GERECHTSHOF ’s-GRAVENHAGE
Familiesector
Uitspraak : 14 oktober 2009
Zaaknummer : 200.018.353.01
Rekestnr. rechtbank : 08-1548
[appellant]
wonende te [woonplaats]
verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: de betrokkene,
advocaat mr. P. van der Heijden te Rotterdam,
Als belanghebbenden zijn aangemerkt:
1. [de vader]
wonende te [woonplaats]
hierna te noemen: de vader,
advocaat mr. F.M.O. van Leeuwen te Rotterdam,
2. Stichting [Stichting]
gevestigd te Houten,
hierna te noemen: stichting [stichting]
3. de heer [curator]
gevestigd te Hoogeveen,
hierna te noemen: de curator.
PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP
De betrokkene is op 21 oktober 2008 in hoger beroep gekomen van een beschikking van 4 augustus 2008 van de rechtbank Rotterdam, sector kanton, locatie Rotterdam.
De vader en de stichting [stichting] hebben op 6 mei 2009 een verweerschrift ingediend.
Van de zijde van de betrokkene zijn bij het hof op 27 april 2009 aanvullende stukken ingekomen.
De curator heeft het hof bij brief van 1 juli 2009 laten weten niet ter zitting in hoger beroep te zullen verschijnen.
Op 3 september 2009 is de zaak mondeling behandeld. Verschenen zijn: de betrokkene en de vader, bijgestaan door hun advocaten, en namens de stichting [stichting]] mevrouw [naam] en mevrouw [naam], eveneens bijgestaan door de advocaat, die ook voor de vader optreedt. De aanwezigen hebben het woord gevoerd, de advocaat van de betrokkene onder meer aan de hand van de bij de stukken gevoegde pleitnotitie.
PROCESVERLOOP IN EERSTE AANLEG EN VASTSTAANDE FEITEN
Voor het procesverloop en de beslissing in eerste aanleg verwijst het hof naar de bestreden beschikking, waarbij de betrokkene [appellant], geboren [in 1986] te [woonplaats], onder curatele is gesteld wegens een geestelijke stoornis, en waarbij de heer [curator] tot curator is benoemd. Voorts is bepaald dat de uitspraak door de vader bekend wordt gemaakt in de Staatscourant en in de volgende dagbladen: Trouw en in het Algemeen Dagblad, editie Rotterdam.
Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten, voor zover daar in hoger beroep geen grief tegen is gericht.
BEOORDELING VAN HET HOGER BEROEP
1. In geschil is de ondercuratelestelling.
2. De betrokkene verzoekt de bestreden beschikking te vernietigen, en, opnieuw beschikkende – naar het hof begrijpt – het verzoek van de vader tot ondercuratelestelling af te wijzen.
3. De vader en de stichting [stichting] bestrijden haar beroep en verzoeken de betrokkene in haar verzoek niet-ontvankelijk te verklaren, althans dit verzoek af te wijzen.
4. De betrokkene stelt dat zij ten onrechte onder curatele is gesteld. Zij stelt dat zij wel degelijk in staat is haar eigen belangen waar te nemen. Verder stelt zij dat er geen sprake is van een spoedaanvraag in verband met een plotseling samenwonen, daar zij al geruime tijd heeft aangegeven dat zij op zichzelf wil gaan wonen.
5. De vader heeft, alvorens hij het verzoekschrift ondercuratelestelling heeft ingediend, veelvuldig overleg met de stichting [stichting] gehad. Gebleken is dat langer wachten met ingrijpen onverantwoord zou zijn, aldus de vader. De betrokkene is reeds diverse malen bij de stichting [stichting] weggelopen en zij heeft deskundige begeleiding nodig.
6. Het hof verenigt zich, gelet op de overgelegde stukken en het verhandelde ter zitting in hoger beroep, met het oordeel van de rechtbank en de gronden waarop dat berust. Het hof neemt die gronden over en maakt deze tot de zijne. De betrokkene is bij beschikking van 4 augustus 2008 van de kantonrechter onder curatele gesteld wegens een geestelijke stoornis, waardoor zij, al dan niet met tussenpozen, niet in staat is of bemoeilijkt wordt de eigen belangen behoorlijk waar te nemen. Het hof heeft niet de overtuiging gekregen dat deze stoornis zich niet langer bij de betrokkene voordoet, nu niet is gebleken dat de situatie zodanig is veranderd dat de oorzaken die destijds tot de curatelestelling hebben geleid niet meer aanwezig zijn. Het hof voegt hieraan nog toe dat dit temeer geldt, nu betrokkene de in het geding gebrachte medische verklaring en andere verklaringen niet, althans onvoldoende, heeft weerlegd. Ook hetgeen de betrokkene ter zitting heeft verklaard omtrent haar situatie: dat zij weg wil uit haar woonomgeving en haar eigen plekje wil hebben, dat het niet goed gaat met haar in de instelling en dat zij werk heeft waarmee zij haar eigen inkomen verdient, en de indruk die betrokkene ter zitting op het hof maakte, geeft het hof geen aanleiding om anders te oordelen dan de rechtbank heeft gedaan.
7. Uit het voorgaande volgt dat de bestreden beschikking dient te worden bekrachtigd.
BESLISSING OP HET HOGER BEROEP
bekrachtigt de bestreden beschikking.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Kamminga, Van Leuven en Hulsebosch, bijgestaan door mr. Steenks als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 14 oktober 2009.