ECLI:NL:GHSGR:2009:BK4647

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
24 november 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.037.353-01
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlof conservatoir beslag en begroting van de vordering in hoger beroep

In deze zaak heeft Maeslanden Beheer & Exploitatie B.V. hoger beroep ingesteld tegen een beschikking van de voorzieningenrechter van de rechtbank Rotterdam, waarin verlof tot het leggen van conservatoir beslag werd verleend, maar de vordering van Maeslanden aanzienlijk lager werd begroot dan verzocht. Maeslanden vorderde een bedrag van € 177.000,00, bestaande uit onbetaalde huur, (buiten)gerechtelijke kosten en boetes, terwijl de voorzieningenrechter de vordering begrootte op € 35.000,00. De zaak draait om een huurovereenkomst tussen Maeslanden en Beychevelle c.s., waarbij Beychevelle c.s. huurachterstanden had en Maeslanden verzocht om beslag te leggen op een woonhuis dat aan Beychevelle c.s. was verkocht door een zustervennootschap, Masosté Monumenten B.V.

Tijdens de zitting hebben beide partijen hun standpunten toegelicht. Maeslanden stelde dat de boete die in de huurovereenkomst was opgenomen, niet gematigd kon worden, terwijl Beychevelle c.s. betwistte dat de boete voor toewijzing in aanmerking kwam. Het hof oordeelde dat de voorzieningenrechter summier onderzoek had gedaan en dat de begroting van de vordering op € 35.000,00 redelijk was, gezien de omstandigheden van de zaak. Het hof bekrachtigde de beschikking van de voorzieningenrechter en veroordeelde Maeslanden in de kosten van het hoger beroep.

De uitspraak benadrukt de noodzaak van een zorgvuldige afweging van de belangen van partijen en de toepassing van de relevante juridische bepalingen, zoals artikel 6:92 en 6:94 BW, bij de beoordeling van boetebedingen en de begroting van vorderingen in het kader van conservatoir beslag.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-GRAVENHAGE
Sector handel
Zaaknummer : 200.037.353/01
Rekestnummer rechtbank : 332243 / 09-1636
beschikking van de negende civiele kamer d.d. 24 november 2009
inzake
Maeslanden Beheer & Exploitatie B.V.,
gevestigd te Maassluis,
verzoekerster in hoger beroep,
hierna te noemen: Maeslanden,
advocaat: mr. S.F. van der Meer te Rotterdam,
tegen
1. V.O.F. Beychevelle,
gevestigd te Maassluis,
2. [verweerder sub 2],
wonende te [woonplaats],
3. [verweerder sub 3],
wonende te [woonplaats],
verweerders in hoger beroep,
hierna gezamenlijk te noemen: Beychevelle c.s.,
advocaat: mr. J.A.M. van de Sande te Maassluis.
Het geding
Bij beroepschrift, ter griffie ingediend op 30 juni 2009, is Maeslanden in hoger beroep gekomen van de beschikking gegeven tussen partijen door de voorzieningenrechter van de rechtbank Rotterdam. In het beroepschrift heeft Maeslanden één grief aangevoerd tegen de beschikking. Bij verweerschrift, ter griffie ingediend op 7 september 2009, heeft Beychevelle c.s. deze grief bestreden. Bij brief van 25 september 2009 heeft Maeslanden twee aanvullende producties in het geding gebracht. Ter zitting hebben partijen hun standpunten mondeling doen toelichten door hun advocaten, waarbij de advocaat van Maeslanden pleitaantekeningen heeft overgelegd. Beychevelle c.s. heeft ter zitting twee aanvullende producties in het geding gebracht.
Beoordeling van het hoger beroep
1. In deze zaak gaat het kort gezegd om het volgende.
1.1 Beychevelle c.s. huurt van Maeslanden de bedrijfsruimte aan de [adres] te Maassluis. De huurovereenkomst van 27 januari 2007 bepaalt onder meer dat de huurbetalingen maandelijks voor of op de eerste dag van iedere maand waarop de huurbetaling betrekking heeft betaald moeten worden. De huurovereenkomst bevat voorts het volgende boetebeding:
"Bij overtreding van één of meerdere bepalingen door huurder en of te late betaling van de huurpenning vergoed huurder aan verhuurder een zonder rechtelijke tussenkomst opeisbare boete van € 150,= per overtreding per kalanderdag."
1.2 Beychevelle c.s. heeft de huur over de maanden april, mei en juni 2009 niet voldaan, en die over de maanden december 2007, januari 2008, april t/m oktober 2008 en december 2008 t/m maart 2009 te laat.
1.3 Masosté Monumenten B.V. (verder "Masosté"), een zustervennootschap van Maeslanden, is bij kort geding vonnis van 4 juni 2009 kort gezegd veroordeeld tot afname van het door Masosté van Beychevelle c.s. gekochte woonhuis aan de [adres] te Maassluis tegen betaling van de overeengekomen koopsom, een en ander binnen 14 dagen na betekening van dat vonnis en onder last van een dwangsom. Het vonnis is op 9 juni 2009 aan Masosté betekend. Het woonhuis werd door Beychevelle c.s. aan Masosté verkocht in combinatie met de naastgelegen monumentale boerderij waarin het restaurant "De Ridderhof" is gevestigd. Daarbij werd tussen partijen een lagere koopprijs dan de werkelijke waarde afgesproken voor het restaurant, en een te hoge kooprijs voor het woonhuis. Masosté had het restaurantgedeelte wel afgenomen, in november 2007.
1.5 [B] is (indirect) aandeelhouder van Masosté en Maeslanden, alsmede bestuurder van Masosté. Tot 4 april 2009 was [B] ook enig bestuurder van Maeslanden. Sindsdien is zijn dochter, [...], enig bestuurder van Maeslanden, die verder geen werknemers heeft.
1.6 Maeslanden heeft bij verzoekschrift van 16 juni 2009 aan de voorzieningenrechter van de rechtbank Rotterdam verlof gevraagd tot het leggen van conservatoir verhaalsbeslag op het onder 1.3 genoemde woonhuis. In dat kader heeft zij verzocht haar vordering te begroten op € 177.000,00. Daartoe heeft zij gesteld dat haar vordering bestaat uit drie maanden onbetaalde huur ten bedrage van in totaal € 7.284,87, € 8.914,95 aan (buiten)gerechtelijke kosten en € 120.000,00 aan verschuldigde boetes, een en ander vermeerderd met 30%. De door Maeslanden gevorderde boetes zien zowel op de onbetaald gelaten huurpenningen voor april, mei en juni 2009, als op te late huurbetalingen in eerdere maanden vanaf december 2007.
1.7 Bij de bestreden beschikking heeft de voorzieningenrechter het verzochte verlof verleend, met begroting van de vordering op € 35.000,00.
2. In hoger beroep verzoekt Maeslanden vernietiging van de beschikking waarvan beroep, voor zover het verzoek van Maeslanden tot het verlenen van verlof is afgewezen en voor het overige de beschikking in stand te laten. Voorts verzoekt Maeslanden haar vordering alsnog te begroten op € 177.000,00 en haar verzoek alsnog geheel toe te wijzen, met veroordeling, uitvoerbaar bij voorraad, van Beychevelle c.s. in de kosten van het hoger beroep.
2.1 Het hof begrijpt het verzoek van Maeslanden aldus, dat zij in hoger beroep komt van de door de voorzieningenrechter bij het verleende verlof gegeven nevenbeslissing, waarbij de voorzieningenrechter de vordering van Maeslanden aanzienlijk lager heeft begroot dan door Maeslanden verzocht. Het hof acht Maeslanden ontvankelijk in haar hoger beroep tegen die afwijzende nevenbeslissing. Artikel 700 lid 2 Rv bepaalt dat tegen een krachtens dat lid gegeven verlof geen hogere voorziening is toegelaten. Tegen het gegeven verlof zelf komt Maeslanden in hoger beroep evenwel niet op, maar zij richt haar grief tegen de gedeeltelijke afwijzing van de daarbij horende begroting van de vordering. Daartoe stelt Maeslanden kort gezegd dat summier onderzoek als bedoeld in artikel 700 lid 2 Rv geen aanleiding kan geven tot de conclusie dat de vordering van Maeslanden slechts moet worden begroot op € 35.000,00.
2.2 Beychevelle c.s. heeft als meest verstrekkende verweer naar voren gebracht dat Maeslanden geen belang (meer) heeft bij haar verzoek, nu de voorzieningenrechter van de rechtbank Rotterdam bij vonnis van 7 juli 2009 kort gezegd opheffing van het onderhavige conservatoir beslag heeft bevolen onmiddellijk voorafgaand aan de overdracht van het woonhuis aan Masosté, tegen de onmiddellijk op die overdracht volgende zekerheidstelling door Beychevelle c.s. door storting van een bedrag ter hoogte van € 35.000,00 op de kwaliteitsrekening van de notaris. Tegen dat vonnis heeft Maeslanden geen hoger beroep ingesteld, zodat daaraan inmiddels gezag van gewijsde toekomt.
2.3 Naar het oordeel van het hof heeft Maeslanden nog steeds belang bij hetgeen zij thans in hoger beroep verzoekt. De begroting van de vordering bij het verlof tot het leggen van conservatoir beslag dient immers mede ter bepaling van de hoogte van de zekerheid waartegen opheffing van het beslag kan worden bevolen in een procedure als bedoeld in artikel 705 Rv. De toepassing van dit uitgangspunt heeft er in de onderhavige kwestie feitelijk toe geleid dat de voorzieningenrechter in het vonnis van 7 juli 2009 heeft overwogen dat de te stellen zekerheid niet hoger behoeft te zijn dan het bedrag waarop de vordering in het kader van artikel 700 lid 2 Rv is begroot. Maeslanden heeft ter zitting verklaard dat zij voornemens is met een beschikking van het hof, indien daarin haar vordering op een hoger bedrag dan € 35.000,00 wordt begroot, een nieuw conservatoir beslag te doen leggen. Haar belang is daarmee gegeven.
2.4 Vervolgens is de inhoudelijke beoordeling van de door Maeslanden opgeworpen grief aan de orde. Het uitgangspunt is dat de voorzieningenrechter op een verzoek als bedoeld in artikel 700 Rv beslist na summier onderzoek.
2.5 Het is met name de verschuldigdheid van de in de huurovereenkomst bedongen contractuele boete die partijen verdeeld houdt. Kort gezegd meent Beychevelle c.s. dat de vordering tot betaling van de boete niet voor toewijzing in aanmerking komt, nu Maeslanden op grond van artikel 6:92 lid 1 BW niet zowel nakoming van de huurbetaling als betaling van een boete kan vorderen. Voorts betwist Beychevelle c.s. de berekening van de hoogte van de boete. Tot slot stelt Beychevelle c.s. dat verbeurte van de boete naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is.
2.6 Op grond van het bepaalde in artikel 6:94 lid 1 BW kan de rechter een bedongen boete slechts kan matigen indien de billijkheid dit klaarblijkelijk eist. Daarbij zal de rechter niet alleen moeten letten op de verhouding tussen de werkelijke schade en de hoogte van de boete, maar ook op de aard van de overeenkomst, de inhoud en de strekking van het beding en de omstandigheden waaronder het is ingeroepen (HR 27 april 2007, LJN AZ6638, NJ 2007/262).
2.7 Met de voorzieningenrechter acht het hof het voorshands onaannemelijk dat de gevorderde boete in de bodemprocedure geheel zal worden toegewezen. Het hof acht in dat verband de volgende omstandigheden van belang. Uit het door Maeslanden overgelegde betalingsoverzicht blijkt dat de betalingsachterstand is aangevangen in de periode december 2007, kort nadat Masosté tekortschoot in haar verplichting om (ook) het onder 1.3 genoemde woonhuis af te nemen. Onweersproken is voorts dat voor het bijbehorende restaurantgedeelte, dat door Masosté wel is afgenomen, een te lage koopprijs is afgesproken, welk verschil werd gecompenseerd in de navenant hogere koopprijs van het woonhuis. Door Maeslanden is onvoldoende weersproken dat de betalingsproblemen bij Beychevelle c.s. in belangrijke mate zijn veroorzaakt doordat Masosté haar verplichtingen uit de voornoemde koopovereenkomst niet nakwam, waardoor Beychevelle c.s. geconfronteerd werd met dubbele lasten. Maeslanden heeft weliswaar gesteld dat Beychevelle c.s. kennelijk niet in financiële problemen zat, aangezien hij geïnvesteerd zou hebben in een nieuwe horecaonderneming te Maassluis, maar niet is gebleken dat Beychevelle c.s. deze nieuwe horecaonderneming uit eigen middelen heeft gefinancierd.
2.8 Maeslanden heeft aangevoerd dat zij niet vereenzelvigd kan worden met Masosté. In de afweging of de billijkheid matiging van de boete klaarblijkelijk eist, acht het hof het evenwel van belang dat Masosté en Maeslanden binnen hetzelfde concern opereren, met [B] die (indirect) enig aandeelhouder is. Van een verschil van inzicht over de te volgen koers tussen [B] en zijn dochter is niets gesteld of gebleken. Daar komt bij dat de twee vennootschappen tot voor kort dezelfde bestuurder hadden. De gedragingen van Masosté kunnen in dat licht niet geheel los worden gezien van de gedragingen van Maeslanden. Zo er al geen sprake is van verwevenheid van de vennootschappen, dan toch wel van verwevenheid van de (uiteindelijke) belangen van die vennootschappen.
2.9 Gezien de hiervoor genoemde omstandigheden waaronder het boetebeding is ingeroepen, en mede in aanmerking genomen dat de gevorderde boete in verhouding tot de relevante achterstallige huurbedragen extreem hoog is, acht het hof het voldoende aannemelijk dat de rechter in een bodemprocedure zal oordelen dat de billijkheid matiging van de boete klaarblijkelijk eist. De begroting van de voorzieningenrechter van de vordering op € 35.000,- komt het hof redelijk voor. Daarbij speelt een rol dat de overwaarde op de woning minder is dan voormeld bedrag, immers, onweersproken is dat de hypotheeknemer deels moest "opstaan" om dit bedrag voor een zekerheidsdepot te kunnen vrijmaken. Derhalve zal de bestreden beschikking door het hof worden bekrachtigd. Als de in het ongelijk te stellen partij zal Maeslanden worden veroordeeld in de kosten van het hoger beroep.
Beslissing
Het hof:
bekrachtigt de bestreden beschikking;
veroordeelt Maeslanden in de kosten in hoger beroep, tot op heden aan de zijde van Beychevelle c.s. begroot op € 313,00 aan verschotten en € 1.788,00 aan salaris advocaat.
Deze beschikking is gegeven door mrs. M.H. van Coeverden, J.W. van Rijkom en K. Aantjes en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 24 november 2009 in aanwezigheid van de griffier.