ECLI:NL:GHSGR:2009:BK5000

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
7 juli 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.009.471/01
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Rechters
  • A. van den Wildenberg
  • M. Mos-Verstraten
  • H. Husson
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging verblijfplaats van minderjarige kinderen en de onderbouwing van de verzoeken

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 7 juli 2009 uitspraak gedaan in een hoger beroep dat was ingesteld door de vrouw tegen een vonnis van de voorzieningenrechter van de rechtbank 's-Gravenhage. De vrouw, appellante, had in hoger beroep de wijziging van de hoofdverblijfplaats van de minderjarige kinderen verzocht, maar het hof oordeelde dat de redenen die de vrouw had aangevoerd onvoldoende onderbouwd waren. De vrouw had een niet-gedateerd briefje overgelegd, waarvan de authenticiteit niet vaststond, en er bestond twijfel over de echtheid van een in het geding gebrachte e-mail. Het hof oordeelde dat de voorzieningenrechter terecht had beslist dat de kinderen bij de man moesten verblijven en dat het verzoek van de vrouw om de verblijfplaats van de kinderen bij haar te bepalen, werd afgewezen. De vrouw had drie grieven ingediend, maar het hof kwam tot de conclusie dat de vrouw geen nieuwe feiten of omstandigheden had aangedragen die het hof tot een ander oordeel konden brengen. De proceskosten werden gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten droeg. Het hof bekrachtigde het vonnis van de voorzieningenrechter en wees het meer of anders gevorderde af.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-GRAVENHAGE
Sector familie
Zaaknummer : 200.009.471/01
Rolnummer rechtbank : KG 08/620
arrest van de familiekamer d.d. 7 juli 2009
inzake
[de vrouw],
wonende te Voorburg, gemeente Leidschendam-Voorburg,
appellante,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat: mr. E. Schenkius, kantoorhoudend te Leiden,
tegen
[de man],
wonende te Wassenaar,
geïntimeerde,
hierna te noemen: de man,
advocaat: mr. A.J.M.H. de Werd, kantoorhoudend te ’s-Gravenhage.
Het geding
Bij exploot van 26 juni 2008 is de vrouw in hoger beroep gekomen van het vonnis van 30 mei 2008, door de voorzieningenrechter van de rechtbank ‘s-Gravenhage tussen partijen gewezen.
In het bestreden vonnis heeft de voorzieningenrechter, uitvoerbaar bij voorraad, de vrouw veroordeeld om, na betekening van voormeld vonnis de twee minderjarige kinderen van partijen maandag 1 juni 2008 bij de man in diens woning te Wassenaar af te leveren en om de schoolboeken van de kinderen, de cello van [kind 2] en de fietsen van de kinderen aan de man af te geven in diens woning te Wassenaar. Voorts is bepaalt dat iedere partij de eigen kosten draagt en is het meer of anders gevorderde afgewezen.
Voor de loop van het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar hetgeen de voorzieningenrechter daaromtrent in het bestreden vonnis heeft vermeld.
Bij dagvaarding heeft de vrouw tegen het bestreden vonnis drie grieven aangevoerd. De vrouw heeft daarbij gevorderd, uitvoerbaar bij voorraad, gedeeltelijke vernietiging van het vonnis van de voorzieningenrechter van 30 mei 2008 en opnieuw rechtdoende bij arrest, de toegewezen vordering van de man af te wijzen.
Bij conclusie van eis tevens akte overlegging producties heeft de vrouw geconcludeerd overeenkomstig de gronden en middelen vervat in de dagvaarding. Daarbij zijn twee produkties in het geding gebracht.
Bij memorie van antwoord heeft de man een exeptief verweer gevoerd en overigens de grieven bestreden. De man heeft geconcludeerd dat de vrouw niet ontvankelijk in haar vordering zal worden verklaard althans dat de vordering van de vrouw zal worden afgewezen met veroordeling van de vrouw in de proceskosten van de man.
De man heeft zijn procesdossier aan het hof overgelegd en arrest gevraagd.
Beoordeling van het hoger beroep
1. Tegen de feiten zoals door de voorzieningenrechter vastgesteld onder 1 van het bestreden vonnis is niet opgekomen, zodat het hof in dit hoger beroep van die feiten uitgaat.
2. In geschil is de hoofdverblijfplaats van de minderjarige kinderen van de [kind 1] vrouw, [kind 1], geboren [geboortedatum], hi[kind 2]nd 1] en [kind 2], geboren [geboortedatum], hierna:[kind 2], danwel gezamenlijk: de kinderen.
3. De man heeft bij wijze van exceptief verweer opgeworpen dat de vrouw niet ontvankelijk is in haar appel, nu het wijzigen van de hoofdverblijfplaats van kinderen zich niet leent voor een procedure bij de voorzieningenrechter. Het hof gaat aan het verweer voorbij nu de vrouw kennelijk een voorlopige voorziening aangaande de hoofdverblijfplaats van de kinderen verzoekt in afwachting van de beslissing in de bodemprocedure. De vrouw is dan ook ontvankelijk in haar hoger beroep.
4. De eerste grief van de vrouw richt zicht tegen het oordeel van de voorzieningenrechter dat de vrouw onvoldoende heeft onderbouwd dat er redenen zijn om de verblijfplaats van de kinderen, vooruitlopend op de bodemprocedure, te wijzigen. Volgens de vrouw moeten aan de schriftelijke uitlatingen van [kind 1] in het, in het geding gebrachte, briefje, de nadrukkelijke wens van de kinderen bij de vrouw te wonen en hun weigering naar de man terug te gaan op 5 mei 2008, mede gelet op hun leeftijd, voldoende gewicht gehecht worden; het gaat niet om grillig en/of puberaal gedrag van de kinderen. Daarbij komt dat niet is gesteld of gebleken dat het verblijf van de kinderen bij de vrouw strijdig zou zijn met hun belang. Met haar tweede grief maakt de vrouw bezwaar tegen de overweging van de voorzieningenrechter dat de vrouw onvoldoende onderbouwd heeft dat de man de oorzaak is van de gerezen problemen en dat zij de feiten en omstandigheden slechts via de kinderen heeft vernomen. De vrouw heeft van de school en van de behandelend psycholoog van [kind 1] vernomen dat deze de relatie met de man zeer slecht waardeert. De derde grief behelst de klacht dat de voorzieningenrechter niet het belang van de kinderen voorop heeft gesteld. [kind 1] en [kind 2] zijn een steun voor elkaar en dienen niet te worden gescheiden, ook al is het zo dat [kind 2] beter met de situatie kan omgaan dan [kind 1].
5. De grieven lenen zich voor gezamenlijke behandeling. De vrouw heeft geen feiten of omstandigheden gesteld die het hof tot en ander oordeel brengen dan dat van de voorzieningenrechter. De kopie van het handgeschreven briefje dat de vrouw in het geding heeft gebracht, ontbeert afzender en datum; wie het heeft geschreven en wanneer blijven daarmee onbevestigd. Reeds om die reden wordt het gewicht dat de vrouw aan het briefje geeft, door het hof niet gedeeld. Voorts is de authenticiteit van de in het geding gebrachte e-mail van 13 mei 2008 van [kind 1] aan de man, door de man betwist. Gelet op het taalgebruik in de e-mail bezien in relatie tot dat in het hiervoor vermelde briefje, waarvan de vrouw stelt dat het door [kind 1] geschreven is, betwijfelt de man of [kind 1] de werkelijke schrijver is van de e-mail. Met de man is het hof van oordeel dat niet is uit te sluiten dat [kind 1] hulp heeft gehad bij het opstellen van de e-mail; het taalgebruik daarin lijkt niet aan te sluiten bij dat van een 13-jarige jongen. Naar het oordeel van het hof, heeft de voorzieningenrechter terecht en op goede gronden beslist dat de kinderen naar de man moeten worden gebracht en het verzoek van de vrouw, voorlopig de verblijfplaats van de kinderen bij haar te bepalen, afgewezen. Het algemene bewijsaanbod van de vrouw en het voorstel aan het hof [kind 1] zelf te horen, worden gepasseerd nu voor het toelaten van bewijslevering of het horen van minderjarigen in een voorzieningenprocedure geen plaats is.
6. Nu de man en de vrouw voormalige echtelieden zijn zal het hof de proceskosten compenseren, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt. Gronden om tot een andersluidende beslissing te komen, zijn er niet.
Het voorgaande brengt mee dat beslist wordt als volgt.
Beslissing
Het hof:
bekrachtigt het vonnis van de voorzieningenrechter van de rechtbank ’s-Gravenhage van 30 mei 2008 tussen partijen gewezen;
compenseert de kosten van het geding in die zin dat de man en de vrouw ieder de eigen kosten dragen;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit arrest is gewezen door mrs. Van den Wildenberg, Mos-Verstraten en Husson en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 7 juli 2009 in aanwezigheid van de griffier.