ECLI:NL:GHSGR:2009:BK4255

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
8 oktober 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
22-005411-08
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de politierechter in de strafzaak betreffende bedreiging en vernieling

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 8 oktober 2009 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank 's-Gravenhage, dat op 6 oktober 2008 was gewezen. De verdachte, geboren in 1964, was in eerste aanleg veroordeeld tot een taakstraf van zestig uren en een geldboete van EUR 750,00, alsook een ontzegging van de rijbevoegdheid voor zes maanden. De zaak betrof onder andere de bedreiging van twee aangevers met een mes en de vernieling van een auto. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte niet wettig en overtuigend bewezen kon worden geacht de bedreiging van de eerste aangever te hebben gepleegd, en heeft hem daarvan vrijgesproken. De advocaat-generaal had in hoger beroep gevorderd dat het vonnis zou worden vernietigd en dat de verdachte zou worden veroordeeld tot een taakstraf en een geldboete. Het hof oordeelde dat de verdachte wel schuldig was aan de vernieling van de auto en het rijden onder invloed, en heeft hem daarvoor veroordeeld tot een geldboete van EUR 1.250,00 en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor zes maanden. Het hof heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, die eerder was veroordeeld voor agressiedelicten. De uitspraak is gedaan in het openbaar en is ondertekend door de rechters en de griffier.

Uitspraak

Rolnummer: 22-005411-08
Parketnummer: 09-413097-08
Datum uitspraak: 8 oktober 2009
TEGENSPRAAK
Gerechtshof te 's-Gravenhage
meervoudige kamer voor strafzaken
Arrest
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank 's-Gravenhage van
6 oktober 2008 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [plaats] op [dag] 1964,
[adres.]
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 24 september 2009.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1: hij op of omstreeks [dag] 2008 te [plaats] [aangever 1] en/of [aangever 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers is/heeft verdachte opzettelijk dreigend met een (getrokken) mes, althans een op een mes gelijkend voorwerp in de richting van die [aangever 1] en/of die [aangever 2] gelopen, althans een (getrokken) mes, althans een op een mes gelijkend voorwerp getoond aan die [aangever 1] en/of die [aangever 2];
2: hij op of omstreeks [dag] 2008 te [plaats] opzettelijk en wederrechtelijk een auto (merk Peugeot, kleur Grijs), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt door toen en daar opzettelijk en wederrechtelijk met een mes, althans een hard voorwerp een of meer kras(sen) op die auto te maken;
3: hij op of omstreeks [dag] 2008 te [plaats] als bestuurder van een voertuig, (auto), dit voertuig heeft bestuurd, na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van zijn adem bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 670 microgram, in elk geval hoger dan 220 microgram, alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn;
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde veroordeeld tot een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van zestig uren, subsidiair dertig dagen hechtenis. Voorts is aan de verdachte ter zake van het onder 3 tenlastegelegde opgelegd een geldboete van EUR 750,00, subsidiair vijftien dagen hechtenis en een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen van zes maanden, met aftrek van de tijd gedurende welke het rijbewijs ingevolge artikel 164 van de Wegenverkeerswet 1994 ingehouden en ingevorderd is geweest.
Daarnaast is de benadeelde partij [aangever 1] niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering tot schadevergoeding.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Omvang van het hoger beroep
De advocaat-generaal heeft desgevraagd ter terechtzitting in hoger beroep als haar standpunt medegedeeld dat wat het Openbaar Ministerie betreft de onder 1 tenlaste-gelegde bedreiging van [aangever 2] niet aan het oordeel van het hof onderworpen is, omdat de verdachte in eerste aanleg van dat feit is vrijgesproken en het Openbaar Ministerie geen hoger beroep heeft ingesteld tegen het vonnis van de politierechter.
Door de verdediging is ter terechtzitting in hoger beroep medegedeeld, dat het hoger beroep niet gericht is tegen de in het vonnis waarvan beroep gegeven vrijspraak van dat feit.
Waar hierna wordt gesproken van "de zaak" of "het vonnis", wordt daarmee bedoeld de zaak of het vonnis voorzover op grond van het vorenstaande aan het oordeel van het hof onderworpen.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Vrijspraak
Ter terechtzitting in hoger beroep is naar het oordeel van het hof met onvoldoende mate van zekerheid komen vast te staan dat de verdachte opzettelijk dreigend met een mes, althans een op een mes gelijkend voorwerp in de richting van [aangever 1] is gelopen, of dat hij een mes, althans een op een mes gelijkend voorwerp heeft getoond aan die [aangever 1].
Deze twijfel dient in het voordeel van de verdachte te gelden.
Het hof acht de onder 1 tenlastegelegde bedreiging van
[aangever 1] mitsdien niet wettig en overtuigend bewezen, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
2: hij op [dag] 2008 te [plaats] opzettelijk en wederrechtelijk een auto (merk Peugeot, kleur Grijs) toebehorende aan [aangever 1], heeft beschadigd door toen en daar opzettelijk en wederrechtelijk met een hard voorwerp krassen op die auto te maken;
3: hij op [dag] 2008 te [plaats] als bestuurder van een voertuig, (auto), dit voertuig heeft bestuurd, na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van zijn adem bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 670 microgram, in elk geval hoger dan 220 microgram, alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn;
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van het onder 2 bewezenverklaarde:
Opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen.
Ten aanzien van het onder 3 bewezenverklaarde:
Overtreding van artikel 8 van de Wegenverkeerswet 1994.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van zestig uren, subsidiair dertig dagen hechtenis. Voorts heeft de advocaat-generaal gevorderd dat aan de verdachte ter zake van het onder 3 tenlastegelegde een geldboete van EUR 750,00, subsidiair vijftien dagen hechtenis en een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen van zes maanden, met aftrek van de tijd gedurende welke het rijbewijs ingevolge artikel 164 van de Wegenverkeerswet 1994 ingehouden en ingevorderd is geweest, zal worden opgelegd.
Het hof heeft de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Blijkens een hem betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 10 september 2009, is de verdachte meermalen veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten, waaronder voor agressiedelicten. Dat heeft hem er kennelijk niet van weerhouden de onderhavige feiten te plegen.
Het hof is - alles overwegende en gelet op de generale en de speciale preventie - van oordeel dat ter zake van het onder 2 en 3 bewezenverklaarde een geheel onvoorwaarde-lijke geldboete, van na te melden duur, een passende en geboden reactie vormt.
Bij de vaststelling van de geldboete is rekening gehouden met de draagkracht van de verdachte.
Tevens acht het hof het - gelet op de generale en de speciale preventie - passend en geboden aan de verdachte ter zake van het onder 3 bewezenverklaarde een onvoorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen van na te melden duur op te leggen. In het bijzonder gelet op de hoogte van het bij onderzoek geconstateerde alcoholgehalte van verdachtes adem kan naar het oordeel van het hof niet worden volstaan met het opleggen van een voorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen, zoals door de verdediging bepleit. Bovendien is uit het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep gebleken, dat de verdachte over voldoende alternatieve mogelijkheden beschikt om zijn bedrijfsvoering tijdens de ontzegging van de rijbevoegdheid voort te zetten.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 23, 24, 24c, 57 en 350 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 8, 176 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep - voorzover aan het oordeel van het hof onderworpen - en doet opnieuw recht.
Verklaart niet bewezen dat de verdachte de onder 1 tenlastegelegde bedreiging van [aangever 1] heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat de verdachte het onder 2 en 3 tenlastegelegde, zoals hierboven omschreven, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen terzake meer of anders is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezenverklaarde de hierboven vermelde strafbare feiten oplevert.
Verklaart de verdachte strafbaar ter zake van het bewezenverklaarde.
Veroordeelt de verdachte tot het betalen van een geldboete van EUR 1.250,00 (duizend tweehonderdvijftig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de tijd van 22 (tweeëntwintig) dagen.
Ontzegt de verdachte ter zake van het feit onder 3 bewezenverklaarde de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de tijd van 6 (zes) maanden.
Bepaalt dat de duur van de ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen bij de tenuitvoerlegging van deze bijkomende straf wordt verminderd met de tijd gedurende welke het rijbewijs ingevolge artikel 164 van de Wegenverkeerswet 1994 ingehouden en ingevorderd is geweest.
Dit arrest is gewezen door mr. N. Schaar, mr. A.S.M. Horstink en mr. N. Zandbergen, in bijzijn van de griffier mr. C. Hol.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 8 oktober 2009.
-