ECLI:NL:GHSGR:2009:BK2806

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
8 oktober 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.031.868.01
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. van Nievelt
  • A. van Leuven
  • H. Haan-Boerdijk
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gesloten plaatsing van jongmeerderjarige in strijd met artikel 5 EVRM

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 8 oktober 2009 uitspraak gedaan in hoger beroep over de gesloten plaatsing van een jong meerderjarige, die op dat moment nog geen 18 jaar oud was. De jong meerderjarige, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. M.F. Laning, had hoger beroep ingesteld tegen een beschikking van de kinderrechter van 3 februari 2009, waarin Jeugdzorg was gemachtigd om hem gesloten te plaatsen. De jong meerderjarige betoogde dat de toepassing van artikel 29a lid 1 van de Wet op de Jeugdzorg (Wjz) onterecht was, omdat dit in strijd zou zijn met artikel 5 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) en het Internationaal Verdrag voor de Rechten van het Kind (IVRK). Hij stelde dat de wetgever een kind na het bereiken van de leeftijd van 18 jaar niet als minderjarige mag behandelen en dat de vrijheidsbeneming in strijd is met de verdragsbepalingen.

Jeugdzorg verdedigde de gesloten opname als noodzakelijk voor de jong meerderjarige, gezien de ernstige opgroei- en opvoedingsproblemen die zijn ontwikkeling naar volwassenheid belemmerden. Het hof oordeelde dat de wettelijke bepaling die de minderjarigheid onder deze omstandigheden verlengt, niet stand kan houden. Het hof concludeerde dat de plaatsing van de jong meerderjarige in een gesloten inrichting vanwege zijn gedragsproblemen niet mogelijk was, omdat dit in strijd was met het EVRM. De bestreden beschikking werd vernietigd en het inleidende verzoek van Jeugdzorg werd afgewezen.

Deze uitspraak benadrukt de noodzaak om de rechten van jongvolwassenen te respecteren en de grenzen van gesloten jeugdzorg in het licht van internationale verdragen te waarborgen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-GRAVENHAGE
Familiesector
Uitspraak : 8 oktober 2009
Zaaknummer : 200.031.868.01
Rekestnr. rechtbank : FA RK 09-184
[appellant],
thans verblijvende in de [gesloten plaatsing]
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: de jong meerderjarige,
advocaat mr. M.F. Laning te ’s-Gravenhage,
tegen
de Stichting Bureau Jeugdzorg Haaglanden,
kantoor houdende te ’s-Gravenhage,
hierna te noemen: Jeugdzorg.
Als belanghebbende is aangemerkt:
[belanghebbende 1],
wonende te ’s-Gravenhage,
hierna te noemen: de moeder.
PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP
De jong meerderjarige is op 21 april 2009 in hoger beroep gekomen van een beschikking van 3 februari 2009 van de kinderrechter in de rechtbank ’s-Gravenhage.
Jeugdzorg heeft op 24 juni 2009 een verweerschrift ingediend.
Van de zijde van de jong meerderjarige zijn bij het hof op 25 mei 2009 en 13 juli 2009 aanvullende stukken ingekomen.
De raad voor de kinderbescherming, regio Haaglanden en Z-H Noord, locatie Den Haag heeft het hof bij brief van 14 augustus 2009 laten weten niet ter terechtzitting te zullen verschijnen.
Op 15 juli 2009 heeft dit hof, op diens verzoek van 15 juli 2009, de toevoeging aan de jong meerderjarige gelast van mr. M.F. Laning, advocaat te ’s-Gravenhage.
Op 8 oktober 2009 is de zaak mondeling behandeld. Verschenen zijn: de jong meerderjarige, bijgestaan door zijn advocaat, en namens Jeugdzorg: mevrouw D. van Bergen-van der Grijp en de heer O. Nijhof. Voorts is verschenen de moeder van de jong meerderjarige. De aanwezigen hebben het woord gevoerd.
PROCESVERLOOP IN EERSTE AANLEG EN VASTSTAANDE FEITEN
Voor het procesverloop en de beslissing in eerste aanleg verwijst het hof naar de bestreden beschikking.
Bij die beschikking is Jeugdzorg gemachtigd de hierna te noemen thans jong meerderjarige gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg zoals bedoeld in artikel 29b lid 1 van de Wet op de Jeugdzorg (hierna: Wjz) van 27 maart 2009 tot 27 maart 2010, zulks ter effectuering van het aangehechte indicatiebesluit van 12 december 2008. Deze beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten, voor zover daar in hoger beroep geen grief tegen is gericht.
BEOORDELING VAN HET HOGER BEROEP
1. In geschil is de uithuisplaatsing na het bereiken van de leeftijd van 18 jaar van de thans jong meerderjarige: [jong meerderjarige], geboren [in] 1991 te [geboorteplaats], hierna: de jong meerderjarige.
2. De jong meerderjarige verzoekt om bij beschikking, voorzover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de bestreden beschikking te vernietigen en opnieuw beschikkende het verzoek van Jeugdzorg af te wijzen.
3. Jeugdzorg bestrijdt zijn beroep en verzoekt de bestreden beschikking te bekrachtigen.
4. De jong meerderjarige heeft in hoger beroep – kort samengevat – het volgende aangevoerd. De rechtbank heeft artikel 29a lid 1 Wjz ten onrechte toegepast, nu de rechtbank voorbij is gegaan aan het verbod op vrijheidsbeneming in het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (hierna: EVRM) en het Internationaal Verdrag voor de Rechten van het Kind (hierna IVRK). Uit artikel 1 IVRK volgt dat de wetgever een kind na het bereiken van de leeftijd van 18 niet als minderjarige mag behandelen. Artikel 5 EVRM strekt niet verder dan het moment waarop het kind meerderjarig wordt. Artikel 29a lid 1 Wjz is dan ook in strijdt met artikel 5 EVRM.
5. Jeugdzorg stelt zich op het standpunt dat de gesloten opname in het belang is van de jong meerderjarige. Er is sprake van ernstige opgroei en opvoedingsproblemen die de ontwikkeling naar volwassenheid ernstig belemmeren. Verblijf in een voorziening voor gesloten jeugdzorg is noodzakelijk om te voorkomen dat de jong meerderjarige zich onttrekt aan de behandeling. Er is dan ook voldaan aan de grond van artikel 29 b derde lid Wjz.
6. Het hof overweegt als volgt.
Wettelijk kader
7. Artikel 29 a lid 1 Wjz bepaalt dat de gesloten jeugdzorg van toepassing is op minderjarige jeugdigen en jeugdigen die de leeftijd van 21 jaar nog niet hebben bereikt, ten aanzien van wie op het tijdstip waarop zij meerderjarige werden een machtiging gold. In afwijking van artikel 1:233 Burgerlijk Wetboek worden jong meerderjarigen als minderjarigen behandeld. Er is dus in materiële zin sprake van een oprekking van de leeftijd van jeugdigen die met een machtiging gesloten jeugdzorg behandeld kunnen worden van 18 naar 21 jaar. Dit houdt in dat 18-plussers die als minderjarigen in een instelling voor gesloten jeugdzorg verbleven, gesloten geplaatst kunnen blijven. Uit de Memorie van Toelichting blijkt dat de wetgever het als een groot manco ervaart dat jeugdigen die op grond van een kinderbeschermingsmaatregel gedwongen zijn jeugdzorg te ontvangen, zich daaraan kunnen onttrekken zodra zij meerderjarig worden. Er bestaat noodzaak om de jeugdzorg in gedwongen kader voort te zetten omdat de kinderen anders van hulp verstoken blijven.
Relevante verdragsbepalingen
8. Artikel 5 EVRM bepaalt dat alleen minderjarigen ten behoeve van hun opvoeding gesloten geplaatst mogen worden.
9. Artikel 1 IVRK bepaalt dat onder een kind iedere persoon jonger dan 18 jaar wordt verstaan, tenzij de meerderjarigheid eerder wordt toegekend.
10. In casu heeft Jeugdzorg op 20 januari 2009 een verzoekschrift ingediend en de machtiging gesloten plaatsing is op
3 februari 2009 door de kinderrechter afgegeven. Ten tijde van de uitspraak was de jong meerderjarige nog geen 18 jaar. Hij is meerderjarig geworden op [geboortedatum]. Er is hiermede voldaan aan het vereiste dat er een machtiging gold.
11. Artikel 29b Wjz omschrijft een aantal criteria waaraan de machtiging van gesloten jeugdzorg dient te voldoen. Er dient sprake te zijn van ernstige opgroei of opvoedingsproblemen die zijn ontwikkeling naar volwassenheid ernstig belemmeren en die maken dat opneming noodzakelijk is om te voorkomen dat de jeugdige zich aan de zorg al onttrekken. Daarnaast dient een verklaring van een gedragswetenschapper te worden overgelegd.
12. Het hof is van oordeel dat er sprake is van ernstige opvoed en opgroeiproblemen die de ontwikkeling naar volwassenheid van de jong meerderjarige belemmeren. Voorop staat dat daartegen geen grief is gericht.
13. De vraag is echter of de wettelijke bepaling die beoogt de minderjarigheid onder deze omstandigheden te verlengen, stand kan houden. Het hof is van oordeel dat dat niet het geval is. Aangezien een jeugdige van 18 jaar of ouder niet kan worden aangemerkt als minderjarige in de zin van artikel 5, eerste lid, aanhef en onder d, EVRM, zulks mede in het licht van artikel 1 IVRK, is vrijheidsbeneming in het kader van gesloten jeugdzorg ten aanzien van een dergelijke jeugdige met toepassing van artikel 29a, eerste lid, Wjz niet verenigbaar met deze een ieder verbindende verdragsbepaling.
14. Uit het voorgaande volgt dat de plaatsing van de jong meerderjarige in een gesloten inrichting vanwege ernstige gedragsproblemen wegens strijd met het EVRM niet mogelijk is. De bestreden beschikking dient dan ook te worden vernietigd.
15. Het inleidende verzoek dient alsnog te worden afgewezen.
BESLISSING OP HET HOGER BEROEP
Het hof:
vernietigt de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank te ’s-Gravenhage van 3 februari 2009;
wijst af het inleidende verzoek van Jeugdzorg.
Deze beschikking is gegeven door mrs. van Nievelt, van Leuven en de Haan-Boerdijk bijgestaan door mr. Pol als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 8 oktober 2009.