GERECHTSHOF ’s-GRAVENHAGE
Sector familie
zaaknummer : 105.000.437 en 105.000.447
Rolnummer Rechtbank : 00/2830 en 98/4587
arrest van de familiekamer d.d. 10 november 2009
[de man],
wonende te , Voorburg,
appellant, in de procedures 01/1032 en 01/1103,
hierna te noemen: de man,
advocaat: mr. J.A. van Keulen, kantoorhoudende te `s-Gravenhage
[de vrouw],
wonende te , Voorburg,
geïntimeerde in de procedures 01/1032 en 01/1103,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat: mr. [B.D.W.]. Martens, kantoorhoudende te `s-Gravenhage.
1. Het verdere verloop van het geding
Het hof verwijst naar de tussenarresten van 6 december 2006, 9 januari 2008, 5 maart 2008 en 31 juli 2008, die in deze zaak werden gewezen en waarvan de inhoud hier als herhaald en ingelast dient te worden beschouwd.
De man en de vrouw hebben op 23 september 2008 een akte genomen.
Op 7 oktober 2008 hebben partijen arrest gevraagd.
Eerst begin oktober 2009 hebben de advocaten van partijen hun procesdossier aan het hof overgelegd, derhalve was het hof niet in staat om eerder een eindarrest te wijzen.
2. De verdere beoordeling van het hoger beroep
1. In het tussenarrest van dit hof van 31 juli 2008 heeft het hof in rechtsoverweging 62 aan partijen verzocht om bij akte in het geding te brengen een overzicht van alle aan hen toebehorende rekeningen met de saldi of waarde van de aandelen per 18 november 1998.
2. De man stelt dat hij voor de peildatum van 18 november 1998 al zijn aandelen heeft verkocht voor een verkoopprijs van NLG 49.690,-. De verkoopopbrengst heeft hij voor 18 november 1998 volledig uitgegeven aan diverse kosten.
3. In productie 9 bij de conclusie van dupliek in conventie, tevens conclusie van repliek in reconventie, tevens akte houdende vermeerdering van eis heeft de man aangeven welke aandelen hij heeft verkocht alsmede heeft hij het tijdstip van de verkoop aangegeven.
4. De vrouw heeft gesteld dat de aandelen in het OHRA-aandelenfonds nog niet waren verkocht op de peildatum, maar dit volgt niet uit de producties waarnaar de vrouw verwijst ter onderbouwing van haar stelling. Voorts volgt uit de opmerkingen en gevraagde inlichtingen naar aanleiding van het tussenvonnis inzake van Twist/Evers van de zijde van de vrouw dat door de vrouw wordt erkend dat de man in 1998 en wel voor de peildatum voor een totaal bedrag van NLG 49.690 ,- aan aandelen heeft verkocht.
5. Naar het oordeel van het hof heeft de vrouw niet aannemelijk gemaakt dat er op de peildatum van 18 november 1998 aan de zijde van de man nog aandelen tot het te verrekenen vermogen behoorde.
6. Het feit dat de man in het verleden meer aandelen heeft gehad is voor de vaststelling van de verrekeningsvordering niet relevant. Relevant is slechts welke aandelen tot het te verrekenen vermogen behoren op de peildatum. Het hof acht het aannemelijk dat de man op de peildatum geen aandelen meer had.
7. De man heeft per peildatum aangegeven wat de hoogte was van de saldi van zijn bank en of giro rekeningen. De rekeningen waren:
1. girorekening 1291203 - NLG 943,22
2. girorekening 4643099 - NLG 901,93
3. ING rekening 66.50.27.982 NLG 147,47
4. ING rekening 66.50.28.078 NLG ----------
5. OHRA rekening 26.80.41.490 NLG 204,48
6. Staalrekening 63.82.47.020 - NLG 396,67
7. Totaal NLG 1.889,87
8. De man heeft de saldi aangetoond door het in het geding brengen van bankafschriften en of brieven van de betreffende bankinstellingen. Zie productie 9 bij de conclusie van dupliek in conventie, tevens conclusie van repliek in reconventie, tevens akte houdende vermeerdering van eis.
9. Volgens de man bedroeg op de peildatum het saldo van de gemeenschappelijke rekening van partijen bij de RABO rekeningnummer 36.59.31.365 – NLG 2.894,92.
10. De man stelt dat het saldo van de spaarloonregeling op de peildatum bedroeg NLG 6.503,-.
11. De vrouw stelt dat het saldo van de spaarloonregeling bedroeg NLG 13.055,-.
12. Het hof overweegt. Uit de brief van OHRA van 17 november 1999 volgt dat het saldo van de spaarloonregeling op 18 november 1998 NLG 6.503,- bedroeg. Het hof zal derhalve van dit bedrag uitgaan.
Plusrekening van de vrouw
13. Volgens de vrouw bedroeg het saldo op deze plusrekening NLG 12.129,86. De vrouw heeft gesteld dat dit saldo afkomstig is van schenkingen die zij van haar moeder heeft verkregen.
14. Uit het betoog van de man volgt dat hij betwist dat het saldo van deze rekening afkomstig is van schenkingen van de moeder. De man is van mening dat het saldo tot het te verrekenen vermogen behoort.
15. Naar het oordeel van het hof heeft de vrouw onvoldoende haar stelling onderbouwd dat het saldo van haar rekening afkomstig is uit schenkingen van haar moeder. Van de vrouw had in redelijkheid mogen worden verlangd dat zij exact had aangegeven wanneer zij de schenkingen van haar moeder had verkregen en hoe deze hebben geleid tot het banksaldo per 18 november 1998. Nu zij dit niet heeft gedaan komt dit voor haar rekening en risico.
Berekening te verrekenen bedrag met betrekking tot de banksaldi
16. Ter zake de saldi moet volgens de man in de verrekening worden betrokken een bedrag van NLG 10.858,-. Voor de berekeningswijze verwijst het hof naar de brief van de man van 7 februari 2001. Gezien hetgeen hof hiervoor heeft overwogen kan het hof zich vinden in de berekening van de man. De man dient derhalve aan de vrouw te voldoen de somma van
NLG 5.429,- of wel € 2.463,-.
17. De vrouw dient aan de man te voldoen de helft het saldo van haar plusrekening zoals hiervoor overwogen. Nu de man van een saldo uitgaat van NLG 11.791,- - hetgeen lager is dan de vrouw zelf opgeeft - betekent dit dat de vrouw aan de man moet voldoen de somma van NLG 5.895,- of wel € 2.675,-.
18. De netto opbr[gelegen te Voorburg]] bedroeg € 503.057,51. Beide partijen zijn gelijk gerechtigd, zoals het hof heeft overwogen in het tussenarrest van 21 juli 2008. Aan de man en de vrouw komt ieder toe de somma van
€ 251.529,-.
19. De vrouw heeft inmiddels ontvangen € 302.579,-. De vrouw heeft derhalve meer ontvangen dan waartoe zij gerechtigd is.
20. Op grond van hetgeen het hof heeft overwogen heeft de vrouw op de man een vordering van:
1. Uit hoofde van de erfenis NLG 91.430,- € 41.489,-
2. Verrekening aflossing hypothecaire
geldlening pand Amsterdam NLG 22.275,- € 10.108,-
3. De helft van het huwelijkscadeau NLG 2.300,- € 1.044,-
4. Banksaldi NLG 5.429,- € 2.463,-
5. Totaal NLG 121.434,- € 55.104,-
21. Op grond van hetgeen het hof heeft overwogen heeft de man op de vrouw een vordering van:
1. Aflossing hypothecaire geldlening (pand Voorburg)
Rabo Bank van NLG 15.365,- € 6.972,-
2. Aflossing lening moeder € 34.034,-
3. Banksaldi € 2.675,-
4. Totaal € 43.681,-
22. Per saldo dient de man aan de vrouw te voldoen:
Vordering vrouw op man € 55.104,-
Minus
Vordering man op vrouw € 43.681,-
Te voldoen door de man € 11.423,-
23. De vrouw heeft reeds ontvangen een bedrag van € 302.579,-. Krachtens de verdeling van
de netto verkoopopbrengst was de vrouw gerechtigd op € 251.529,-. De vrouw heeft dus een
bedrag te veel ontvangen van € 51.050,- in het kader van de verdeling.
24. Op basis van dit arrest heeft de vrouw nog te vorderen van de man € 11.423,-; per saldo dient de vrouw derhalve aan de man te voldoen € 51.050,- - € 11.423,- = € 39.627,-.
25 Bij akte na tussenarrest ter rolle van 31 januari 2008, gehecht aan de brief van de man van 28 januari 2008, heeft de man terugbetaling gevorderd van het voorschot van
€ 51.050,- te vermeerderen met de wettelijke rente. Het hof begrijpt de vordering van de man aldus dat hij de wettelijke rente wenst te verkrijgen terzake het bedrag dat hij van de vrouw te vorderen heeft. De vrouw heeft zich verzet tegen de vordering van de man tot betaling van de wettelijke rente.
26. Het hof overweegt dat, zolang de vorderingen tussen partijen niet zijn vastgesteld, één van de partijen niet in verzuim kan raken, zodat de wettelijke rente niet is verschuldigd. Het hof zal derhalve de vordering tot betaling van de wettelijke rente toewijzen met ingang van de datum van dit arrest.
Rechtbankvonnis 18 juli 2001 rolnummer 00/2830
27. In dit vonnis heeft de rechtbank bevolen dat de verdeling van de woning [gelegen te Voorburg] zal plaatsvinden door verdeling van de netto-opbrengst van de voormelde onroerende zaak nadat de onroerende zaak ten overstaan van de hierna te benoemen notaris in het openbaar zal zijn verkocht op de door de notaris vast te stellen wijze en met inachtneming van de door hem als zodanig erkende plaatselijke gebruiken, waarbij aan de man 48% van de netto-opbrengst toekomt en aan de vrouw 52%.
28. Dit vonnis moet worden vernietigd voor zover daarbij is bepaald dat de netto verkoop opbrengst moet worden verdeeld 48 % aan de man en 52 % aan de vrouw.
29. Het hof is van oordeel dat beide partijen gelijk gerechtigd zijn in de opbrengst zodat dit vonnis zal worden vernietigd.
Rechtbankvonnis 18 juli 2001 rolnummer 98/4587.
30. Dit vonnis dient te worden vernietigd voor zover de man is veroordeeld om aan de vrouw te betalen de somma van NLG 225.391,-.
31. Gezien het feit dat partijen ex-echtgenoten zijn acht het hof het redelijk en billijk om de proceskosten van dit hoger beroep tussen partijen te compenseren en wel in die zin dat ieder der partijen zijn eigen proceskosten draagt.
vernietigt het vonnis door de rechtbank te `s-Gravenhage tussen de partijen gewezen op 18 juli 2001 onder rolnummer 00/2830 voor zover daarbij is bepaald dat de netto opbrengst van de woning [gelegen te Voorburg] moet worden verdeeld in dier voege 48 % daarvan aan de man en 52 % daarvan aan de vrouw toekomt, en in zoverre opnieuw rechtdoende:
bepaalt dat de netto verkoopopbrengst van de woning [gelegen te Voorburg] gelijkelijk tussen partijen moet worden verdeeld;
vernietigt het vonnis door de rechtbank te `s-Gravenhage tussen de partijen gewezen op 18 juli 2001 onder rolnummer 98/4587 voor zover daarbij de man is veroordeeld om aan de vrouw te voldoen de somma van NLG 225.391,-
(€ 102.277,98), en in zoverre opnieuw rechtdoende:
veroordeelt de vrouw om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de man te voldoen de somma van € 39.627,- te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van dit arrest;
wijst af hetgeen meer of anders is gevorderd;
compenseert de kosten van het geding in hoger beroep in die zin dat de partijen ieder de eigen kosten dragen.
Dit arrest is gewezen door mrs. Labohm, van Leuven en Mink en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 10 november 2009 in aanwezigheid van de griffier.