ECLI:NL:GHSGR:2009:BK3527
Gerechtshof 's-Gravenhage
- Hoger beroep
- M. Mos-Verstraten
- A. van den Wildenberg
- L. Linsen-Penning de Vries
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van minderjarige in verband met de zorg voor zijn ontwikkeling en godsdienstvrijheid van de ouders
In deze zaak gaat het om de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van een minderjarige, die kort na zijn geboorte onder toezicht is gesteld vanwege de ziekte van de moeder en haar verstandelijke beperking. De ouders, die zich beroepen op hun recht op godsdienstvrijheid, hebben hoger beroep aangetekend tegen de beschikking van de kinderrechter. Zij stellen dat de machtiging tot uithuisplaatsing een schending vormt van hun recht op godsdienstvrijheid en dat er geen reële bedreiging voor de ontwikkeling van hun kind is. De ouders hebben medische stukken overgelegd waaruit blijkt dat de moeder geen alcohol meer nuttigt en dat de vader geen psychische problemen heeft die hem als ouder ongeschikt maken.
Het hof heeft vastgesteld dat de ouders in beperkte mate over opvoedkundige mogelijkheden beschikken en dat zij weinig inzicht hebben in de ernst van de zorgen omtrent de ontwikkeling van hun kind. De moeder's verstandelijke beperking speelt hierbij een rol. Het hof oordeelt dat het risico reëel is dat de ouders het emotionele en lichamelijke welzijn van de minderjarige ernstig zullen ondermijnen. Het hof benadrukt dat het recht op family life en het recht op godsdienstvrijheid geen absolute grondrechten zijn en dat de belangen van de minderjarige prevaleren boven de wensen van de ouders. Het hof bekrachtigt de bestreden beschikking, waarbij de minderjarige onder toezicht is gesteld en in een pleeggezin is geplaatst.
De ouders hebben hun beroep niet kunnen onderbouwen met voldoende argumenten om de beslissing van de kinderrechter te weerleggen. Het hof concludeert dat de WSJ concrete stappen onderneemt om tegemoet te komen aan de wensen van de ouders, maar dat de ouders zich weinig coöperatief opstellen. De beslissing van het hof is genomen op 4 november 2009, waarbij de ouders in hun verzoeken niet zijn ontvangen.