ECLI:NL:GHSGR:2009:BK2778

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
7 oktober 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
105.012.607.01
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. Pannekoek-Dubois
  • A. van Leuven
  • J. van Montfoort
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bezoekregeling ouders en minderjarige na ontheffing uit het ouderlijk gezag

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof 's-Gravenhage op 7 oktober 2009, gaat het om de bezoekregeling van ouders met hun minderjarige kind na ontheffing van het ouderlijk gezag. De ouders, vertegenwoordigd door advocaat mr. A.T. Bol, hebben hoger beroep aangetekend tegen de beslissing van Jeugdzorg, die een nieuwe bezoekregeling heeft vastgesteld. De Raad voor de Kinderbescherming, Regio Rotterdam - Rijnmond, is verweerder in deze zaak. De ouders hebben bezwaar gemaakt tegen de beperkte bezoekregeling die door Jeugdzorg is ingesteld, waarbij het kind slechts twee keer per jaar een nacht bij hen kan doorbrengen en er slechts één keer per week telefonisch contact is.

De ouders stellen dat er geen contra-indicaties zijn voor een meer reguliere bezoekregeling en dat de huidige regeling in strijd is met het Internationale Verdrag inzake de Rechten van het Kind en het Europese Verdrag van de Rechten van de Mens. Het hof heeft de stukken en het verhandelde ter terechtzitting van 6 mei 2009 in overweging genomen en vastgesteld dat het toekomstperspectief van het kind bij de pleegouders ligt, maar dat de ouders recht hebben op omgang met hun kind. Het hof concludeert dat de huidige regeling voldoende tegemoetkomt aan de behoefte van de ouders en het kind om elkaar te zien, zonder het stabiele opvoedingsklimaat van het kind in gevaar te brengen.

De eindbeslissing van het hof is dat de bezoekregeling zoals door Jeugdzorg is ingesteld, wordt gehandhaafd. Dit houdt in dat het kind twee keer per jaar een nacht bij de ouders zal doorbrengen, er twee keer per jaar een familiedag zal zijn en er wekelijks telefonisch contact zal zijn. Het hof verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad, waarmee de ouders de mogelijkheid krijgen om hun kind te zien binnen de gestelde kaders.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-GRAVENHAGE
Familiesector
Uitspraak : 7 oktober 2009
Zaaknummer : 105.012.607/01
Rekestnr. rechtbank : F1 RK07-2221
[moeder] en [vader],
beiden wonende te [woonplaats],
verzoekers, in hoger beroep,
hierna te noemen: de ouders,
advocaat mr. A.T. Bol,
tegen
De Raad voor de Kinderbescherming,
Regio Rotterdam - Rijnmond,
verweerder, in hoger beroep,
hierna te noemen: de raad.
Als belanghebbenden zijn aangemerkt:
1. De William Schrikker Stichting Jeugdbescherming , gevestigd te Diemen,
hierna te noemen: WSS,
2. De Stichting Bureau Jeugdzorg Zuid-Holland Zuid, gevestigd te Dordrecht,
hierna te noemen: Jeugdzorg,
3. De [pleegouders], wonende te [woonplaats], hierna te noemen: de pleegouders.
VERDERE PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP
Het hof verwijst voor het verloop van het geding naar zijn tussenbeschikking van 6 mei 2009. Het hof heeft bij die beschikking van 6 mei 2009 Jeugdzorg in de gelegenheid gesteld zich schriftelijk uit te laten over de met de ouders in te richten bezoekregeling. Het hof heeft in deze beschikking te kennen gegeven dat het hof na afloop van deze schriftelijke reactietermijn zal beoordelen in welke vorm het verzoek verder zal worden behandeld en afgedaan.
Op 4 juni 2009 is van de zijde van Jeugdzorg ontvangen een kopie van een brief van 22 januari 2009 van Jeugdzorg gericht aan de ouders.
Op 15 juni 2009 is van de zijde van Jeugdzorg een brief binnengekomen ter aanvulling op de bezoekregeling die Jeugdzorg blijkens genoemde brief van 22 januari 2009 in het kader van de voogdij van minderjarige [ minderjarige], geboren op [in 2001], hierna te noemen: [voornaam minderjarige], heeft bepaald.
De op 15 juni 2009 binnengekomen brief is op 26 juni 2009 aan de ouders toegezonden. Op 2 juli 2009 is de reactie van de ouders hierop binnengekomen. De brief van Jeugdzorg van 22 januari 2009 is, nadat de advocaat van de ouders had laten weten deze nimmer te hebben ontvangen, op 20 juli 2009 aan de advocaat toegezonden. De reactie zijdens de ouders is op 27 juli 2009 ingekomen.
VERDERE BEOORDELING VAN HET HOGER BEROEP
1. Het hof handhaaft al hetgeen in genoemde beslissing van 6 mei 2009 is overwogen en beslist.
2. Jeugdzorg heeft in de brief van 12 juni 2009 naar voren gebracht dat de mogelijkheid om [minderjarige] in het pleeggezin om de zes weken te bezoeken is geschrapt omdat de ouders van deze mogelijkheid geen gebruik maakten en de oude regeling voor [minderjarige] veel onrust meebracht. Om [minderjarige] rust en duidelijkheid te bieden heeft Jeugdzorg de volgende bezoekregeling vastgesteld:
- twee maal per jaar zal [minderjarige] op een zaterdag een nacht bij haar ouders blijven slapen,
- twee keer per jaar zal er een familiedag zijn. Dit houdt in dat alle kinderen, ook [naam broer], met ouders en de gezinsvoogd een dag iets leuks met elkaar gaan doen,
- één keer in de week is er op woensdag om 19.00 uur een belcontact.
3. De advocaat van de ouders heeft in haar brief van 2 juli 2009 aangevoerd dat er geen contra – indicaties bestaan die zich verzetten tegen een meer reguliere bezoekregeling waarbij de ouders [minderjarige] thuis kunnen ontvangen. Dit geldt temeer nu er sprake is van een ontheffing en niet meer van een ondertoezichtstelling
In haar brief van 27 juli 2009 voert de advocaat aan dat Jeugdzorg perspectief biedende plaatsing ten onrechte aanvoert als argument waarom ouders een minder intensieve rol in het leven van [minderjarige] zouden moeten spelen. Zij acht die ook in strijd met eerder gemaakte afspraken, welke afspraken werden gemaakt op een moment dat de WSS reeds op het standpunt stond dat er geen terugplaatsing zou plaatsvinden. De ouders achten het niet in het belang van [minderjarige] van de eerder ingezette koers af te wijken. Zij achten dit in strijd met het Internationale Verdrag inzake de Rechten van het Kind (IVRK) en artikel 8 van het Europese Verdrag van de Rechten van de Mens (EVRM). Voorts wijzen de ouders erop dat de enige contra – indicatie van verblijf van [minderjarige] bij haar ouders is, dat zij reeds zolang in het pleeggezin verblijft, terwijl [minderjarige] het leuk en prettig vindt bij haar ouders te zijn, ook als dat logeren inhoudt. Vanwege een gebrek aan nadere toelichting van Jeugdzorg bij de huidige bezoekregeling verzoekt de advocaat van de ouders om een regeling zoals verzocht, derhalve eens per twee weken een weekend logeren bij de ouders.
4. Het hof overweegt als volgt.
Uit de stukken, het verhandelde ter terechtzitting van 6 mei 2009 en de nadien binnengekomen stukken is voor het hof voldoende vast komen te staan dat het toekomstperspectief van [minderjarige] bij de pleegouders ligt, nu zij [minderjarige] de nodige rust en duidelijkheid kunnen bieden. Dat laat onverlet dat de ouders in het licht van hun nauwe persoonlijke betrekking tot [minderjarige] en de omstandigheid dat er geen contra – indicaties bestaan om aan hen contacten met [minderjarige] te onthouden, recht op omgang met [minderjarige] hebben. De frequentie en de aard van de contacten dienen evenwel geen bedreiging mee te brengen voor het stabiele opvoedingsklimaat dat [minderjarige] thans geboden wordt.
Het hof heeft vast kunnen stellen dat de oude bezoekregeling in het recente verleden veel spanningen meebracht voor [minderjarige] omdat de ouders zich niet aan de gemaakte afspraken met de pleegouders en Jeugdzorg hielden. Bovendien is gebleken dat de frequentie van de contacten in de oude regeling, waarbij de ouders met [minderjarige] om de zes weken op zaterdag van 12.00 tot 19.00 bij zich mochten hebben, veel onrust meebracht. Naar het oordeel van het hof komt de huidige bezoekregeling, zoals deze door Jeugdzorg is ingesteld, voldoende tegemoet aan de behoefte van ouders en [minderjarige] om elkaar te kunnen zien zonder een bedreiging te vormen voor het stabiele opvoedingsklimaat waarin [minderjarige] thans verkeert. In dit licht bezien heeft Jeugdzorg een evenwichtige bezoekregeling ingesteld die het belang van [minderjarige] dient. Het hof ziet daarom geen reden om de bezoekregeling thans verder uit te breiden.
6. Op grond van deze overwegingen stelt het hof de navolgende eindbeschikking inzake de bezoekregeling vast.
BESLISSING OP HET HOGER BEROEP
Het hof:
bepaalt dat [minderjarige] twee maal per jaar op een zaterdag een nacht bij haar ouders zal overnachten,
- dat er twee keer per jaar zal er een familiedag zal zijn. Dit houdt in dat [minderjarige] met alle kinderen, ook [naam broer], met ouders en de gezinsvoogd een dag iets leuks met elkaar gaan doen,
- dat er één keer in de week op woensdag om 19.00 uur een belcontact zal zijn;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Pannekoek-Dubois, van Leuven en van Montfoort, bijgestaan door mr. Blauwhoff als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 7 oktober 2009.