veronderstellen dat de kinderen bij de moeder niet veilig zijn of waren. Aan de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing heeft Jeugdzorg niet de psychische gesteldheid en/of de veiligheid van de kinderen ten grondslag gelegd, doch hetgeen is weergegeven in rechtsoverweging 4.
7. Uit de stukken en het verhandelde ter terechtzitting is het hof gebleken dat beide ouders moeite doen om in het belang van de minderjarigen tot een goedlopende
co-ouderschapsregeling te komen, en dat het vertrouwen tussen de ouders onderling nog steeds zeer wankel is. Een aantal problemen dient nog te worden opgelost. Zonder ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing ontstaat direct het risico dat de op dit moment middels de uithuisplaatsing afgedwongen co-ouderschapsregeling abrupt zal eindigen vanwege het ontbreken van voldoende innerlijk draagvlak bij (een van) de ouders. Dat zou voor de kinderen tot onmiddellijk gevolg hebben dat zij de opvoedingsondersteunning van één van deze ouders blijvend zullen missen hetgeen een ernstige bedreiging van hun ontwikkeling naar volwassenheid inhoudt.
8. Mitsdien beslist het hof als volgt.
BESLISSING OP HET HOGER BEROEP
Het hof:
bekrachtigt de bestreden beschikking voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Van Leuven, Mos-Verstraten en De Haan-Boerdijk, bijgestaan door mr. Blauwhoff uitgesproken ter openbare terechtzitting van 14 oktober 2009.