GERECHTSHOF ’s-GRAVENHAGE
Sector familie
Zaaknummer : 105.004.435/01
Rolnummer Rechtbank : 104/02
arrest van de familiekamer d.d. 17 november 2009
[de man],
wonende te [adres],
appellant tevens incidenteel geïntimeerde,
hierna te noemen: de man,
advocaat: mr. H.J.A. Knijff, kantoorhoudende te `s-Gravenhage,
[de vrouw],
wonende te [adres],
geïntimeerde tevens incidenteel appellante,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat: mr. R.W. baron de Vos van Steenwijk, kantoorhoudende te `s-Gravenhage.
Bij exploot van 27 december 2005 is de man in hoger beroep gekomen van het vonnis van 28 september 2005 van de rechtbank Middelburg tussen de partijen gewezen.
Voor de loop van het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar hetgeen de rechtbank daaromtrent in het bestreden vonnis heeft vermeld.
Bij memorie van grieven heeft de man 4 grieven geformuleerd.
Bij memorie van antwoord heeft de vrouw de grieven bestreden, voorts heeft de vrouw 6 grieven geformuleerd.
Bij memorie van antwoord in incidenteel appel heeft de man de grieven van de vrouw bestreden.
De partijen hebben hun procesdossier aan het hof overgelegd en arrest gevraagd.
2. Beoordeling van het hoger beroep
1. Voor zover partijen geen grieven hebben geformuleerd tegen de feiten gaat het hof uit van de feiten zoals deze zijn vastgesteld door de rechtbank.
2. Voor hetgeen de man vordert verwijst het hof naar hetgeen de man daaromtrent in zijn petitum van zijn memorie van grieven heeft gesteld.
3. Voor hetgeen de vrouw vordert verwijst het hof naar hetgeen de vrouw daaromtrent in haar memorie van antwoord tevens houdende incidenteel appel heeft gesteld.
4. Indien mogelijk bespreekt het hof de grieven van het principaal appel en het incidenteel appel gemeenschappelijk.
Wie is eigenaar van de camper.
5. De vrouw stelt in haar eerste grief dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat de camper gemeenschappelijk eigendom is van partijen. De vrouw is van mening dat zij eigenaresse is van de camper, aangezien dit volgt uit de stukken die de zij in eerste aanleg in het geding heeft gebracht. De vrouw verwijst naar: 1) de factuur, 2) de betalingsbewijzen, 3) het tracé van de bedragen waarmede de koopprijs is gefinancierd 4) en de tenaamstelling van het kentekenbewijs.
6. Voorts stelt de vrouw dat zij onder druk de verklaringen van 2 juli 1998 heeft opgemaakt. Uit deze verklaringen volgt dat de man voor de helft de camper heeft betaald en dat hij voor de helft mede-eigenaar is van de camper.
7. De man stelt dat hij voor de helft mede-eigenaar is van de camper en dat hij de camper voor de helft uit eigen middelen heeft betaald. Door de man wordt betwist dat de vrouw gedurende de samenleving onder druk heeft gestaan. Het hof begrijpt hieruit dat de vrouw niet onder druk de betreffende verklaringen heeft ondertekend.
8. Het hof overweegt als volgt. Het hof is op de zelfde gronden als de rechtbank van oordeel dat de camper aan partijen in mede-eigendom toebehoort. Ook in appel wordt door de vrouw niet bestreden dat zij de verklaringen van 2 juli 1998 heeft ondertekend. In deze verklaring is vermeld:
"Ondergetekende [de vrouw, wonende te] [adres] verklaart hierbij dat [de man] voor de helft het eigendomsrecht heeft van de camper type Mirager Sprinter VV, Mercedes 312 2,9 l inclusief alle accessoires zoals beschreven in prijsofferte dd 30/6/98 van [bedrijf X]."
9. Naar het oordeel van het hof heeft de vrouw geen rechtens relevante feiten en
omstandigheden gesteld op grond waarvan de vrouw niet kan worden gehouden aan hetgeen zij op 2 juli 1998 heeft verklaard. Het feit dat de factuur op haar naam staat, de camper eveneens op haar naam is geregistreerd, de betalingsbewijzen op haar naam staat doet daaraan niet af. Haar schriftelijke verklaring zoals hiervoor vermeld in samenhang bezien het de stelling van de man in deze prevaleert. De grief van de vrouw treft derhalve geen doel.
Aan wie moet de camper worden toegedeeld?
10. In eerste aanleg heeft de man gevorderd dat de camper met toebehoren tegen de actuele dagwaarde aan hem wordt toegescheiden, onder vergoeding van de helft van deze waarde aan de vrouw. De vrouw dient dan aan hem het zogenaamde gelijkvormigheidsattest over te dragen binnen een week na de betekening. In eerste aanleg heeft de vrouw gesteld dat zij - voor zover de vrouw niet het uitsluitend eigendom van de camper heeft - er geen bezwaar tegen heeft indien de camper aan de man wordt toegedeeld onder verrekening van de waarde daarvan.
11. In appel heeft de man zijn eis gewijzigd en wel in die zin dat hij geen toedeling meer wenst van de camper. De man verzoekt thans om een machtiging tot verkoop van de camper voor gezamenlijke rekening en vordert dat de vrouw medewerking dient te verlenen aan de verkoop. De man heeft daartoe aangevoerd, dat hoewel de rechtbank bij vonnis van 28 september 2005 heeft bepaald, dat de vrouw diende zorg te dragen voor overschrijving van het kenteken van de camper op naam van de man en tegen overdracht van het gelijkvormigheidsattest aan de man, heeft de vrouw daaraan niet voldaan. De feitelijke situatie is, dat de camper op het terrein van de man staat doch niet door de man kan worden gebruikt.
12. De vrouw maakt bezwaar tegen de wijziging van eis van de man. De man heeft pas in 2007 aan de vrouw kenbaar gemaakt dat hij de camper wenst te verkopen. De camper is volgens de vrouw ongetwijfeld gedaald in waarde en de man wil die waardedaling mede ten laste van de vrouw doen komen.
13. Door de vrouw wordt eveneens bij memorie van antwoord onder punt 6 gesteld dat zij niet is in het bezit van de betreffende papieren. Volgens de vrouw lagen de originele papieren in de kluis van de man en kopieën van de papieren zijn in de camper achtergebleven. Volgens de vrouw heeft de man al die jaren niets gedaan om te onderzoeken op welke wijze het kennelijk zoek geraakte kentekenbewijs kon worden vernieuwd.
14. Het hof overweegt als volgt. Op grond van art 130 Rv is de man bevoegd om zijn eis te wijzigen. Door de wijziging van eis is de vrouw niet in haar verdediging geschaad. Voorts is het hof van oordeel dat de man een redelijk grond aan zijn eiswijziging ten grondslag heeft gelegd. Uit het bestreden vonnis volgt dat de vrouw diende zorg te dragen voor overschrijving van het kenteken van de camper op naam van de man tegen overdracht van het gelijkvormigheidsattest aan de man. Indien de vrouw niet meer over de benodigde papieren beschikte, had het op haar weg gelegen om ervoor zorg te dragen dat de camper op naam van de man kon worden overgeschreven. Een feitelijke gegeven is dat de camper op naam van de vrouw staat en overschrijving op naam van de man noodzakelijk was. Nu de vrouw geen initiatieven heeft genomen tot overschrijving van de camper op naam van de man kan zij onder de gegeven omstandigheden in redelijkheid zich niet verzetten tegen de wijziging van eis van de man en wel in die zin dat de camper moet worden verkocht.
15. Nu partijen niet in staat zijn om in onderling overleg zorg te dragen voor de levering van de camper aan de man acht het hof redelijk en billijk dat de camper wordt verkocht en de opbrengst tussen partijen gelijkelijk wordt verdeeld.
16. De grief van de man treft doel. Gezien het hof heervoor heeft overwogen, behoeft grief 2 van de man geen verdere bespreking. Voorts behoeven geen verdere bespreking de grieven 2 en 3 van de vrouw.
Gemeenschappelijke kosten van de Camper
17. De man is het niet eens met de overweging van de rechtbank dat de met betrekking tot de camper gemaakte kosten - na beëindiging van de samenleving - geheel voor zijn rekening komen aangezien hij in het bezit van de camper is gebleven.
18. De man stelt dat hij bereid is aan de vrouw te voldoen de helft (€ 1.363,01|)van de door haar na de samenleving gemaakte kosten ten behoeve van de camper. De man stelt voorts dat hij aan kosten ten behoeve van de camper heeft gemaakt de somma van € 2.154,32. De helft van deze kosten wenst hij van de vrouw te verkrijgen.
19. De vrouw is van mening dat het volstrekt redelijk is dat de man de kosten die zijn besteed aan de camper - nadat partijen feitelijk gescheiden zijn gaan leven - voor zijn rekening moet nemen. De man was in het bezit van de camper en hij was niet bereid om de camper aan de vrouw af te geven.
20. Het hof overweegt als volgt. Uit artikel 3:172 BW volgt dat de uitgaven ten behoeve van de camper na de periode van samenleving van partijen in beginsel door beide partijen moeten worden gedragen. Door de vrouw is in appel niet bestreden dat de man ten behoeve van de camper een bedrag van € 2.154,32 heeft uitgegeven. Het hof acht het aannemelijk dat de man de afgelopen jaren de camper niet heeft kunnen gebruiken aangezien de camper niet op zijn naam stond en er ernstige fiscale gevolgen konden optreden indien de man de camper wel had gebruikt. Het hof verwijst naar de mogelijke BPM claim. Gezien deze feiten en omstandigheden acht het hof het niet redelijk en billijk dat de man de kosten van de camper als een eigen schuld moet voldoen.
21. Ervan uitgaande dat de man aan de vrouw aan kosten moet vergoeden de somma van € 1.363,01 en de vrouw aan de man aan kosten moet vergoeden de somma van € 2.154,32:2 = € 1.077,16, dient de man nog aan de vrouw te voldoen de somma van € 1.363,01 - € 1.077,16 = € 285,85.
Huishoudkosten en sigaretten
22. Het hof begrijpt de grief van de vrouw als dus, dat zij op de man nog een vordering heeft uit hoofde van de kosten van de huishouding van € 2.477. Op het bedrag van € 2.477 was reeds in mindering gebracht de kosten van de sigaretten die de man voor de vrouw heeft betaald.
23. Ter zake de kosten van de huishouding verwijst de vrouw naar productie 13 bij de conclusie van antwoord in reconventie. In deze productie is een bedrag vermeld van Bfrs 200.122 of wel € 4.954.
23. De man stelt dat partijen ter zitting uitdrukkelijk zijn overeengekomen, welk bedrag ter zake de kosten van de huishouding en sigaretten, tussen partijen zou worden voldaan.
24. Het hof overweegt als volgt. Ter zitting van 22 mei 2002 zijn partijen zonder enig voorbehoud met elkaar overeengekomen:
"Met betrekking tot de kosten voor de huishouding erkent de man het gevorderde bedrag van € 2.477. Mevrouw erkent aan de man schuldig te zijn wegens kosten voor sigaretten een bedrag groot € 3.520."
Het hof acht beide partijen gebonden aan hetgeen zij ter zitting van 22 mei 2002 hebben verklaard. Productie 13 van de zijde van de vrouw schept naar het oordeel van het hof niet een zodanig inzicht dat daaruit kan worden afgeleid dat de stelling van de vrouw juist is en dat er door de rechtbank een vergissing is gemaakt. De verklaring die partijen ter zitting in het bijzijn van hun advocaten hebben verklaard, is volstrekt duidelijk. De grief van de vrouw treft derhalve geen doel.
25. De vrouw is het niet eens met de overweging van de rechtbank, dat de man aan de vrouw geen vergoeding behoeft te voldoen voor het gebruik van de Mercedes.
26. Volgens de man heeft de vrouw de Mercedes op eigen initiatief en voor zich zelf aangekocht. De man beschikte ook zelf over een auto. Door de man wordt erkend dat hij bij tijd en wijle wel gebruik maakte van de auto, maar is de auto nooit als zijn eigendom gaan beschouwen.
27. Het hof overweegt als volgt. Uit de gewisselde stukken volgt dat de vrouw eigenaresse was van de Mercedes. Voorts volgt uit de gewisselde stukken dat partijen een affectieve relatie met elkaar hebben gehad. Gezien vorenstaande feiten en omstandigheden is er geen rechtsgrond voor de vrouw aanwezig op grond waarvan zij van de man achteraf een vergoeding kan vragen voor het gebruik dat de man bij tijd en wijle van de Mercedes heeft gemaakt. Gezien de relatie die partijen met elkaar hebben gehad is het normaal dat de man bij tijd en wijle van de Mercedes gebruikte.
28. De grief van de vrouw treft geen doel.
Accessoires in de camper.
28. Bij conclusie na deskundigenbericht tevens houdende vermeerdering van eis heeft de vrouw haar eis vermeerderd ter zake accessoires. Bij conclusie na deskundigenbericht heeft de man de vordering van de vrouw gemotiveerd bestreden.
29. De man is van mening dat geen van de door de vrouw opgesomde zaken aan te merken is als een accessoire van de camper zelf.
30. De man stelt dat hij de navolgende zaken nooit heeft aangetroffen: videorecorder JVC, drie eenpersoonsdekken met hoezen, omvormer 12-220 V 1500 W Skytrobnic, GPS systeem Maplin.
31. Ter zake de navolgende zaken stelt de man eigenaar te zijn: tuinset, isolatiegordijnen/matten, elektrische barbecue, campeerservies, elektrische pomp, antisliprollen, kussens, lakens, plaids, kookgerei, waterslangen, afvoerslangen, nippels, trekkabels, verlenghaspels, jerrycans, reisgidsen, wegenkaarten en atlas, fietsen, draagtassen en regenbeschermhoezen, voetmatten.
32. Voorts zijn volgens de man een aantal zaken door ouderdom vergaan.
33. De JVC radio heeft de man voor zijn verjaardag van de vrouw gekregen.
34. Het hof overweegt als volgt. Gezien het gemotiveerde verweer van de man kan het hof niet vaststellen of de vrouw eigenaar is van de door haar vermelde goederen en of zij de goederen uit eigen middelen heeft betaald.
35. De vrouw stelt dat het er om gaat dat zij de spullen heeft aangeschaft en betaald en dat de man deze uit de camper heeft gehaald. De vrouw is van mening dat de rechtbank haar tenminste had moeten toelaten tot het bewijs hiervan.
36. Het hof is van oordeel dat de vrouw voldoende specifiek is in het door haar gedane bewijsaanbod. De vrouw zal derhalve worden toegelaten tot het leveren van bewijs dat zij de in punt 2 van haar conclusie na deskundigenbericht tevens houdende vermeerdering van eis vermelde goederen heeft aangeschaft en betaald.
37. De grief van de vrouw treft doel.
bepaalt dat de vrouw wordt toegelaten tot het leveren van bewijs van haar stelling dat zij de in punt 2 van haar conclusie na deskundigenbericht tevens houdende vermeerdering van eis vermelde goederen heeft aangeschaft en betaald;
bepaalt dat partijen binnen 14 dagen na datum van dit arrest bij brief aan de griffier van dit hof hun verhinderdata opgeheven voor het te houden getuigenverhoor;
bepaalt op een nog nader te bepalen datum een getuigenverhoor ten overstaan van een raadsheer-commisris van dit hof;
benoemt tot raadsheer-commissaris mr. C. van Nievelt, vice-president in dit hof;
bepaalt dat de vrouw bij brief aan de griffier van dit hof, tenminste twee weken voor het te houden getuigenverhoor, de namen opgeeft van de te horen getuigen onder gelijktijdig afschrift daarvan aan de advocaat van de wederpartij;
bepaalt dat de vrouw zal zorg dragen voor het de oproeping van de getuigen;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. van Nievelt, Labohm en van Dijk en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 17 november 2009 in aanwezigheid van de griffier.