ECLI:NL:GHSGR:2009:BK2074

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
14 oktober 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.033.117.01
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • Fockema Andreae-Hartsuiker
  • Mos-Verstraten
  • Kamminga
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep wegens ontbreken van gronden in het appelschrift

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 14 oktober 2009 uitspraak gedaan in hoger beroep. De moeder, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. D.H. van Tongerlo, was in hoger beroep gekomen tegen een beschikking van de kinderrechter van 17 februari 2009, waarin de ondertoezichtstelling van haar minderjarige kind werd verlengd en een machtiging tot uithuisplaatsing werd verleend. De moeder was het niet eens met deze beslissing, maar het hof oordeelde dat de gronden waarop zij vernietiging van de bestreden beschikking verzocht, ontbraken in het appelschrift. Het hof stelde vast dat de argumenten die door de moeder waren aangevoerd, niet in verband stonden met de beslissing van de kinderrechter. De advocaat van de moeder had ter zitting geprobeerd om aanvullende gronden aan te voeren, maar het hof oordeelde dat dit niet toegestaan was, aangezien de wet en de aard van de procedure dit niet toelieten.

Het hof verklaarde de moeder niet-ontvankelijk in haar hoger beroep, wat betekent dat haar verzoek om de beschikking van de kinderrechter te vernietigen niet in behandeling kon worden genomen. Dit besluit werd genomen na een mondelinge behandeling op 7 oktober 2009, waarbij zowel de moeder als de vader, vertegenwoordigd door hun respectieve advocaten, aanwezig waren. De vertegenwoordigers van Jeugdzorg waren ook aanwezig om hun standpunt te verdedigen. De beslissing van het hof werd op 14 oktober 2009 openbaar gemaakt, en de uitspraak werd gedaan door de rechters Fockema Andreae-Hartsuiker, Mos-Verstraten en Kamminga, met mr. De Ridder als griffier.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-GRAVENHAGE
Familiesector
Uitspraak : 14 oktober 2009
Zaaknummer : 200.033.117/01
Rekestnr. rechtbank : JE RK 09-84
[appellant],
wonende te [woonplaats],
verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat mr. D.H. van Tongerlo te Rotterdam,
tegen
de Stichting Bureau Jeugdzorg Zuid-Holland,
vestiging Gouda,
hierna te noemen: Jeugdzorg.
Als belanghebbenden is aangemerkt:
[belanghebbende],
wonende te [woonplaats],
hierna te noemen: de vader,
advocaat mr. R.G. van den Heuvel te Gouda.
PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP
De moeder is op 12 mei 2009 in hoger beroep gekomen van een beschikking van 17 februari 2009 van de kinderrechter in de rechtbank te ‘s-Gravenhage (hierna: de bestreden beschikking).
Jeugdzorg heeft op 5 augustus 2009 een verweerschrift ingediend.
De vader heeft op 24 juli 2009 een verweerschrift ingediend.
Van de zijde van de moeder zijn bij het hof op 2 juli 2009 aanvullende stukken ingekomen.
Van de zijde van de vader zijn bij het hof op 7 oktober 2009 twee brieven ingekomen. Met de als laatste ingekomen brief wordt de als eerste ingekomen brief ingetrokken en wordt voorts aan het hof bericht dat de vader ter zitting zal verschijnen doch zijn advocaat niet nu deze geen oproep voor de zitting heeft ontvangen en overigens is verhinderd aanwezig te zijn.
De raad voor de kinderbescherming, directie Zuid-West, vestiging Den Haag, heeft het hof bij brief van 10 juli 2009 bericht niet ter terechtzitting te zullen verschijnen.
Op 7 oktober 2009 is de zaak mondeling behandeld. Verschenen zijn: de moeder, bijgestaan door haar advocaat, de vader, namens Jeugdzorg: de heren A. Petter en R. van den Berg. De advocaat van de moeder en de vertegenwoordiger van Jeugdzorg hebben het woord gevoerd.
PROCESVERLOOP IN EERSTE AANLEG EN VASTSTAANDE FEITEN
Voor het procesverloop en de beslissing in eerste aanleg verwijst het hof naar de bestreden beschikking.
Bij die beschikking heeft de kinderrechter, uitvoerbaar bij voorraad, de ondertoezichtstelling van de na te noemen minderjarige verlengd van 1 maart 2009 tot 1 maart 2010 met behoud van de Stichting Bureau Jeugdzorg Zuid-Holland, zijnde een stichting zoals bedoeld in artikel 1, onder f, van de Wet op de Jeugdzorg, en voorts heeft de kinderrechter de aan Jeugdzorg verleende machtiging de minderjarige gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen van 1 maart 2009 tot 1 maart 2010, zijnde de datum waarop de ondertoezichtstelling afloopt, zulks ter effectuering van het indicatiebesluit van 8 januari 2009, verlengd.
ONTVANKELIJKHEID VAN HET HOGER BEROEP
Hoger beroep wordt ingesteld door indiening van een beroepschrift dat, overeenkomstig het bepaalde in artikel 359 jo 278, eerste lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, onder meer moet bevatten een duidelijke omschrijving van het verzoek én de gronden waarop het berust.
Het appelschrift van de moeder houdt in dat zij het niet eens is met verlenging van de ondertoezichtstelling en met de verleende machtiging tot uithuisplaatsing, doch de gronden waarop zij vernietiging van de bestreden beschikking verzoekt, ontbreken naar het oordeel van het hof, geheel. Anders dan de raadsman ter zitting heeft betoogd, kan in het onder 4 van het appelschrift gestelde geen grond worden gelezen, danwel daaruit worden begrepen, nu het daarin aangevoerde in geen enkel verband staat tot de beslissing in de bestreden beschikking.
Aanvulling van gronden, zoals de raadsman van de moeder ter zitting voorstond, is - nu uit de wet of de aard van de procedure het tegendeel niet voortvloeit - niet toegestaan.
Het vorenstaand brengt mee dat de moeder in haar hoger beroep niet-ontvankelijk moet worden verklaard.
BESLISSING OP HET HOGER BEROEP
Het hof:
verklaart de moeder niet-ontvankelijk in haar hoger beroep.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Fockema Andreae-Hartsuiker, Mos-Verstraten en Kamminga, bijgestaan door mr. De Ridder als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 14 oktober 2009.