Rolnummer: 22-003813-08
Parketnummers: 10-662471-08 en 10-663585-05 (TUL)
Datum uitspraak: 8 oktober 2009
TEGENSPRAAK
Gerechtshof te 's-Gravenhage
meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Rotterdam van 16 juli 2008 en de van dat vonnis deel uitmakende beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging in de strafzaak tegen de verdachte:
[VERDACHTE],
geboren te [plaats] op [dag] 1973,
[adres.]
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 24 september 2009.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1: hij op of omstreeks [dag] 2007 te [plaats], op of aan de openbare weg, de [aanduiding], in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer], welk geweld bestond uit het meermalen, althans éénmaal, (telkens) slaan met een paraplu, althans een scherp voorwerp, op/tegen het lichaam;
2: hij op of omstreeks [dag] 2007 te [plaats], tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) een paraplu en/of een klewang voorhanden gehad en/of getoond en/of voorgehouden en/of (vervolgens) heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader achter die [slachtoffer] aangerend;
3: hij op of omstreeks [dag] 2007 te [plaats], alleen, althans tezamen en in vereniging met (een) ander(en), op de openbare weg, namelijk de [aanduiding] (een) wapen als bedoeld in artikel 2 lid 1 Categorie IV onder 7 van de Wet wapens en munitie, te weten - een wapen als bedoeld in artikel 2 lid 1 Categorie IV onder 7 van de Wet wapens en munitie, te weten een klewang - zijnde een voorwerp waarvan, gelet op de aard en/of de omstandigheden waaronder dit voorwerp werd aangetroffen, redelijkerwijs kon worden aangenomen dat het voor geen ander doel was bestemd dan om letsel aan personen toe te brengen, of te dreigen, - heeft gedragen;
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van drie maanden. Voorts is beslist op de vordering tot tenuitvoerlegging ex artikel 14g van het Wetboek van Strafrecht met parketnummer 10-663585-05.
De verdachte heeft tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1: hij op [dag] 2007 te [plaats], op de openbare weg, de [aanduiding], openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer], welk geweld bestond uit het slaan met een paraplu tegen het lichaam;
2: hij op [dag] 2007 te [plaats], tezamen en in vereniging met een ander [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers hebben verdachte en zijn mededader een paraplu en een klewang getoond en (vervolgens) hebben verdachte en zijn mededader achter die [slachtoffer] aangerend;
3: hij op 03 november 2007 te [plaats], op de openbare weg, namelijk [aanduiding] een wapen als bedoeld in artikel 2 lid 1 Categorie IV onder 7 van de Wet wapens en munitie, te weten een klewang - zijnde een voorwerp waarvan, gelet op de aard en de omstandigheden waaronder dit voorwerp werd aangetroffen, redelijkerwijs kon worden aangenomen dat het voor geen ander doel was bestemd dan om letsel aan personen toe te brengen, of te dreigen -, heeft gedragen;
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van het onder 1 bewezenverklaarde:
Openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.
Ten aanzien van het onder 2 bewezenverklaarde:
Medeplegen van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
Ten aanzien van het onder 3 bewezenverklaarde:
Handelen in strijd met artikel 27, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het onder 1 en 2 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van honderdenveertig uren, subsidiair zeventig dagen hechtenis en dat de verdachte ter zake van de onder 3 tenlastegelegde overtreding een geldboete van EUR 65,00, subsidiair één dag hechtenis zal worden opgelegd. De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting medegedeeld dat zij de in haar visie aan de orde zijnde overschrijding van redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 EVRM in haar vordering heeft verdisconteerd.
Het hof heeft de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging, zoals in de bewezenverklaring nader omschreven. Dit is een ernstig feit, waardoor de openbare orde is verstoord.
Daarnaast hebben de verdachte en zijn mededader het slachtoffer van vorenbedoelde openlijke geweldpleging bedreigd door het slachtoffer een paraplu en een klewang te tonen en achter hem aan te rennen. Dit is een ergerlijk feit, dat gevoelens van angst en onrust teweegbrengt bij het slachtoffer en in de samenleving.
Blijkens een hem betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 10 september 2009, is de verdachte meermalen veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten, waaronder geweldsmisdrijven. Dat heeft hem er kennelijk niet van weerhouden de onderhavige feiten te plegen.
In beginsel acht het hof een onvoorwaardelijke gevangenisstraf ter zake van de onder 1 en 2 bewezenverklaarde misdrijven een passende reactie.
Ter terechtzitting in hoger beroep is komen vast te staan dat de verdachte thans een tijdelijke arbeidsovereenkomst heeft en dat hij stappen heeft ondernomen om tot een verlenging van bedoelde overeenkomst te komen dan wel elders emplooi te vinden.
Het hof is - alles overwegende en gelet op de generale en de speciale preventie - van oordeel dat ter zake van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde een geheel onvoorwaarde-lijke taakstraf in de vorm van een werkstraf van navermelde duur een passende en geboden reactie vormt.
Terzake van de onder 3 bewezenverklaarde overtreding zal het hof aan de verdachte een geldboete van navermelde hoogte opleggen, waarbij het hof rekening heeft gehouden met verdachtes draagkracht.
Het hof is van oordeel dat - gelet op de omstandigheid dat deze zaak waarin op 16 juli 2008 hoger beroep is ingesteld, na binnenkomst ter griffie van het gerechtshof op 27 april 2009 voortvarend is behandeld – geen sprake is een overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 EVRM.
Vordering tenuitvoerlegging
Bij vonnis van de politierechter te Rotterdam van 18 juli 2006 onder parketnummer 10-663585-05 is de verdachte onder meer veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twee maanden, met bevel dat die gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd onder de algemene voorwaarde dat de verdachte zich vóór het einde van de proeftijd van twee jaren niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep gepersisteerd bij de in eerste aanleg ingediende vordering tot tenuitvoerlegging in dier voege dat zij heeft gevorderd dat het hof in plaats van de door de eerste rechter opgelegde gevangenisstraf van twee maanden een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van honderdentwintig uren zal gelasten.
In hoger beroep is komen vast te staan, dat de verdachte de genoemde algemene voorwaarde niet heeft nageleefd. De verdachte heeft immers de in de onderhavige strafzaak bewezenverklaarde feiten begaan terwijl de hiervoor bedoelde proeftijd nog niet was verstreken.
De vordering van het openbaar ministerie tot tenuitvoerlegging van die niet-tenuitvoergelegde straf is derhalve gegrond.
In plaats daarvan zal het hof evenwel - gelet op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken - een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van honderdentwintig uren gelasten.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 9, 22c, 22d, 23, 24, 24c, 47, 57, 62, 141 en 285 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 27 en 54 van de Wet wapens en munitie, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde, zoals hierboven omschreven, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen terzake meer of anders is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezenverklaarde de hierboven vermelde strafbare feiten oplevert.
Verklaart de verdachte strafbaar ter zake van het bewezenverklaarde.
Veroordeelt de verdachte ter zake van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde tot een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van 100 (honderd) uren, te vervangen door hechtenis voor de tijd van 50 (vijftig) dagen voor het geval die taakstraf niet naar behoren wordt verricht.
Veroordeelt de verdachte ter zake van het onder 3 bewezenverklaarde tot het betalen van een geldboete van EUR 65,00 (vijfenzestig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de tijd van
1 (één) dag.
Wijst de vordering tot tenuitvoerlegging toe, in die zin dat in plaats van de tenuitvoerlegging van de straf, voorzover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter te Rotterdam van 18 juli 2006 onder parketnummer 10-663585-05, te weten een gevangenisstraf voor de duur van twee maanden, een taakstraf in de vorm van een werkstraf wordt gelast voor de duur van
120 (honderdtwintig) uren,
te vervangen door hechtenis voor de duur van 60 (zestig) dagen voor het geval die werkstraf niet naar behoren wordt verricht.
Dit arrest is gewezen door mr. N. Schaar, mr. A.S.M. Horstink en mr. N. Zandbergen, in bijzijn van de griffier mr. C. Hol.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 8 oktober 2009.