ECLI:NL:GHSGR:2009:BK4114

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
3 september 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.026.630.01
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. Kamminga
  • A. van Leuven
  • H. Hulsebosch
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging uithuisplaatsing minderjarige in hoger beroep

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 3 september 2009 uitspraak gedaan in hoger beroep over de verlenging van de uithuisplaatsing van een minderjarige. De moeder, verzoekster in hoger beroep, had eerder een beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Rotterdam aangevochten, waarin de machtiging tot uithuisplaatsing was verlengd tot 19 september 2009. De moeder verzocht het hof om deze beschikking te vernietigen, terwijl Jeugdzorg zich verzette tegen haar beroep. De moeder voerde aan dat de beschikking onvoldoende gemotiveerd was en dat de verlenging van de uithuisplaatsing niet noodzakelijk was, gezien haar verbeterde situatie en de zorg voor de minderjarige. Jeugdzorg daarentegen stelde dat de uithuisplaatsing noodzakelijk bleef vanwege de psychische problemen van de moeder en eerdere incidenten die hadden geleid tot de uithuisplaatsing.

Het hof oordeelde dat de uithuisplaatsing van de minderjarige nog steeds noodzakelijk was in het belang van zijn verzorging en opvoeding. Het hof baseerde zijn oordeel op de overgelegde stukken en het verhandelde ter zitting. Het hof merkte op dat de moeder in het verleden was gediagnosticeerd met een borderline persoonlijkheidsstoornis en dat er zorgen waren over haar geestelijke gezondheid. Ondanks de inspanningen van de moeder om haar situatie te verbeteren, had het hof onvoldoende recente informatie over haar geestelijke gesteldheid om te concluderen dat zij in staat was om een veilige en stabiele thuissituatie voor de minderjarige te bieden.

Daarom besloot het hof de bestreden beschikking te bekrachtigen en het in hoger beroep meer of anders verzochte af te wijzen. Deze beslissing werd genomen in het belang van de minderjarige, die duidelijkheid over zijn situatie nodig had. De uitspraak werd gedaan door de rechters M. Kamminga, A. van Leuven en H. Hulsebosch, en werd openbaar uitgesproken op 3 september 2009.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-GRAVENHAGE
Familiesector
Uitspraak : 3 september 2009
Zaaknummer : 200.026.630/01
Rekestnr. rechtbank : J1 RK 08-1652
[appellant],
wonende te [woonplaats],
verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: voorheen mr. L.A.E. Timmer, thans mr. N. Schuerman te Rotterdam,
tegen
de Stichting Bureau Jeugdzorg Stadsregio Rotterdam,
kantoorhoudende te Rotterdam,
hierna te noemen: Jeugdzorg.
Als belanghebbende is aangemerkt:
thans wijlen de heer [naam],
hierna te noemen: de vader.
PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP
De moeder is op 26 februari 2009 in hoger beroep gekomen van een beschikking van 26 november 2008 van de kinderrechter in de rechtbank Rotterdam (hierna: de bestreden beschikking).
Jeugdzorg heeft op 27 april 2009 een verweerschrift ingediend.
Van de zijde van de moeder zijn bij het hof op 22 april 2009 aanvullende stukken ingekomen.
De raad voor de kinderbescherming, gevestigd te Rotterdam, (hierna te noemen: de raad) heeft het hof bij brief van 11 mei 2009 laten weten niet ter terechtzitting te zullen verschijnen.
Op 20 mei 2009 is de mondelinge behandeling van de zaak aangevangen en aangehouden tot 24 juni 2009. Hiervan is proces-verbaal opgemaakt.
Vervolgens is de zaak opnieuw aangehouden, in verband met het overlijden van de vader.
Op 3 september 2009 is de mondelinge behandeling voortgezet. Verschenen zijn: de moeder, bijgestaan door haar advocaat, en namens Jeugdzorg: mevrouw [naam], mevrouw [naam] en mevrouw [naam]. De pleegouders zijn, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet verschenen. Ter zitting heeft de moeder, met instemming van Jeugdzorg, een aantal producties overgelegd. De aanwezigen hebben het woord gevoerd.
HET PROCESVERLOOP IN EERSTE AANLEG EN VASTSTAANDE FEITEN
Voor het procesverloop en de beslissing in eerste aanleg verwijst het hof naar de beschikking van 14 november 2008 betreffende de spoedmachtiging uithuisplaatsing en de bestreden beschikking. Bij de bestreden beschikking heeft de kinderrechter, uitvoerbaar bij voorraad, met ingang van 12 december 2008 de duur van de machtiging tot plaatsing van de hierna te noemen minderjarige in een pleeggezin, verlengd tot 19 september 2009.
Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten, voor zover daar in hoger beroep geen grief tegen is gericht.
BEOORDELING VAN HET HOGER BEROEP
1. In geschil is de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing in een pleeggezin van [naam], geboren [in] 2003 te [geboorteplaats], hierna te noemen: de minderjarige.
2. De moeder verzoekt het hof de bestreden beschikking te vernietigen en, opnieuw rechtdoende, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, het inleidend verzoek van Jeugdzorg (naar het hof begrijpt:) tot verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarige, af te wijzen.
3. Jeugdzorg bestrijdt haar beroep.
4. De moeder voert ter onderbouwing van haar beroep de twee navolgende grieven aan. In haar eerste grief stelt zij dat de bestreden beschikking onvoldoende is gemotiveerd. De tweede grief strekt ten betoge dat de machtiging tot uithuisplaatsing ten onrechte is verlengd nu dit niet noodzakelijk is gelet op de verzorging en opvoeding van de minderjarige. Het verzoek van Jeugdzorg is gebaseerd op oude gegevens. Inmiddels is de moeder gescheiden van de vader (hof: nadien is de vader overleden) en behartigt zij de belangen van de minderjarige naar behoren. De omstandigheid dat zij op 13 november 2008 is opgepakt in verband met een melding van mishandeling, doet hier niet aan af. Zij betwist dat haar acute psychotische gemoedstoestand een direct gevaar zou vormen voor de veiligheid van de minderjarige. Ook de psycholoog van de moeder onderkent de pedagogische kwaliteiten van de moeder. Voorts stelt de moeder zich begeleidbaar op en had aan de zorgen die er bij Jeugdzorg bestaan binnen het kader van de ondertoezichtstelling gewerkt kunnen worden.
5. Jeugdzorg stelt dat niet het enkele feit dat de moeder is opgepakt wegens mishandeling aanleiding is geweest tot de uithuisplaatsing, maar dat zich meerdere incidenten hebben voorgedaan terwijl de minderjarige bij de moeder woonde. Deze incidenten samen hebben geleid tot een verzoek de machtiging uithuisplaatsing te verlen(g)en. De psycholoog van de moeder was ten tijde van het opstellen van de door de moeder in het geding gebrachte verklaring van 30 augustus 2007 niet op de hoogte van de zorgen die er met betrekking tot de moeder bestonden. De kinderrechter heeft dus wel degelijk juist beslist door, in het belang van de minderjarige, de uithuisplaatsing te verlengen. Jeugdzorg wijst er ter zitting in hoger beroep op dat er een psychiatrische stoornis bij de moeder is gediagnosticeerd. Jeugdzorg heeft een ander psychologisch onderzoek naar de moeder verlangd om de effecten van haar ziekte op de opvoeding van de minderjarige in beeld te brengen. Dat onderzoek is afgerond en de resultaten zullen over enkele weken bekend zijn.
6. Het hof is, in aanmerking genomen de overgelegde stukken en het verhandelde ter terechtzitting, van oordeel dat de uithuisplaatsing van de minderjarige nog steeds noodzakelijk is in het belang van zijn verzorging en opvoeding en overweegt daartoe als volgt.
7. De minderjarige is voor het eerst uit huis geplaatst op 10 augustus 2007, naar aanleiding van meldingen van het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling (AMK) dat er sprake zou zijn van huiselijk geweld en psychische problemen aan de zijde van de moeder, die daarnaast met schulden kampte en een huisvestingsprobleem had. De moeder is in juni 2007 gediagnosticeerd met een borderline persoonlijkheidsstoornis. Eind april 2008 is de minderjarige bij de moeder teruggeplaatst, waarbij de ouders ondersteuning hebben gekregen bij de opvoedingsproblemen met betrekking tot de minderjarige. Vervolgens is er intensieve gezinsondersteuning ingezet, om de moeder verder te begeleiden. Rond juli 2008 kondigden zich opnieuw problemen aan. De ouders gingen uit elkaar, wat spanningen in het gezin teweegbracht. In november 2008 werd de moeder opgepakt in verband met mishandeling van een vriendin. De moeder is toen ter observatie opgenomen binnen een instelling voor geestelijke gezondheidszorg (bavo europoort). Gezien de gemoedstoestand waarin de moeder verkeerde ten tijde van haar aanhouding en de onduidelijkheid rond haar ziektebeeld, heeft Jeugdzorg opnieuw om een machtiging uithuisplaatsing verzocht. Deze machtiging is door de rechtbank verleend voor de periode tot 19 september 2009. Het hof stelt vast dat de duur van de periode waarop de machtiging ziet, inmiddels bijna is verstreken. Op last van Jeugdzorg is er bij de moeder een persoonlijkheidsonderzoek afgenomen. Het onderzoek is afgerond, maar de onderzoeksresultaten zijn nog niet bekend. Het hof beschikt niet over recente informatie ter zake van de geestelijke gesteldheid van de moeder; het verslag van psycholoog drs. F. Saarloos is van 30 augustus 2007 en het door haar ter zitting overgelegde verslag van bavo europoort is van 28 november 2008. Het hof heeft onvoldoende zicht op geestelijke gezondheid van de moeder en kan derhalve niet beoordelen in hoeverre zij - niettegenstaande haar inspanningen voor het vinden van nieuwe woonruimte en het oplossen van haar schuldproblemen - thans in staat is de minderjarige een veilige en stabiele thuissituatie met voldoende structuur te bieden. Het hof acht de onderzoeksresultaten van het persoonlijkheidsonderzoek van zwaarwegend belang om zich hierover een oordeel te kunnen vormen, maar ziet geen mogelijkheid de zaak in afwachting van de onderzoeksresultaten verder aan te houden, nu de bestreden machtiging bijna afloopt. Het belang van de minderjarige vergt wel dat er duidelijkheid komt over zijn situatie. Ter zitting is gebleken dat Jeugdzorg inmiddels een verzoek tot verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing heeft ingediend bij de rechtbank dat op 4 september 2009 mondeling behandeld zal worden. Het hof zal gelet op deze omstandigheden de bestreden beschikking bekrachtigen.
8. Hetgeen partijen ieder voor zich voorts nog naar voren hebben gebracht behoeft, gelet op het vorenstaande, geen bespreking meer, omdat dat niet tot een ander oordeel kan leiden.
9. Mitsdien beslist het hof als volgt.
BESLISSING OP HET HOGER BEROEP
Het hof:
bekrachtigt de bestreden beschikking;
wijst het in hoger beroep meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Kamminga, Van Leuven en Hulsebosch, bijgestaan door mr. Wijtzes als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 3 september 2009, geminuteerd op 16 september 2009.